ECLI:NL:RBZWB:2023:2726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/02/380627 / HA ZA 20-789
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake nalatenschap, legitieme portie en vordering kindsdeel vooroverleden ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure over een nalatenschap. De eiseres, in haar hoedanigheid als erfgename, vorderde een bedrag uit de nalatenschap van haar overleden moeder, die was gehuwd met de erflater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1], per [datum 1] FL. 400.000,-- bedraagt. Dit bedrag is van belang voor de berekening van de legitieme portie en de vordering van de eiseres uit hoofde van het vooroverlijden van haar moeder.

De rechtbank heeft het deskundigenrapport, dat de waarde van de onroerende zaak taxeerde, als voldoende en overtuigend beoordeeld. De eiseres had eerder een lagere waarde laten taxeren, wat leidde tot een verschil van bijna € 200.000,--. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres op de nalatenschap vastgesteld op € 53.185,90, inclusief rente, en de legitieme portie op € 16.800,37. De gedaagden, die ook erfgenamen zijn, zijn veroordeeld tot betaling van deze bedragen.

In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedaagden een bedrag van € 2.928,74 aan de eiseres moeten terugbetalen, omdat dit bedrag te veel was betaald ter zake haar legitieme portie. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. Baggel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/380627 / HA ZA 20-789
Vonnis van 19 april 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. N.M.A. Deckers te Eindhoven,
tegen
1.
[ gedaagde van executeur in conventie sub 1] in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater],
wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde van erfgenaam in conventie sub 2] in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van [erflater],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde in persoon in conventie sub 3] in persoon,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat: mr. A.J.C. Odekerken te Breda.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie] en [gedaagden in conventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 juni 2022 en alle daarin vermelde stukken,
  • het deskundigenbericht, op de rechtbank ingekomen op 2 december 2022,
  • de akte uitlaten na deskundigenbericht van [eiseres in conventie] ,
  • de antwoordakte uitlaten deskundigenbericht van [gedaagden in conventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 1 juni 2022 heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. wat is per [datum 1] de waarde in het economisch verkeer (leeg en vrij van huur en gebruiksrechten) van de onroerende zaak inclusief ondergrond, staande en gelegen aan de [adres 1] ?
2. welke taxatiemethode hanteert u hierbij? Wilt u gemotiveerd aangeven waarom deze methode het meest geschikt is om per voormelde peildatum de economische waarde van voormelde onroerende zaak te bepalen?
3. geeft het onderzoek u nog aanleiding tot aanvullende op- en aanmerkingen?
4. wat is volgens u overigens van belang voor een goede beoordeling van de zaak?
2.2.
De door de rechtbank benoemde [deskundige] heeft bij deskundigenrapport d.d. 1 december 2022 voormelde vragen beantwoord. In het rapport van de deskundige zijn de reacties van partijen naar aanleiding van het conceptrapport en de reactie van de deskundige hierop weergegeven.
2.3.
De deskundige antwoordt dat de waarde in het economisch verkeer (leeg en vrij van huur en gebruiksrechten) van de onroerende zaak inclusief ondergrond, staande en gelegen aan de [adres 1] per [datum 1] FL. 400.000,-- (zegge: vierhonderdduizend guldens) bedraagt. In het omvangrijke taxatierapport heeft de deskundige een uitgebreide onderbouwing van de getaxeerde waarde gegeven, waarbij onder meer de taxatiestandaard, taxatiemethodieken en rekentechnieken, markt-ontwikkelingen etc. zijn beschreven. De deskundige rapporteert dat het object getaxeerd is conform de European Valuation Standards (EVS) en de Reglementen Gedrags- en Beroepsregels en Kamers en de praktijkhandreiking Wonen van NRVT. Daarnaast geeft de deskundige aan dat de waardering mede gebaseerd is op een verkoopopbrengsten-vergelijking (comparatieve methode en meer in het bijzonder de prijs vergelijkende methode).
2.4.
Bij akte uitlaten deskundigenbericht heeft [eiseres in conventie] bericht dat zij geen inhoudelijke opmerkingen heeft op het deskundigenrapport. [eiseres in conventie] geeft hierbij aan dat de uitkomst van het rapport haar wel heeft verbaasd omdat de eerder door [eiseres in conventie] zelf benaderde taxateur de woning per datum overlijden van erflater heeft getaxeerd op een bedrag van € 375.500,--. Dit resulteert in een verschil van € 193.988,00 met de door de deskundige getaxeerde waarde, welk verschil volgens [eiseres in conventie] niet alleen aanzienlijk maar ook opmerkelijk is.
2.5.
