ECLI:NL:RBZWB:2023:2569

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_910
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van onrechtmatig besluit door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak hebben verzoekers het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert verzocht om schadevergoeding op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft op 11 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de verzoekers hun schadevergoeding vroegen naar aanleiding van een last onder dwangsom die hen was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 8 juni 2020 een last onder dwangsom heeft opgelegd, maar dat deze last uiteindelijk is ingetrokken op 16 december 2020, omdat er geen overtreding meer was. De verzoekers hebben gesteld dat het college misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid door de last onder dwangsom op te leggen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kosten van juridische bijstand die verzoekers hebben gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze niet het gevolg zijn van een onrechtmatig besluit. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen schade is veroorzaakt door een onrechtmatig besluit. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , uit [plaatsnaam] , verzoekers

(gemachtigde: mr. G.P. Smit),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van hun schade op grond van art. 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college. Na de behandeling ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en aangekondigd uiterlijk over zes weken uitspraak te zullen doen. Omdat de rechtbank die termijn niet heeft gehaald, is de termijn verlengd met nog eens maximaal zes weken.
1.2
Verzoekers hebben daarnaast beroep ingesteld wegens het – gesteld – niet tijdig beslissen op hun bezwaar van 29 juni 2020. Daarover oordeelt de rechtbank in een aparte uitspraak.

Feiten en omstandigheden

2. Op 8 juni 2020, verzonden op 16 juni 2020, legt het college eisers een last onder dwangsom op.
2.1
Op 15 juli 2020 vragen eisers een verlenging van de begunstigingstermijn aan voor het beëindigen van de garagewerkzaamheden. Het college kent dit verzoek toe en verlengt de begunstigingstermijn tot 15 oktober 2020.
2.2
Op 17 november 2020 spreekt het college het voornemen uit om dwangsommen in te vorderen wegens bewoning in de schuur. Op 1 december 2020 dient gemachtigde een zienswijze in tegen dit voornemen.
2.3
Op 22 oktober 2020 stellen toezichthouders vast dat er geen overtreding meer is met betrekking tot de garagewerkzaamheden. Met betrekking tot de mantelzorgwoning stelt de gemeente in een brief van 16 december 2020 vast dat er geen sprake meer is van een overtreding, omdat deze vergunningvrij kon worden gerealiseerd in de bestaande schuur. In deze brief trekt het college de last onder dwangsom in en besluit hij af te zien van de invordering van dwangsommen.
2.4
Op 24 december 2020 verzoeken eisers om vergoeding van de integrale juridische kosten. Dit verzoek wordt per mail van 5 januari 2021 afgewezen.
2.5
Op 10 oktober 2022 stellen eisers het college in gebreke. Op 24 oktober 2022 wijst het college het verzoek om schadevergoeding schriftelijk af.

Wettelijk kader

3. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Overwegingen

4. Eisers hebben een verzoek ingediend op basis van artikel 8:88 van de Awb. Voorafgaand hiervan hebben zij, zoals artikel 8:90 tweede lid vereist, het college verzocht om de schade te vergoeden. Het college heeft dit verzoek afgewezen.
4.1
Voor zover eiser om teruggave van de betaalde leges verzoekt, is de heffingsambtenaar al aan dat verzoek tegemoet gekomen. Zoals is vermeld in een uitspraak van de belastingrechter in een beroepszaak van eisers, heeft de heffingsambtenaar al ambthalve besloten tot teruggave van de betaalde leges. [1]
Moet het college de schade van het onrechtmatige besluit vergoeden?
5. Eiser verzoekt om het college op grond van art. 8:88 van de Awb te veroordelen tot het schadeloos stellen van eisers wegens een onrechtmatige besluit. Het college wist immers, en bleef daar desondanks aan vasthouden, dat het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom onrechtmatig was. Eisers wijzen erop dat het college hierdoor misbruik maakte van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom. Ook is het besluit aan de verkeerde persoon gericht: eisers zelf waren geen overtreder. Dit blijkt uit het feit dat het college de dwangsom uiteindelijk heeft ingetrokken.
5.1
Het college heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Het college ziet alleen aanleiding tot vergoeding van kosten van juridische bijstand als die in bezwaar zijn gemaakt en als aan de voorwaarden van art. 7:15 Awb is voldaan.. Er is echter geen sprake van een bezwaarprocedure, zodat dat hier niet aan de orde is.
5.2
Ter zitting hebben eisers aangegeven dat de schade die zij vergoed willen zien bestaat uit de kosten van de juridische ondersteuning bij het indienen van een zienswijze naar aanleiding van het voornemen om tot invordering over te gaan. Deze kosten worden niet vergoed op basis van artikel 7:15 Awb en blijven in beginsel voor eigen rekening van eisers. Zij stellen echter dat het voornemen onrechtmatig was, omdat het onderliggende dwangsombesluit onrechtmatig is. Ze hebben bezwaar gemaakt tegen dit dwangsombesluit. In de uitspraak van vandaag inzake het beroep wegens het niet tijdig beslissen op dit bezwaar heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake is van een bezwaarschrift waarop het college nog moest beslissen. [2] Het moet er dus in beginsel voor worden gehouden dat het dwangsombesluit van 8 juni 2020 rechtmatig is.
Het college trekt op 16 december 2020 de last onder dwangsom in, omdat er niet langer sprake is van een overtreding. De onrechtmatigheid van het besluit wordt met die intrekking niet erkend, zodat uit de intrekking van de last onder dwangsom niet de conclusie volgt dat dit een onrechtmatig besluit was.
Op het moment dat het college het voornemen om verbeurde dwangsommen in te vorderen aan eisers bekend maakte, was de bewoning van de mantelzorgwoning nog niet gelegaliseerd; zoals is vermeld in het voornemen was door eisers nog onvoldoende aangetoond dat de mantelzorgwoning voldoet of kan voldoen aan het Bouwbesluit.
Het voornemen tot invordering is daarom op zichzelf niet onrechtmatig. Ook het aan de invorderingsbeslissing ten grondslag liggende dwangsombesluit, dat niet meer was betwist, was niet evident onrechtmatig, zodat er geen aanleiding is om af te wijken van het beginsel dat van de rechtmatigheid van het onherroepelijke dwangsombesluit van 8 juni 2020 uitgegaan moet worden.
5.3
De rechtbank stelt op grond van hetgeen onder 5.2 is overwogen vast dat de kosten die samenhangen met het indienen van een zienswijze als gevolg van het voornemen van het college om dwangsommen in te vorderen, niet het gevolg zijn van een onrechtmatig besluit of de voorbereiding daarvan.
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de Awb mag de bestuursrechter op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een
onrechtmatig besluitof een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit. Er is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 8:88, eerste lid, onder a of b, van de Awb.
De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

Conclusie en gevolgen

6. Omdat er geen sprake is van schade die is veroorzaakt door een onrechtmatig besluit, zal het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.
6.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 11 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:88
1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het besluit van beroep bij de bestuursrechter is uitgezonderd.
Artikel 8:90
1. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de bestuursrechter die bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het besluit.
2. Ten minste acht weken voor het indienen van het in het eerste lid bedoelde verzoekschrift vraagt de belanghebbende het betrokken bestuursorgaan schriftelijk om vergoeding van de schade, tenzij dit redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:216
2.Zaaknummer: BRE 22/5667