ECLI:NL:RBZWB:2023:2495

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
C/02/404963 / FA RK 23-34
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Slot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vakantie en wijziging zorgregeling in een ouderschapsplan na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. Plaisier, verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen op vakantie naar Frankrijk te gaan van 15 juli 2023 tot en met 29 juli 2023. De man, vertegenwoordigd door mr. B.J. de Deugd, was het niet eens met dit verzoek en weigerde zijn toestemming, wat leidde tot de procedure. De rechtbank oordeelde dat de man geen valide argumenten had om zijn toestemming te weigeren en dat zijn frustratie over de omgang met de kinderen niet ten nadele van hen mocht worden ingezet. De rechtbank verleende de vrouw de gevraagde toestemming voor de vakantie.

Daarnaast verzocht de vrouw om wijziging van de zorgregeling zoals vastgelegd in het ouderschapsplan, omdat de omstandigheden waren veranderd. De rechtbank oordeelde dat de man geen bezwaar had tegen de wijziging en dat de belangen van de kinderen niet in de weg stonden aan de voorgestelde aanpassing. De rechtbank heeft de zorgregeling voor de zomervakantie gewijzigd, zodat de kinderen gelijkelijk verdeeld worden tussen beide ouders, afhankelijk van de jaren.

Het zelfstandig verzoek van de man om de vrouw te veroordelen tot medewerking aan herstel van contact met de kinderen werd afgewezen, omdat de rechtbank geen reden zag om aan te nemen dat de vrouw niet zou meewerken aan de hulpverlening die was aangevraagd. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen en de aard van de zaak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/404963 / FA RK 23-34
datum uitspraak: 21 maart 2023
beschikking over vervangende toestemming vakantie en wijziging zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N. Plaisier in Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. B.J. de Deugd in Nieuwerkerk aan den IJssel,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 1] , hierna:
[minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 2]
, hierna: [minderjarige 2] ;
-
[minderjarige 3] ,geboren op [geboortedag 3] 2011 te [geboorteplaats 2] , hierna: [minderjarige 3] ;
-
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2015 te [geboorteplaats 2]
, hierna: [minderjarige 4] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
-
het Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Eindhoven.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 5 januari 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 1 februari 2023 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- de op 1 februari 2023 ontvangen brief van [minderjarige 1] ;
- de op 1 februari 2023 ontvangen brief van [minderjarige 2] ;
- het op 6 februari 2023 door mr. Plaisier ingediende F9-formulier met bijlagen;
- het door mr. De Deugd op 15 februari 2023 ingediende F9-formulier met bijlage.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 3 maart 2023. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad. Tot slot heeft een vertegenwoordiger namens de GI deelgenomen aan de mondelinge behandeling via een Teams-verbinding.
1.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de mogelijkheid gekregen om te zeggen wat zij van het verzoek vinden. Zij hebben allebei een brief geschreven.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 26 februari 2019 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op [scheidingsdatum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Moerdijk.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] geboren.
2.3
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verblijven bij de vrouw.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
2.5
Partijen zijn een ouderschapsplan overeengekomen. Bij beschikking van het hof Den Haag van 26 februari 2020 is, voor zover voor deze procedure van belang, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgelegd zoals vermeld in het aan die beschikking gehechte afschrift van het ouderschapsplan.
2.6
Bij beschikking van 30 september 2022 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht gesteld van de GI tot 30 juni 2023.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. De vrouw vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in de periode van 15 juli 2023 tot en met 29 juli 2023 af te reizen naar Frankrijk en daar in die periode te verblijven;
B. De overeengekomen vakantieverdeling ten aanzien van de zomervakantie zoals opgenomen in het ouderschapsplan dat gehecht is aan de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2020 te wijzigen in die zin dat zodra het contact tussen de kinderen en de man weer volledig is hersteld en de overeengekomen zorgregeling weer is hervat, de zomervakantie gelijkelijk wordt verdeeld, inhoudende dat de kinderen de even jaren de eerste drie weken bij hun vader verblijven en de laatste drie weken bij hun moeder en in de oneven jaren de eerste drie weken bij hun moeder en de laatste drie weken bij hun vader; en
C. De man te veroordelen in de proceskosten.
3.2
De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw en verzoekt deze verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
De man verzoekt zelfstandig:
De vrouw te veroordelen medewerking te verlenen aan een herstel van het contact met de kinderen, op basis van een in goede justitie vast te stellen opbouwtraject, zoals de man nader zal voorstellen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Vervangende toestemming vakantie
4.1.1
De vrouw wil met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] reizen naar Frankrijk en daar verblijven in de periode van 15 juli 2023 tot en met 29 juli 2023. De man heeft hiervoor zijn toestemming niet willen geven, waardoor de vrouw op grond van artikel 1:253a BW de rechtbank verzoekt om vervangende toestemming te verlenen.