[gedaagden in conventie] heeft zich bij antwoordakte uitlaten deskundigenbericht - gelijk zij bij de deskundige heeft aangegeven - op het standpunt gesteld dat de WOZ waarde bepalend dient te zijn voor de berekening van het moederlijke erfdeel. Daarnaast betoogt [gedaagden in conventie] dat een afwijking van het moederlijk erfdeel forse consequenties heeft voor de vaststelling van de totale vordering van de drie kinderen uit hoofde van moeders nalatenschap. Dit omdat moeder in haar testament een renteclausule van 6% enkelvoudige rente heeft opgenomen, zodat iedere afwijking in de hoofdsom direct van invloed is op de berekening van de verschuldigde testamentaire rente.
2.6.
De rechtbank acht het deskundigenbericht (voldoende) concludent, consistent, overtuigend en deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal de bevindingen uit het deskundigenbericht dan ook overnemen en tot de hare maken. Aan dat oordeel kunnen de door [eiseres in conventie] en [gedaagden in conventie] naar aanleiding van het deskundigenbericht naar voren gebrachte opmerkingen niet afdoen. Uit het definitieve rapport van de deskundige blijkt dat de deskundige bij de taxatie de door partijen naar aanleiding van het concept deskundigenrapport gemaakte opmerkingen en vragen heeft betrokken, maar hierin geen aanleiding heeft gezien de beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen te wijzigen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de deskundige de door partijen geuite bezwaren en opmerkingen op voldoende duidelijke en overtuigende wijze heeft verworpen waarbij hij gemotiveerd heeft aangegeven waarom hij de door hem bepaalde taxatiewaarde handhaaft. De rechtbank kan zich voldoende in de reactie van de deskundige op de opmerkingen en vragen van partijen vinden en schaart zich derhalve (ook) achter dat gedeelte van het deskundigenbericht. Dat [eiseres in conventie] en [gedaagden in conventie] desondanks hun opmerkingen ter zake de inhoud van het deskundigenrapport handhaven, betekent nog niet dat het deskundigenrapport onvoldoende onderbouwd is. Het gaat immers om de vraag of naar objectieve maatstaven gemeten het deskundigenrapport (in al zijn onderdelen) voldoende gemotiveerd is. Daaraan is in dezen naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Hierbij merkt de rechtbank op dat geen (taxatie) waarde valt aan te wijzen die onbetwistbaar de juiste is. Gelet op de aard van een taxatie, die altijd tot op zekere hoogte afhankelijk is van de inschatting van diverse factoren, moet geaccepteerd worden dat een zekere marge of bandbreedte aanwezig is. De problematiek die zich veelal voordoet bij zaken als de onderhavige is dat de waarde geen objectief en onveranderlijk gegeven is.
2.7.
Dit heeft de deskundige ook onderkend naar aanleiding van een door [gedaagden in conventie] gestelde vraag. De door [gedaagden in conventie] gestelde vraag naar aanleiding van het conceptrapport luidt als volgt:
“(…)In het rapport komen vele onzekere factoren rondom de waardering per peildatum( [datum 1] ) voor. Hoe groot schat u de zekerheid van uw waardebepaling in? Met andere woorden, met hoeveel procent zekerheid meent u dat uw waardebepaling grenst aan de werkelijke marktwaarde van het object op de peildatum?(…)’
Hierop heeft de deskundige als volgt geantwoord:
“(…)
Het is inderdaad juist dat er bij een taxatie oftewel een schatting van de marktwaarde en bepaald schattingsonzekerheid is. Dit staat in vrijwel elk taxatierapport, niet enkel in dit specifieke taxatierapport.
Zoals in het meest bekende handboek over taxeren wordt geschreven: Een taxatie is geen feit. Het is een menselijke schatting en betreft de meest waarschijnlijke uitkomst uit een reeks van mogelijke uitkomsten, gebaseerd op een aantal aannames gedaan in het taxatieproces.
(…)
Vervolgens wordt via een standaarddeviatie een bepaalde zekerheid geprognotiseerd. De standaarddeviatie is 68,26% (zoals altijd). Daarna vermeldt het handboek dat er een groot nadeel aan het vermelden van deze standaarddeviatie zit, namelijk dat de afwijking naar boven of beneden even groot zou zijn terwijl dit in de praktijk niet het geval hoeft te zijn.
Hoewel de vraag op zich logisch klinkt, is het ongebruikelijk dat deze op deze wijze wordt uitgelegd c.q. berekend.(…)”.
2.8.
Op grond van de inhoud van het rapport van de deskundige zal de rechtbank in deze procedure uitgaan van de getaxeerde waarde in het economisch verkeer (leeg en vrij van huur en gebruiksrechten) van de onroerende zaak inclusief ondergrond, staande en gelegen aan de [adres 1] per [datum 1] van FL. 400.000,-- (zegge: vierhonderdduizend guldens).
