In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2023, wordt het beroep van eisers tegen een last onder dwangsom beoordeeld. De eisers, vertegenwoordigd door mr. J.G. Hopstaken, hebben bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat hen een last onder dwangsom heeft opgelegd wegens het zonder vergunning plaatsen van een schuur op hun achtererf. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op goede gronden heeft besloten om de last onder dwangsom in stand te houden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de bouw van de schuur onderzocht, waarbij is vastgesteld dat de schuur niet voldoet aan de voorwaarden voor vergunningsvrij bouwen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schuur niet past binnen de bepalingen van het bestemmingsplan, waardoor een vergunning vereist is voor de activiteit 'afwijken van het bestemmingsplan'. De rechtbank heeft ook de hoogte van de opgelegde dwangsom beoordeeld en deze als proportioneel beschouwd. Daarnaast is de begunstigingstermijn van 6 weken, zoals door het college vastgesteld, als redelijk beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en de last onder dwangsom in stand gelaten.