4.1.2
De rechtbank constateert dat de man geen inhoudelijke argumenten heeft gegeven voor het niet verlenen van zijn toestemming, althans geen argumenten die zien op de vakantie zelf. Hij heeft zelfs verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen de vakantie naar Frankrijk. De reden dat hij zijn toestemming niet heeft verleend lijkt gelegen te zijn in de ontwikkeling dat het contact tussen de kinderen en hem stil is komen te liggen en de rol die de vrouw daar naar zijn mening in heeft. De vrouw heeft naar zijn visie geen bereidheid getoond om haar rol hierin onder ogen te komen en de ontwikkeling te doen keren. Hij vindt dat de nadruk wordt gelegd op de vakantie, terwijl er gewerkt moet worden aan de problemen die er zijn. Doordat de vrouw nalatig is in haar doen en laten meent de man dat hij met een beroep op artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bevoegd is zijn verplichtingen op te schorten.
4.1.3
De man geeft met zijn beroep op artikel 6:52 BW naar het oordeel van de rechtbank blijk van een onjuiste interpretatie en toepassing van de wetgeving. De uitoefening van het ouderlijk gezag is een verantwoordelijkheid en verplichting van de ouder jegens zijn/haar kind(eren). Ook de verplichting van de ouder om op grond van artikel 1:247 derde lid BW de ontwikkeling van de banden met de andere ouder te bevorderen is een verplichting die een ouder heeft richting zijn/haar kind(eren). Deze verplichting kan niet gezien worden als een tussen de ouders bestaande contractuele verbintenis zoals bedoeld in artikel 6:52 BW. Het algemene verbintenissenrecht waar de man zich op baseert ziet immers op de rechtsverhouding tussen schuldenaar en schuldeiser, waarbij sprake is van een opeisbare vordering. Daarvan is hier geen sprake. Het door de man aangehaalde wetsartikel is in de onderhavige situatie zodoende niet van toepassing. Voor de beoordeling van het geschil dat voorligt dient gekeken te worden naar het personen- en familierecht, waarvoor specifieke rechtsregels zijn opgenomen in Boek 1 BW. De rechtbank volgt de man daarom niet in zijn verweer.
4.1.4
Op grond van artikel 1:253a BW dient de rechtbank een beslissing te nemen die zij in het belang van het kind acht. Met de Raad vindt de rechtbank het in het belang van de kinderen om op vakantie te kunnen gaan en zij ziet geen reden waarom hen de toestemming hiervoor dient te worden onthouden. De persoonlijke frustratie van de man over de situatie waarin de omgang tussen de kinderen en hemzelf stil is komen te staan, dient niet ten nadele van de kinderen te worden ingezet om iets waar zij plezier en ontspanning aan zullen ontlenen tegen te houden. Bovendien valt de periode waarbinnen de vrouw op vakantie wenst te gaan binnen de weken waarop de kinderen volgens het ouderschapsplan bij de vrouw zullen zijn. Gelet op het voorgaande en nu de man tegen de vakantie zelf geen bezwaar heeft geuit zal de rechtbank de door de vrouw verzochte toestemming verlenen op onderstaande wijze.
4.2
Zorgregeling tijdens zomervakantie
4.2.1
De vrouw verzoekt voorts de eerder in het ouderschapsplan vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens de zomervakantie te wijzigen. Op grond van artikel 1:253a BW en artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van een ouder een bestaande zorgregeling veranderen als de omstandigheden zijn veranderd of als de rechtbank die regeling heeft vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. De vrouw heeft gemotiveerd aangevoerd waarom er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De kinderen waren ten tijde van de vaststelling van de regeling jonger, zij waren gewend dat de vrouw thuis was en daarmee was het op dat moment in hun belang dat zij een kortere aaneengesloten periode bij de man zouden verblijven. De kinderen zijn nu echter ouder en de vrouw werkt zelf ook, waardoor drie aaneengesloten weken meer passend zijn bij de situatie. Op basis van hetgeen de vrouw hieromtrent naar voren heeft gebracht, hetgeen niet gemotiveerd is betwist, stelt de rechtbank vast dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden waardoor de vrouw kan worden ontvangen in het verzoek.
