Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K.M. Keijsers, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 15 februari 2022, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor het aanpassen van de bestaande inrit tussen twee woningen. De eiser betoogde dat de vergunning in strijd was met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Moerdijk, omdat de nieuwe uitweg ten koste zou gaan van openbaar groen en er al een bestaande uitweg was.
Tijdens de zitting op 2 maart 2023 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat de vergunning inderdaad in strijd was met artikel 2.12, tweede lid, sub d, van de APV, omdat de nieuwe uitweg een tweede uitweg voor de derde partij creëerde, die al een bestaande uitweg had. De rechtbank concludeerde dat het college ten onrechte geen weigeringsgrond had gezien en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor de gevraagde omgevingsvergunning werd geweigerd.
De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiser, die in totaal € 2.868,00 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.