ECLI:NL:RBZWB:2023:2681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/02/384109 / FA RK 21-1589
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Combee
  • mr. Skrotzki
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van beide ouders en benoeming van een voogd voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het gezag van beide ouders over een minderjarige, geboren in 2011. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder en de vader te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De moeder heeft een instabiele situatie en is niet in staat om de bezoekmomenten met de minderjarige onbelast te laten plaatsvinden. De vader is sinds 2016 niet bereikbaar en heeft geen contact meer met de minderjarige, wat zijn ontwikkeling ernstig bedreigt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag van beide ouders te beëindigen en de GI te benoemen tot voogd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/384109 / FA RK 21-1589
Datum uitspraak: 19 april 2023
Beschikking beëindiging van gezag
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
gevestigd te Breda,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
[de gezinshuismoeder],
hierna te noemen: de gezinshuismoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het nadere procesverloop

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van
26 oktober 2021;
- de brief van de Raad van 18 november 2021 met het verzoek om uitstel van een nadere rapportage;
- de nadere rapportage van de Raad van 9 december 2021 met het verzoek om aanhouding van de zaak;
- de reactie van de GI van 11 januari 2022 op de nadere rapportage van de Raad alsmede het verzoek om aanhouding;
- nadere informatie van de GI van 7 juli 2022;
- de e-mail van de Raad van 27 september 2022 met het verzoek om uitstel;
- het aanvullende rapport van de Raad van 23 november 2022 met een aangepast verzoek;
- de beschikking van de kinderrechter van 22 december 2022 strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] .
1.2
Op 4 april 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- de gezinshuismoeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3
Hoewel correct opgeroepen zijn de moeder en de vader niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1
Aan de orde is het, gewijzigde, verzoek van de Raad om:
Primair
het gezag van [de moeder] en [de vader] te beëindigen, en de GI tot voogd over [minderjarige] te benoemen;
Subsidiair
voor recht te verklaren dat [de vader] is geschorst uit het gezag (omdat hij opnieuw onbereikbaar is), en de GI tot voogd over [minderjarige] te benoemen,
met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van voornoemde verzoeken.

