ECLI:NL:RBZWB:2023:272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
21/4272
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat op 14 augustus 2021 om 16:46 uur geen parkeerbelasting was voldaan voor de auto van belanghebbende, die geparkeerd stond op een aangewezen parkeerplaats. De naheffingsaanslag bedroeg in totaal € 66,00, bestaande uit € 1,50 aan belasting en € 64,50 aan kosten.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat er voldoende informatie in het dossier aanwezig was om een uitspraak te doen, zonder dat een zitting nodig was. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende, die stelde dat hij pas na zeventien minuten verbinding kreeg met de parkeerapp Yellowbrick en dat er sprake was van overmacht, zorgvuldig overwogen.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de tijd die belanghebbende nodig had om verbinding te maken met de app buiten de redelijke termijn valt en dat hij ook de mogelijkheid had om de parkeerbelasting bij een nabijgelegen parkeerautomaat te voldoen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4272
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 september 2021.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar bij brief van 30 november 2021 een set stukken overgelegd.
1.5.
Tijdens een telefonisch onderhoud op 14 juni 2022 is gebleken dat de rechtbank tot dan toe geen ontvangstbevestiging van het beroep aan de heffingsambtenaar had toegezonden. Bij brief van 15 juni 2022 heeft de rechtbank dat alsnog gedaan alsmede een kopie van het beroepschrift.
1.6.
De heffingsambtenaar heeft vervolgens op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is om een uitspraak te doen en aan partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 20 december 2022 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende stond op 14 augustus 2021, omstreeks 16:46 uur met een auto voorzien van het kenteken [kenteken] (hierna: de auto), stil op een parkeerplaats aan de [straat] in [plaats] . Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd [1] .
2.2.
Tijdens een controle met een scanauto op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Daarom is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,00, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,50 en € 64,50 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.3.
Om 17:03 uur heeft belanghebbende parkeerbelasting betaald via Yellowbrick, een app voor mobiel parkeren (hierna: Yellowbrick).

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Belanghebbende stelt dat hij pas na zeventien minuten verbinding kreeg met Yellowbrick. Volgens belanghebbende is sprake van overmacht en is de naheffingsaanslag daarom ten onrechte aan hem opgelegd. Ook zou de naheffingsaanslag volgens belanghebbende niet aan hem zijn opgelegd als de controle door een parkeercontroleur ter plaatse was uitgevoerd in plaats van met een scanauto.
De heffingsambtenaar stelt dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij onder meer verwezen naar de door hem overgelegde scangegevens.
3.4.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat in het onderhavige geval sprake is van parkeren in de zin van de wet [2] en het nagenoeg gelijkluidende artikel in de Verordening [3] en dat belanghebbende pas vanaf 17:03 uur parkeerbelasting heeft voldaan.
3.5.
De rechtbank volgt belanghebbende niet in zijn stelling dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd, omdat sprake zou zijn van overmacht. Volgens vaste rechtspraak moet een parkeerder een redelijke termijn worden gegund die nodig is om de parkeerapparatuur in werking te stellen. Die redelijke termijn vangt aan direct nadat de auto wordt geparkeerd. De redelijke termijn waarbinnen de parkeerbelasting moet zijn voldaan, hangt af van de omstandigheden van het geval. Volgens belanghebbende heeft hij er zeventien minuten over gedaan om verbinding te maken met Yellowbrick. Naar het oordeel van de rechtbank is dat buiten de redelijke termijn. De gebrekkige verbinding met Yellowbrick komt voor risico van belanghebbende. Zoals de heffingsambtenaar terecht stelt, had belanghebbende er bovendien voor kunnen kiezen parkeerbelasting te voldoen bij de parkeerautomaat die – zoals de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld – op ongeveer 20 meter van de auto stond. Dat belanghebbende van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, komt voor zijn risico. Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag dan ook terecht aan belanghebbende opgelegd.

4.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier, op 19 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie artikel 8 van de Verordening parkeerbelastingen Breda 2021 (hierna: de Verordening) gelezen in samenhang met het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2021 (hierna: het Aanwijzingsbesluit).
2.Artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet.
3.Artikel 1, onderdeel a, van de Verordening.