In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving betreffende het aantal parkeerplaatsen bij een gebouw in Breda beoordeeld. Eiser had eerder een verzoek ingediend om handhaving tegen het afsluiten van parkeerplaatsen, maar het college van burgemeester en wethouders van Breda heeft dit verzoek afgewezen met een besluit van 23 juni 2021. Het bestreden besluit van 19 mei 2022 bevestigde deze afwijzing. De rechtbank heeft op 8 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het college terecht het handhavingsverzoek heeft afgewezen. Eiser stelt dat er niet voldaan wordt aan de parkeernormen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een overtreding. De rechtbank wijst erop dat de parkeernormen zijn vastgesteld in de Bouwverordening en dat de vergunning is verleend op basis van de bij de aanvraag aangeleverde gegevens. Eiser kan niet meer toetsen of het college bij vergunningverlening van verkeerde parkeernormen is uitgegaan, omdat de vergunning onherroepelijk is geworden. De rechtbank concludeert dat het college niet handhavend hoefde op te treden en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid voor vergunninghouders en dat de voorwaarden van de verleende vergunning moeten worden gerespecteerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.