3.De standpunten

3.1
De Raad heeft aanvullend onderzoek verricht en heeft hierover op
21 november 2022 gerapporteerd. De Raad heeft zich tot het uiterste ingespannen om de vader te bereiken. Desondanks is het niet gelukt om de vader te spreken.
De Raad handhaaft het eerder gedane verzoek aan de rechtbank om het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] , omdat hij veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, de bezoekmomenten tussen [minderjarige] en de moeder deels belastend verlopen en omdat het zijn ouders niet lukt om een stabiele en voorspelbare rol in zijn leven te spelen. Het lukt de moeder niet om afspraken consequent na te komen. Zij is regelmatig niet aanwezig bij afspraken en houdt zich niet aan voorwaarden. [minderjarige] weet daarom niet goed waar hij aan toe is in het contact met zijn moeder. Dit roept onduidelijkheid en onrust op terwijl hij juist gezien zijn verleden gebaat is bij duidelijkheid en voorspelbaarheid. Daarnaast lukt het de moeder in de bezoekregeling onvoldoende om haar ouderrol adequaat in te vullen. Zij geeft [minderjarige] veel ruimte en weinig grenzen en zij deelt informatie met hem die belastend kan zijn voor kinderen. De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen, doordat zij onvoldoende overziet wat [minderjarige] nodig heeft. [minderjarige] woont momenteel drie jaar in het gezinshuis en de Raad ziet geen mogelijkheden om terug naar de moeder toe te werken dan wel toe te werken naar een plaatsing in het vrijwillig kader. De moeder doet wisselende uitspraken over de bezoekregeling. Het ene moment zegt zij niet te begrijpen waarom zij [minderjarige] niet vaker mag zien en dat zij zelf voor [minderjarige] wil zorgen, het andere moment kan de moeder uitspreken dat zij [minderjarige] niet kan bieden wat hij nodig heeft en dat haar situatie instabiel is. Volgens de GI mengt de moeder zich niet in gezagsbeslissingen, toont zij weinig inzicht in wat er van haar verwacht wordt als gezaghebbende ouder en stelt zij geen kritische vragen voordat zij haar toestemming geeft. Hierdoor betwijfelt de Raad of de moeder deze beslissingen zelf kan nemen in het belang van [minderjarige] . Het langdurig voortzetten van de ondertoezichtstelling is niet passend omdat de plaatsing binnen het gezinshuis dan elk jaar ter discussie zal staan met de verlenging van de uithuisplaatsing. De onrust en onduidelijkheid die dit met zich meebrengt acht de Raad niet in het belang van [minderjarige] . De aanvaardbare termijn waarin [minderjarige] onzekerheid kan verdragen over zijn toekomstperspectief is ruimschoots verstreken.
De Raad verzoekt ook het gezag van de vader te beëindigen. De vader kan geen stabiele en voorspelbare rol in het leven van [minderjarige] spelen. Sinds 2016 heeft [minderjarige] geen contact meer met zijn vader. Doordat het de vader niet lukt om betrokken te zijn en blijven bij hulpverlening en blijvend interesse te tonen in [minderjarige] , is er nu geen ruimte bij [minderjarige] voor contact. Deze contactbreuk bedreigt de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Ten slotte is het kwalijk dat de vader zijn gezag niet uitoefent, waardoor er voor zaken zoals vakanties en legitimatiebewijzen vervangende toestemming gevraagd moet worden. De vader is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen, doordat het hem niet lukt om betrokken te zijn en blijven bij de hulpverlening of [minderjarige] . In januari 2022 vond er nog een prettig gesprek plaats tussen de vader en de GI. De vader heeft desgevraagd een filmpje voor [minderjarige] gemaakt, waar [minderjarige] niet goed op heeft gereageerd. Hierop heeft de GI geconcludeerd dat er bij [minderjarige] (nog) geen ruimte is voor contact met zijn vader. Sindsdien, juli 2022, is de vader volledig onbereikbaar geworden en oefent hij zijn gezag niet uit. De Raad meent dat er voldoende aanleiding is om primair te verzoeken het gezag van de vader te beëindigen. Er zijn voldoende aanwijzingen om te concluderen dat de vader in Nederland verblijft. Daarnaast staat voor de Raad vast dat de vader op de hoogte is van het raadsonderzoek en dat er van hem wordt verwacht dat hij in contact blijft met de GI. De Raad heeft zich ruim ingespannen om de vader te horen in het onderzoek en middels aangetekende post/track & trace is duidelijk dat de vader de brieven van de Raad heeft ontvangen. Subsidiair verzoekt de Raad een schorsing van het gezag van de vader.
Hoewel zowel de moeder als [minderjarige] aan hebben gegeven dat zij willen dat het gezinshuis de voogdij krijgt, meent de Raad dat het in het belang van [minderjarige] is dat de GI de voogdij over [minderjarige] krijgt. Er bestaat nu een goede werkrelatie tussen de moeder en het gezinshuis. Deze relatie zou onder spanning komen te staan wanneer het gezinshuis de voogdij krijgt en beslissingen moet nemen waar de moeder het niet mee eens is.
3.2
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat er duidelijkheid komt. [minderjarige] heeft eens per maand gedurende vier uur onbegeleid contact met zijn moeder. Daarnaast heeft hij om de vier weken contact met zijn familie moederszijde in Bergen op Zoom. De moeder kan hierbij aansluiten en doet dit soms ook. Via zijn familie heeft [minderjarige] ook contact met zijn [zus van minderjarige] die in het buitenland woont. De moeder heeft geen contact meer met [zus van minderjarige] , maar zij staat dit contact wel toe. De moeder neemt genoegen met de contactregeling zoals die nu bestaat. Zij is niet meer aanwezig bij evaluatiebesprekingen van de therapie. Zij wordt van alles op de hoogte gehouden door de gezinshuismoeder en kan zich voor vragen tot de GI richten. De moeder laat hierbij weinig initiatief zien. De GI heeft geen contact meer met de vader. Wel is bij het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige] duidelijk geworden dat de vader in Polen het gezag had over [minderjarige] .
3.3
De gezinshuismoeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het wisselend gaat met [minderjarige] . Sinds het onderzoek van de Raad is er onrust ontstaan bij hem. Deze onrust duurt nu al twee jaar en is moeilijk voor hem te hanteren. Ook het feit dat hij van de man niets meer hoort, nadat deze na lange tijd een filmpje had gestuurd, is lastig voor hem. [minderjarige] heeft wel hulpverlening. Hij vertelt daar steeds meer. Sinds hij zijn familie in [plaats] opzoekt komt er meer los bij hem. De gezinshuismoeder heeft een goede verstandhouding met de moeder. Om dit zo te houden wil zij graag dat de GI wordt belast met de voogdij over [minderjarige] . Het is dan zowel voor de moeder als voor [minderjarige] duidelijk dat de beslissingen door de GI worden genomen.
3.4
De moeder is niet verschenen bij de mondelinge behandeling om haar mening over het verzoek van de Raad te geven. Uit het raadsrapport blijkt dat zij bij de Raad heeft aangegeven dat zij het advies van de Raad begrijpt. Zij zou graag zien dat het gezinshuis de voogdij krijgt. Zij is het altijd eens met het gezinshuis en kan zich niet voorstellen dat de samenwerking lastig kan worden wanneer zij het niet eens is met beslissingen die door het gezinshuis moeten worden genomen in het kader van de voogdij.
3.5
De vader is evenmin verschenen bij de mondelinge behandeling. Het is niet bekend wat zijn mening over het verzoek is, aangezien de Raad hem niet heeft kunnen bereiken.

