ECLI:NL:RBZWB:2023:2567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3993
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een last onder dwangsom wegens het zonder vergunning plaatsen van een schuur op een achtererf

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2023, wordt het beroep van eisers tegen een last onder dwangsom beoordeeld. De eisers, vertegenwoordigd door mr. J.G. Hopstaken, hebben bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat hen een last onder dwangsom heeft opgelegd wegens het zonder vergunning plaatsen van een schuur op hun achtererf. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op goede gronden heeft besloten om de last onder dwangsom in stand te houden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de bouw van de schuur onderzocht, waarbij is vastgesteld dat de schuur niet voldoet aan de voorwaarden voor vergunningsvrij bouwen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schuur niet past binnen de bepalingen van het bestemmingsplan, waardoor een vergunning vereist is voor de activiteit 'afwijken van het bestemmingsplan'. De rechtbank heeft ook de hoogte van de opgelegde dwangsom beoordeeld en deze als proportioneel beschouwd. Daarnaast is de begunstigingstermijn van 6 weken, zoals door het college vastgesteld, als redelijk beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en de last onder dwangsom in stand gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers

(gemachtigde: mr. J.G. Hopstaken),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg

(gemachtigden: mr. A. Azarkan en mr. J.A. Mohuddy).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de last onder dwangsom die het college aan hen heeft opgelegd wegens het zonder vergunning plaatsen van een schuur op het achtererf van de woning aan de [adres] 18 in [plaatsnaam] .
1.1.
Met het bestreden besluit van 6 juli 2022 op het bezwaar van eisers heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de last onder dwangsom in stand gelaten.
1.2
De vermeende overtreding is aan het licht gekomen doordat een toezichthouder naar aanleiding van een melding een controle heeft uitgevoerd en daarbij heeft geconstateerd dat een schuur wordt gebouwd met een lessenaarsdak, waarbij de hoge zijde 4,15 meter hoog wordt. Het college heeft geconstateerd dat de schuur niet vergunningsvrij geplaatst kan worden en heeft daarom de last onder dwangsom opgelegd.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden heeft besloten eisers een last onder dwangsom op te leggen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Kan de schuur vergunningsvrij gebouwd worden in afwijking van het bestemmingsplan?
5. Voor een schuur bij een woning hoeft geen vergunning aangevraagd te worden, indien de dakvoet niet hoger is dan 3 meter en de daknok, gevormd door 2 of meer schuine dakvlakken, niet hoger is dan 5 meter. [1] Vergunning hoeft dan ook niet aangevraagd te worden voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Omdat hier sprake is van maar één schuin dakvlak, voldoet de schuur met een lessenaarsdak niet aan de voorwaarden voor volledig vergunningsvrij bouwen. Er moet dus getoetst worden aan het bestemmingsplan.
Past de schuur in het bestemmingsplan en is hij daarmee vergunningsvrij?
4. Eisers stellen dat de schuur in het bestemmingsplan past en daarom vergunningsvrij gebouwd mag worden. Volgens het bestemmingsplan is de maximale goothoogte 3 meter en de maximale bouwhoogte 4,5 meter. De schuur heeft een lessenaarsdak en is aan de hoge zijde 4,15 meter hoog. Dit moet niet gezien worden als goothoogte. Omdat het begrip ‘goot’ niet is gedefinieerd moet bij het normale taalgebruik aangesloten worden. Aan de hoge kant van een lessenaarsdak hangt normaliter geen goot. Dat betekent dat de schuur alleen aan de lage kant een goot heeft en daarmee maar één goothoogte heeft, die de maximale goothoogte niet overschrijdt.
6.1
De schuur kan vergunningsvrij gebouwd worden indien de schuur een bijbehorend bouwwerk is in het achtererfgebied, niet hoger is dan 5 meter, op meer dan 1 meter vanaf openbaar toegankelijk gebied ligt en er geen sprake is van verblijfsgebied op de tweede bouwlaag, een dakterras of een balkon. [2] Daar wordt aan voldaan. Als blijkt dat de schuur aan deze eisen voldoet, maar niet in het bestemmingsplan past, is een vergunning nodig voor het afwijken van het bestemmingsplan.
Partijen zijn het erover eens dat de oppervlakte en maximale bouwhoogte in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. In geschil is uitsluitend of de snijlijn van de hoge zijde van 4,15 meter en het dak als goothoogte moet worden aangemerkt. Als dat zo is, wordt de maximaal toelaatbare goothoogte overschreden. Als dat niet zo is, past de schuur in het bestemmingsplan en is deze volledig vergunningsvrij.
6.2
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ van toepassing. De gronden hebben daarin de enkelbestemming ‘wonen 1’. De goothoogte van bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 meter bedragen. [3] De goothoogte is gedefinieerd als de ‘hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume’. [4]
