ECLI:NL:RBZWB:2023:2533

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
10201727 CV EXPL 22-4209 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst bedrijfsruimte en betalingsafspraken huurachterstand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte aan de orde. De eiser, vertegenwoordigd door mr. V.H.L. Weling, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die werd bijgestaan door Facily LAW juristen. Tijdens de zitting op 28 maart 2023 hebben partijen overeenstemming bereikt over de huurachterstand, die tot en met maart 2023 € 29.228,64 bedraagt. De gedaagde heeft zich verplicht om dit bedrag in twee termijnen te betalen: € 20.000,- uiterlijk op 1 mei 2023 en € 9.228,64 uiterlijk op 1 augustus 2023. Tevens is afgesproken dat de gedaagde de lopende huur telkens bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand zal voldoen.

De kantonrechter heeft de gewijzigde vordering van de eiser, die de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming voorwaardelijk heeft verzocht, toegewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in gebreke kan blijven met de betaling van de huur, wat kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. In het vonnis is bepaald dat de gedaagde de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen, indien hij niet aan de betalingsverplichtingen voldoet. Het vonnis is uitgesproken op 12 april 2023 en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10201727 \ CV EXPL 22-4209
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. V.H.L. Weling,
tegen
[gedaagde],
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Facily LAW juristen, [naam] .

1.Het vervolg van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2023
- de op 15 maart 2023 toegezonden brief met aanvullende productie van de zijde van [gedaagde]
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 28 maart 2023 (hierna: de zitting)
- de door [eiser] ter zitting gehanteerde spreekaantekeningen.

2.De beoordeling

2.1
Na bespreking van de zaak verklaren partijen het eens te zijn geworden over het volgende:
a. a) de huurachterstand tot en met maart 2023 bedraagt € 29.228,64;
b) [gedaagde] zal dit bedrag in twee termijnen betalen aan [eiser] ;
c) de eerste termijn, ten bedrage van € 20.000,-, zal [gedaagde] uiterlijk 1 mei 2023 voldoen;
d) de tweede termijn, ten bedrage van € 9.228,64, zal [gedaagde] uiterlijk 1 augustus 2023 voldoen;
e) [gedaagde] zal de lopende huur telkens bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand voldoen;
f) als [gedaagde] de afspraken zoals weergegeven onder sub c) tot en met e) niet nakomt, zal de huurovereenkomst worden ontbonden en dient [gedaagde] het gehuurde te ontruimen;
g) beide partijen dragen de eigen kosten van deze procedure.
[eiser] heeft toegezegd zich te zullen inspannen om de kozijnen van het gehuurde zo spoedig mogelijk te laten vervangen.
2.2
[eiser] wijzigt zijn geldvordering tot hetgeen [gedaagde] krachtens deze afspraken verschuldigd is en verzoekt de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. [gedaagde] verzet zich niet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering en heeft aangegeven de vorderingen in reconventie in te trekken.
2.3
Gehoord de standpunten van partijen, overweegt de kantonrechter dat de vorderingen, zoals op de zitting gewijzigd, toewijsbaar zijn.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 29.228,64 aan achterstallige huurpenningen tot en met maart 2023;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de lopende huur vanaf april 2023, laatstelijk bedragende € 3.344,28 per maand, tot de datum van ontruiming, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de bedrijfsruimte met bedrijfsgebonden bovenwoning aan de [adres] en veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met alle personen en zaken die zich van de kant van [gedaagde] in en om het gehuurde bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen, indien en zodra aan tenminste één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- [gedaagde] is in gebreke met de voldoening van enige termijn van de hiervoor onder 2.1. c) en d) bedoelde aflossingsverplichting; en/of
- [gedaagde] is in gebreke met de voldoening van enige termijn van de maandelijkse huur als bedoeld onder 2.1. e);
3.4.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
compenseert de kosten van de procedure, in die zin dat beide partijen daarvan hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.