ECLI:NL:RBZWB:2023:2561
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende Ziektewet
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C. van der Ent, had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, waarin een maatregel werd opgelegd die de toeslag op grond van de Ziektewet met 20% verminderde gedurende drie maanden. Dit besluit werd op 24 februari 2022 genomen en het bezwaar van de verzoeker werd ongegrond verklaard in een besluit van 21 april 2022. Later, op 9 november 2022, trok de verweerder het bestreden besluit in en besloot af te zien van het opleggen van de maatregel. Hierop trok de verzoeker zijn beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling tot vergoeding van proceskosten, mits rekening gehouden wordt met het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is de verweerder verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.