ECLI:NL:RBZWB:2023:271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het UWV over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV van 12 mei 2021 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen twee brieven van het UWV, waarin zijn klacht over onvoldoende ondersteuning bij het vinden van werk werd behandeld. Het UWV verklaarde het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, omdat de brieven geen besluiten waren waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 behandeld, maar beide partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank oordeelt dat de brieven van het UWV enkel informatief van aard waren en niet gericht op een wijziging van rechten of plichten van eiser. Eiser betoogde dat hij in een moeilijke financiële situatie verkeert en dat de besluitvorming van het UWV deze situatie verergert. De rechtbank concludeert echter dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de brieven geen besluiten zijn waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2437 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats eiser] , eiser

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het UWV).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV van 12 mei 2021 om het bezwaar van eiser tegen twee brieven over de afhandeling van zijn klacht, kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
Het UWV heeft het beroepschrift naar de rechtbank gezonden op grond van de op hem rustende doorzendplicht. [1]
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het UWV de bezwaren van eiser terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard heeft. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eiser heeft een klacht ingediend bij het UWV omdat hij te weinig ondersteuning ervaart bij het vinden van werk. In twee brieven, van 6 en 23 april 2021, heeft het UWV op de klacht gereageerd. Eiser heeft op 17 en 24 april 2021 bezwaar gemaakt tegen de brieven.
Standpunten van partijen
2. Het UWV heeft het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (niet inhoudelijk in behandeling genomen), omdat de brieven van 6 en 23 april 2021 enkel een reactie zijn op de door eiser ingediende klacht en daarmee geen besluiten zijn waar eiser bezwaar tegen kan maken.
2.1.
Eiser betoogt dat hij zich, buiten zijn schuld om, in een moeilijke financiële situatie verkeert en dat de besluitvorming van het UWV deze situatie verergert. Eiser heeft erg zijn best gedaan om werk te vinden en te behouden maar vanwege een complot tussen de uitzendbureaus in Tilburg is hem dat niet gelukt.
Beoordeling
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de bezwaren van eiser terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens de wet kan alleen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die gericht is op een verandering in rechten en plichten. [2] Het besluit moet gericht zijn op het doen ontstaan van een bevoegdheid, recht of verplichting of teniet te doen daarvan. In dit geval heeft een klachtenambassadeur van het UWV eiser twee brieven gestuurd met daarin informatie over de afhandeling van zijn klacht. In de eerste brief schrijft de klachtenambassadeur dat eiser de werkadviseur heeft beschuldigd van fraude maar dat dit niet aan de orde is. Door zijn arbeidsverleden en mate waarin hij de Nederlandse taal beheerst, zijn er op dit moment geen geschikte vacatures voor eiser. In de tweede brief is de klachtambassadeur bij dit standpunt gebleven. De stand van zaken is ongewijzigd en ook eisers gedrag op de werkvloer blijkt van invloed te zijn op het vinden en behouden van werk. Deze brieven over de manier waarop een klacht is afgehandeld zijn erop gericht om eiser in kennis te stellen over de behandeling van de klacht. De brieven zijn niet gericht op een verandering in rechten en plichten. [3] De rechtbank is het daarom met het UWV eens dat dit geen besluiten zijn waartegen eiser bezwaar kon maken.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt van de rechtbank. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 18 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
(…)
Artikel 6:15
1. Indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, wordt het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
(…)
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken (…)
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 9:12
1. Het bestuursorgaan stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, zijn oordeel daarover alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
(…)

Voetnoten

1.Artikel 6:15 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht
2.Artikel 1:3 lid 1, art. 7:1 lid 1 en art. 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht
3.Art. 9:12 lid 1 Awb en CRvB 7 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO1899