4.De nadere beoordeling

4.1
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien de [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op de gezagsvoorziening Nederlands recht van toepassing.
4.2
Bij beschikking van 26 oktober 2021 heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek van de Raad aangehouden omdat er onduidelijkheid bestond over de positie van de vader. De rechtbank heeft daarbij de Raad verzocht om de vader alsnog te betrekken bij het onderzoek.
Gezag
4.3
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
4.4
Er is geen sprake van misbruik van het gezag. De vraag die aldus aan de rechtbank voorligt, is of [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de ouders niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daarbij neemt zij het volgende in aanmerking.
De vader
4.5
Allereerst stelt de rechtbank vast dat, waar er tijdens de vorige mondelinge behandeling nog twijfels waren over het gezag van de vader over [minderjarige] , duidelijk is geworden dat de vader het gezag over [minderjarige] heeft. Vervolgens is uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat de vader zijn gezag op geen enkele manier uitoefent. Hij heeft al sinds 2016 geen contact meer met [minderjarige] en is niet bereikbaar voor de GI, de gezinshuisouders of [minderjarige] zelf. Hij vervult daarmee geen enkele rol in het leven van [minderjarige] . De verwachting is niet dat dit op korte termijn zal veranderen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat het gezag van de vader wordt beëindigd.
De moeder
4.6
Ten aanzien van de moeder van [minderjarige] overweegt de rechtbank dat uit de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de situatie van de moeder al lange tijd niet stabiel is. Er is de afgelopen jaren veel hulpverlening ingezet maar dit heeft er niet toe geleid dat de zorgen over haar woon- en werksituatie en hoe het met haar gaat zijn afgenomen. Daarnaast lukt het de moeder onvoldoende om de bezoekmomenten onbelast plaats te laten vinden. Zij heeft beperkt inzicht in haar eigen (on)mogelijkheden als ouder en in wat [minderjarige] nodig heeft in het contact met haar, namelijk duidelijkheid, voorspelbaarheid en continuïteit. [minderjarige] heeft veel meegemaakt in zijn korte leven. Hij heeft veel onveiligheid en onduidelijkheid ervaren in het verleden. Hij verblijft inmiddels drie jaar in het gezinshuis. [minderjarige] vindt het hier prettig en zijn gezinshuisouders zijn betrokken bij hem. [minderjarige] krijgt hier de veiligheid, voorspelbaarheid en rust die hij nodig heeft om zich te ontwikkelen. Het is in zijn belang dat er duidelijkheid komt over zijn toekomstperspectief.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 BW is voldaan. De rechtbank zal het (onweersproken) verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Voogdij
4.7
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen te benoemen. Naar het oordeel van de rechtbank is de GI als professionele (jeugd)hulpinstantie en onafhankelijke partij het beste in staat om de belangen van [minderjarige] te waarborgen. De GI is bekend met de situatie, omdat zij al vanaf het begin is belast met de ondertoezichtstelling over [minderjarige] . De GI heeft zich, zowel bij brief van 8 maart 2021 als tijdens de mondelinge behandeling, bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank zal daarom de GI, overeenkomstig het advies van de Raad, belasten met de voogdij over [minderjarige] .
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] , geboren op
[geboortedag 2] 1987 te [geboorteplaats 2] en [de vader] , geboren op
[geboortedag 3] 1979 over [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ;
5.2
benoemt tot voogdes over [minderjarige] Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur ;
5.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023 door
mr. Hamburger, voorzitter, mr. Combee en mr. Skrotzki, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.