ECLI:NL:RBZWB:2023:2592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1762
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor aanpassing inrit en gevolgen voor openbaar groen

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K.M. Keijsers, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 15 februari 2022, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor het aanpassen van de bestaande inrit tussen twee woningen. De eiser betoogde dat de vergunning in strijd was met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Moerdijk, omdat de nieuwe uitweg ten koste zou gaan van openbaar groen en er al een bestaande uitweg was.

Tijdens de zitting op 2 maart 2023 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat de vergunning inderdaad in strijd was met artikel 2.12, tweede lid, sub d, van de APV, omdat de nieuwe uitweg een tweede uitweg voor de derde partij creëerde, die al een bestaande uitweg had. De rechtbank concludeerde dat het college ten onrechte geen weigeringsgrond had gezien en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waardoor de gevraagde omgevingsvergunning werd geweigerd.

De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiser, die in totaal € 2.868,00 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1762 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. K.M. Keijsers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk,verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [plaatsnaam] (vergunninghouder)
gemachtigde: mr. L.N.C.A. Bukkems.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 15 februari 2022 (bestreden besluit) inzake de omgevingsvergunning voor het aanpassen van de bestaande inrit tussen de woningen [straatnaam] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaatsnaam] .
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 2 maart 2023. Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde, [naam gemachtigde] namens het college en vergunninghouder en zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Derde partij woont op het adres [straatnaam] [huisnummer 2] te [plaatsnaam] . Hij heeft op 31 mei 2021 verzocht om een omgevingsvergunning voor het aanpassen van de uitrit [straatnaam] [huisnummer 2] door op de openbare toegang een driehoek van 2,5 x 1,25 meter te betegelen zodat er toegang ontstaat om met een motorvoertuig de inrit te betreden.
Bij het primaire besluit van 2 augustus 2021 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor het aanpassen van een inrit aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te [plaatsnaam] , bestaande uit het maken van een uitweg.
Eiser woont op het adres [straatnaam] [huisnummer 1] en heeft – tezamen met zijn echtgenote – bezwaar gemaakt tegen deze vergunning.
Bij het bestreden besluit heeft het college, onder verbetering van de motivering, de bezwaren ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning in stand gelaten.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het een tweede uitweg van het perceel [straatnaam] [huisnummer 2] betreft omdat derde partij aan de andere zijde van de woning al een uitweg heeft. De nu vergunde uitweg gaat ten koste van het openbaar groen als bedoeld in artikel 2.12, tweede lid, sub d, van de APV Moerdijk omdat een driehoek van het plantsoen bestraat moet worden voor de aansluiting van het perceel [straatnaam] [huisnummer 2] op zijn uitweg naar [straatnaam] . Daarmee is volgens eiser sprake van een weigeringsgrond. Subsidiair heeft eiser betoogd dat het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast, hetgeen een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.12, tweede lid, sub c, van de APV oplevert.
3. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, van de APV is het verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
Artikel 2.12, tweede lid, van de APV bepaalt dat de vergunning slechts wordt geweigerd:
a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
b. als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
4. De rechtbank stelt voorop dat gesteld noch gebleken is dat artikel 2.12, tweede lid, sub a en sub b, van de APV in deze casus een rol spelen. De verkeersveiligheid is niet in het geding en er verdwijnt ook geen openbare parkeerplaats. Eiser heeft als zijn belang naar voren gebracht dat hij de uitweg vóór zijn garage al 25 jaar gebruikt als parkeerplaats, maar de uitweg is niet aangewezen of bestemd als openbare parkeerplaats.
4.1
Voorts overweegt de rechtbank dat evenmin in geding is dat [straatnaam] [huisnummer 2] al een uitweg heeft aan de andere zijde van de (vrijstaande) woning, tegen de grens met het perceel [straatnaam] [huisnummer 3] . Door derde partij is weliswaar verzocht om een omgevingsvergunning voor het aanpassen van de uitrit [straatnaam] [huisnummer 2] , maar dit betreft de (reeds bestaande) uitrit die is gelegen vóór de garage van [straatnaam] [huisnummer 1] . Door de vergunde aanpassing kan derde partij met een motorvoertuig vanaf het perceel [straatnaam] [huisnummer 2] via de bestrating van een stukje plantsoen uitwegen naar de openbare weg via de bestaande uitweg vóór de garage van [straatnaam] [huisnummer 1] .
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft derde partij daarmee de beschikking gekregen over een tweede uitweg van zijn perceel. Aangezien de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een stukje openbaar plantsoen, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat artikel 2.12, tweede lid, sub d, van de APV, aan verlening van de gevraagde omgevingsvergunning in de weg staat. Het college heeft dit niet onderkend en heeft ten onrechte hier geen weigeringsgrond in gezien. Het beroep van eiser zal daarom gegrond verklaard worden en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
4.3
Gegeven deze weigeringsgrond kan en zal de rechtbank de resterende weigeringsgrond – of door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast – onbesproken laten.
5. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, in die zin dat ook het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard zal worden, dat dit primaire besluit herroepen zal worden en dat de gevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd zal worden.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Voorts zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.868,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,00, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar gegrond en herroept het primaire besluit;
  • weigert de gevraagde omgevingsvergunning voor het maken van een uitweg;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.868,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 13 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier S. Hindriks, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.