Ook aan de hoge kant van de schuur bevindt zich een snijlijn van een verticaal en een hellend vlak. De definitie van goothoogte vereist niet dat hier daadwerkelijk een goot aanwezig is. De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat ook de snijlijn tussen het verticaal en het hellend dakvlak aan de hoge zijde van de schuur als goothoogte aangemerkt moet worden. Dat betekent dat de schuur niet past in de bepalingen van het bestemmingsplan en dat voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ een vergunning is vereist. Omdat die vergunning niet is verleend, maar al wel begonnen is met de bouw, is er sprake van een overtreding.
Is het college bevoegd handhavend op te treden tegen de schuur?
7. Onder rechtsoverweging 6.2 is vastgesteld dat er sprake is van een overtreding omdat de schuur niet vergunningsvrij geplaatst mag worden. Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet is het college bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien de last strekt tot handhaving van regels die het gemeentebestuur uitvoert. Op grond van artikel 2.1 van de Wabo voert het college de regels omtrent het bouwen en het bestemmingsplan uit. Op grond van artikel 5:32 en 5:4 van de Awb is het college ook bevoegd een last onder dwangsom op te leggen.
Is de dwangsom te hoog?
8. Eisers stellen dat de dwangsom buitenproportioneel hoog is.
8.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eisers hebben niet onderbouwd waarom zij de dwangsom te hoog vinden. De dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de overtreding, de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom. De hoogte van € 5.000,- per overtreding, waarbij ten hoogste eens per week wordt gecontroleerd, en een maximum van € 20.000,- komt de rechtbank voor als een proportioneel bedrag om een effectieve prikkel te zijn om de schuur af te breken of aan te passen. De dwangsom is niet buitenproportioneel hoog.
Is de begunstigingstermijn te kort?
9. Eisers stellen dat de begunstigingstermijn te kort is om een aannemer te vinden om de (sloop)werkzaamheden te verrichten. Zij verzoeken de rechtbank, indien sprake is van een overtreding, te bepalen dat zij een begunstigingstermijn van 3 maanden krijgen om de overtreding ongedaan te maken.
9.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de termijn van 6 weken te kort is om een aannemer te kunnen vinden om de werkzaamheden te verrichten. Met het zoeken van een aannemer hoeft ook niet gewacht te worden totdat een beslissing op bezwaar is ontvangen. De rechtbank vindt daarom een termijn van 6 weken, zoals het college heeft gegund, redelijk.
9.2
Ter zitting is gebleken dat er onduidelijkheid is over de begunstigingstermijn. Uit het dossier blijkt een begunstigingstermijn van 6 weken na de beslissing op bezwaar. Volgens eisers is hen namens het college medegedeeld dat een begunstigingstermijn van 6 weken na de uitspraak zal worden verleend. Gemachtigden van het college kunnen dit niet bevestigen of ontkennen. Daarmee is onduidelijk welke begunstigingstermijn geldt. Dat is een onwenselijke situatie. De rechtbank zal daarom ambtshalve een begunstigingstermijn van 6 weken vanaf de dag na de uitspraak opnemen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Het college heeft terecht geoordeeld dat de schuur niet in het bestemmingsplan past en dat er daarom een vergunning nodig is. Nu die vergunning niet is verleend, mocht het college handhavend optreden door een last onder dwangsom op te leggen. Deze last onder dwangsom blijft in stand.
10.1
Om de onduidelijkheid over de nu geldende begunstigingstermijn te voorkomen, zal de rechtbank ambtshalve een begunstigingstermijn opnemen van 6 weken na de datum van de uitspraak.
10.2
Nu het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt de begunstigingstermijn waarbinnen geen dwangsommen worden verbeurd op 6 weken vanaf de dag na de uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 12 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
Artikel 2
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op: [. . .]
3. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
[. . .]
b. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
1°.indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule:
maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
2°.functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg, [. . .]
Artikel 3
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
1. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m,
b. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,
c. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag, en
d. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte; [. . .]
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]
Artikel 1 Begripsbepalingen[. . .]
54 goothoogte
Hoogte waarop zich de snijlijn bevindt van een verticaal en een hellend vlak, waarbij die vlakken de begrenzing zijn van het toegestane bouwvolume. [. . .]
Artikel 2 Wijze van meten[. . .]
2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. [ . .]
Artikel 15 Wonen-1[. . .]
15.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
[. . .]
d. ten aanzien van de hoogte:
3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 meter waarbij de afschuiningshoek maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven. Deze afschuining geldt niet in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht.
[. . .]

Voetnoten

1.Zie artikel 2, sub 3 onder b van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
2.Zie artikel 3, sub 1 van Bijlage II van het Bor.
3.Artikel 15.2.3, sub d onder 3 van de bestemmingsplanbepalingen.
4.Artikel 1 onder 54 van de bestemmingsplanbepalingen.