ECLI:NL:RBZWB:2023:2536

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
9830879 CV EXPL 22-1091 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van stukadoorswerkzaamheden met toewijzing van wettelijke handelsrente en proceskosten

In deze civiele zaak heeft eiser, een stukadoor, House of Lo B.V. aangeklaagd voor het niet betalen van een factuur van € 3.844,00 voor 240 vierkante meter stukadoorswerkzaamheden die hij in opdracht van House heeft uitgevoerd. Eiser heeft de werkzaamheden op 19 februari 2022 opgeleverd en een factuur gestuurd, maar House heeft nagelaten deze te betalen ondanks meerdere aanmaningen. House heeft wel erkend dat eiser werkzaamheden heeft verricht, maar betwist dat het volledige aantal vierkante meters is gestuct. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiser bewijs geleverd dat hij voorafgaand aan de werkzaamheden het aantal vierkante meters heeft opgemeten en dat House akkoord ging met deze hoeveelheid. House is niet verschenen ter zitting en heeft de stellingen van eiser niet weersproken. De kantonrechter oordeelt dat House de overeenkomst heeft aanvaard en dat eiser zijn verplichtingen is nagekomen. De vordering van eiser tot betaling van de hoofdsom wordt toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente. House wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn vastgesteld op € 880,41. De nakosten worden voorwaardelijk toegewezen. Het vonnis is uitgesproken op 12 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 9830879 \ CV EXPL 22-1091
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [naam 1],
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOUSE OF LO B.V.,
te Scherpenisse,
gedaagde partij,
hierna te noemen: House,
procederend bij haar indirect bestuurder de heer [naam 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de akte overlegging producties van [eiser];
- de mondelinge behandeling van 21 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van House tot betaling van € 4.382,05 (bestaande uit € 3.844,00 aan hoofdsom, € 509,40 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 28,65 aan wettelijke handelsrente tot en met 4 april 2022), vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 3.844,00 vanaf 5 april 2022 tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van House in de kosten van deze procedure en de nakosten.
2.2.
[eiser] stelt dat hij in februari 2022 in opdracht van House 240 vierkante meter aan stukadoorswerkzaamheden heeft verricht. Op 19 februari 2022 heeft hij House meegedeeld dat het werk klaar was om opgeleverd te worden. House heeft het werk aanvaard. Op 25 februari 2022 heeft [eiser] in verband met deze werkzaamheden een factuur gestuurd aan House ten bedrage van € 3.844,00. House heeft, ondanks meerdere aanmaningen door [eiser], nagelaten deze factuur te voldoen.
2.3.
House heeft bij monde van haar bestuurder verweer gevoerd tegen een deel van de vordering van [eiser]. House onderkent dat [eiser] in haar opdracht werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat zij voor die werkzaamheden dient te betalen. Er is echter slechts 210,58 vierkante meter gestukt (en dus niet 240 vierkante meter), hetgeen op 29 maart 2022 aan [eiser] kenbaar is gemaakt. Het factuurbedrag moet daarom dienovereenkomstig worden verminderd, aldus House.
2.4.
Ter mondelinge behandeling heeft [eiser] onder verwijzing naar het door hem als productie 5 overgelegde WhatsApp-bericht toegelicht dat hij het aantal vierkante meter voorafgaand aan de werkzaamheden heeft opgemeten en aan House heeft meegedeeld dat de te stuken oppervlakte 240 vierkante meter bedroeg. House heeft hierop gereageerd met een ‘thumbs-up’ emoji, zodat [eiser] daaruit heeft mogen afleiden dat House daarmee akkoord is gegaan. House is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet ter mondelinge behandeling verschenen en heeft deze stelling van [eiser] niet weersproken. In deze procedure moet daarom worden uitgegaan van de juistheid daarvan. Daarmee staat vast dat partijen een overeenkomst zijn aangegaan voor het stuken van 240 vierkante meter.
2.5.
De stelling dat [eiser] in werkelijkheid niet 240 maar slechts 210,58 vierkante meter heeft gestukt en daarmee in zoverre in zijn verplichting is tekortgeschoten, is door House niet onderbouwd. Bovendien heeft House nagelaten om daarover tijdig te klagen, zodat dit voor haar rekening en risico komt. House stelt immers zelf dat het werk medio maart 2022, na uitvoering van herstelwerkzaamheden, deugdelijk is opgeleverd. House had het werk dus toen al aanvaard, terwijl niet is gesteld noch is gebleken dat House [eiser] daarbij op de gestelde tekortkoming heeft gewezen en op dat punt destijds enig voorbehoud heeft gemaakt. Dit bekent dat, ook indien [eiser] in zoverre niet aan de overeenkomst zou hebben voldaan, hij met de oplevering medio maart 2022 van zijn aansprakelijkheid daarvoor is ontslagen en House zich niet meer op het door haar gestelde gebrek kan beroepen. House heeft zich naar eigen zeggen pas op 29 maart 2022, na sommatie door de gemachtigde van [eiser], voor het eerst op het standpunt gesteld dat het aantal vierkante meter niet correct zou zijn, terwijl zij reeds op 18 maart 2022, na de oplevering, via WhatsApp had toegezegd dat zij nog diezelfde dag de factuur van [eiser] zou voldoen. Dat House, zoals zij stelt, daarbij het voorbehoud heeft gemaakt dat zij alleen zou betalen als het aantal vierkante meters correct was, is niet gebleken.
2.6.
Gelet op het voorgaande ligt de vordering van [eiser] tot betaling van de hoofdsom van € 3.844,00 voor toewijzing gereed.
2.7.
[eiser] maakt aanspraak op een bedrag van € 509,40 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het Besluit. Omdat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en House dat op zichzelf niet heeft betwist, zal de vordering ook in zoverre worden toegewezen.
2.8.
[eiser] vordert tevens een bedrag van € 28,65 aan wettelijke handelsrente vanaf 1 maart 2022 tot en met 4 april 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 5 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Aangezien de verschuldigdheid van de hoofdsom de nakoming van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW betreft, hetgeen House niet heeft weersproken, is deze rente toewijsbaar, maar niet vanaf 1 maart 2022. Dat partijen een betalingstermijn van drie dagen na factuurdatum zijn overeengekomen, is door [eiser] tegenover de betwisting daarvan door House onvoldoende onderbouwd. Anderzijds heeft ook House haar stelling dat de betalingstermijn pas bij de (eind)oplevering op 18 maart 2022 is gaan lopen niet onderbouwd. Omdat ook niet is gesteld dan wel gebleken op welke dag House de factuur van 25 februari 2022 heeft ontvangen, betekent dit dat op grond van artikel 6:119a lid 2, aanhef en onder b BW moet worden uitgegaan van een termijn van 30 dagen na aanvang van de dag volgende op die waarop House de prestatie heeft ontvangen, welke laatste datum 19 februari 2022 is. De wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 3.844,00 zal dus worden toegewezen met ingang van 22 maart 2022.
2.9.
House is de partij die overwegend ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 880,41, bestaande uit € 108,41 aan explootkosten, € 244,00 aan griffierecht en € 528,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 264,00).
2.10.
De nakosten zoals gevorderd door [eiser]. zullen voorwaardelijk worden toegewezen, zoals hierna in het dictum vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt House om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.353,40, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 3.844,00 met ingang van 22 maart 2022, tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt House in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 880,41;
veroordeelt House, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan voormelde veroordelingen heeft voldaan, in de kosten die ontstaan na dit vonnis, begroot op:
• € 132,00 € 132,00 aan salaris gemachtigde; en
• € 132,00 de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.