4.2.2
De rechtbank stelt voorts vast dat de man ook tegen dit verzoek van de vrouw geen bezwaar heeft, anders dan hetgeen reeds eerder onder 4.1 is besproken. Hij heeft zelfs verklaard dat hij ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan hetzelfde voorstel heeft gedaan betreffende de verdeling van de zomervakantie. Nu de belangen van de kinderen zich niet tegen een dergelijke verdeling lijken te verzetten zal de rechtbank het verzoek van de vrouw op dit punt toewijzen.
4.3
Zelfstandig tegenverzoek
4.3.1
De man heeft verzocht de vrouw te veroordelen medewerking te verlenen aan het herstel van de contacten tussen de kinderen en de man. Hij meent dat de vrouw hiertoe geen bereidheid laat zien en dat zij een rol heeft gehad in het stil komen te liggen van de omgang. Namens hem is bepleit dat mediation de enige manier is om de situatie te doen keren. De man is hiertoe bereid, maar tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er bij de vrouw geen bereidheid is hiervoor omdat dit een gepasseerd station is in haar visie. Omdat een traject van mediation een traject is dat vanuit het vrijwillig kader ingezet moet worden, is de bereidheid van beide partijen nodig voor het inzetten van een dergelijk traject. Nu hiervan niet is gebleken, is de inzet van een traject van mediation geen optie.
4.3.2
De rechtbank constateert dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] per 30 september 2022 onder toezicht zijn gesteld. Hoewel er helaas geen vaste jeugdbeschermer betrokken is, heeft de rechtbank wel begrepen dat de GI verschillende vormen van hulpverlening voor partijen en de kinderen heeft aangevraagd en dat dit ingezet zal worden door [hulpverlener] . Er heeft inmiddels een intake plaatsgevonden met in ieder geval de vrouw en naar verwachting zal de hulpverlening binnen vier maanden starten. De rechtbank begrijpt dat dit een lange wachtperiode betreft, maar [hulpverlener] is een organisatie waarbinnen alle hulpverlening onder één dak geboden en ingezet kan worden. Gelet op de complexe situatie en de gedeelde zorg dat er hulpverlening nodig is voor zowel partijen als de kinderen, lijkt de inzet van [hulpverlener] passend bij deze situatie. Er zal vanuit [hulpverlener] ook een vorm van ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding ingezet gaan worden, hetgeen blijkens de informatie die in deze procedure naar voren is gekomen, zeer gewenst en nodig is om te proberen de situatie in positieve zin te veranderen voor de kinderen. De huidige situatie waarbinnen zij klem zitten tussen de ouders en het contact met hun vader stil is komen te liggen is niet wenselijk en dient zo snel mogelijk te veranderen. Binnen een traject van omgangsbegeleiding zal er onderzocht moeten worden via welkopbouwtraject er gewerkt kan worden aan contactherstel tussen de man en de kinderen. Omdat niet is gebleken dat de vrouw niet meewerkt, zij zelf verklaart dat zij mee zal werken en de hulpverlening is aangevraagd en zal gaan starten, ziet de rechtbank geen reden om het zelfstandige verzoek van de man toe te wijzen. Dit verzoek zal daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.4.
Proceskostenveroordeling
4.4.1
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kinderen gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. De rechtbank ziet geen reden van dit uitgangspunt af te wijken. De vrouw heeft zich immers naast het verzoek tot vervangende toestemming voor de vakantie genoodzaakt gezien om ook voor de zorgregeling tijdens de vakanties de procedure te starten. Er is geen sprake geweest van nodeloos procederen gelet op wat er over en weer is aangevoerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de toestemming van de man – toestemming om met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in de periode van 15 juli 2023 tot en met 29 juli 2023 af te reizen naar Frankrijk en daar in die periode te verblijven;
5.2
wijzigt de beschikking van het hof Den Haag van 26 februari 2020 betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (uitsluitend) ten aanzien van de (school)zomervakantie in die zin dat zodra het contact tussen de hiervoor genoemde kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] en de man weer volledig is hersteld en de overeengekomen zorgregeling weer is hervat, de zomervakantie gelijkelijk wordt verdeeld, inhoudende dat de kinderen de even jaren de eerste drie weken bij hun vader verblijven en de laatste drie weken bij hun moeder en in de oneven jaren de eerste drie weken bij hun moeder en de laatste drie weken bij hun vader;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Slot, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023 in aanwezigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
KG
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.