2.9.
In het tussenvonnis van 4 mei 2022 is reeds beslist op vordering sub 1 in conventie. De rechtbank zal hierna de in conventie resterende en de in reconventie ingestelde vorderingen bespreken.
Vordering vooroverlijden moeder (vordering sub 2 en 3 in conventie en deel van de vordering in reconventie)
2.10.
[eiseres in conventie] vordert – kort gezegd – om haar vordering op de nalatenschap van erflater uit hoofde van het vooroverlijden van moeder per 1 december 2021 vast te stellen op een bedrag van minimaal € 70.980,72 inclusief rente tot 1 december 2021. Vast staat dat erflater en moeder in gemeenschap van goederen gehuwd waren. Uitgaande van de getaxeerde waarde van de woning per datum overlijden moeder ad Fl. 400.000,-- ( € 181.512,--) geldt dit bedrag als het gezamenlijk vermogen van erflater en moeder. Hierop strekt in mindering de resterende hypothecaire geldlening van € 12.252,--. Gelijk in het tussenvonnis van 4 mei 2022 is overwogen geldt dat alleen de onverdeelde helft van de woning aan de [adres 1] tot de nalatenschap van moeder behoorde. Aan partijen en hun zus [naam 1] is op grond van het testament van moeder toegedeeld een vordering in contanten ten laste van erflater ten bedrage van het aan ieder van hen in het saldo van de nalatenschap van de moeder toekomende netto erfdeel, zijnde ieder voor 1/4e deel. Het vorenstaande resulteert in de volgende berekening:
  • Vermogen t.t.v. overlijden € 181.512,-- (fl. 400.000,--)
  • Hypotheekschuld -/-€ 12.252,--
Saldo gemeenschap van goederen € 169.260,--
De helft hiervan behoort tot de nalatenschap van moeder.
  • Nalatenschap van moeder € 84.630,--
  • Erfdeel per persoon € 21.157,50 exclusief rente
Over laatstgenoemd bedrag is krachtens het testament van moeder rente verschuldigd. Partijen zijn het erover eens dat uitgegaan dient te worden van 6% enkelvoudige rente per jaar, te berekenen vanaf [datum 1] (datum overlijden moeder). De door [gedaagden in conventie] ingeschakelde notaris mr. Hoogeveen heeft [eiseres in conventie] bij brief van 17 april 2020 bericht dat hij de vordering van [eiseres in conventie] uit hoofde van de nalatenschap van moeder inclusief 6% enkelvoudige rente per jaar over de periode [datum 1] (datum overlijden moeder) tot en met [datum 2] (datum overlijden erflater) heeft berekend op een bedrag van
€ 40.878,55. Voormelde notaris heeft bij de berekening echter een waarde van Fl. 336.000,-- aan de woning toegekend, hetgeen in een erfdeel per persoon van € 17.527,26 heeft geresulteerd. Gezien de door de deskundige in onderhavige procedure vastgestelde waarde van de woning geldt dat thans uitgegaan dient te worden van een aan [eiseres in conventie] toekomende erfdeel van € 21.157,50 per [datum 1] vermeerderd met 6% enkelvoudige rente. De rente is verschuldigd vanaf de dag van het overlijden van moeder tot die der voldoening van het verschuldigde.
2.11.
Uit het vorenstaande volgt dat ter zake vordering sub 2 in conventie de vordering van [eiseres in conventie] op de nalatenschap van erflater uit hoofde van het vooroverlijden van moeder wordt vastgesteld op een bedrag van € 21.157,50 te vermeerderen met 6% enkelvoudige rente per jaar over de periode [datum 1] (datum overlijden moeder) tot en met de dag van voldoening van het verschuldigde. De rechtbank hanteert de vonnisdatum als datum van voldoening en komt daarmee tot de volgende renteberekening.
Renteberekening uitvoeren
Vul onderstaand formulier in om de rente te berekenen
Hoofdsom
:
,
EURO
Berekenen vanaf
:
Berekenen tot en met
:
Soort rente
:
Help
Eigen percentage
:
,
% per jaar
Rente
:
€ 32.028,40
Hoofdsom + rente
:
€ 53.185,90
Dit betekent dat de vordering (hoofdsom + rente) van [eiseres in conventie] uit hoofde van het vooroverlijden van moeder per 19 april 2023 € 53.185,90 bedraagt. Dit betekent dat ter zake vordering sub 2 in conventie voormeld bedrag wordt vastgesteld als het erfdeel van [eiseres in conventie] uit hoofde van het vooroverlijden van moeder.
2.12.
Ter zake vordering sub 3 in conventie geldt dat gevorderd wordt om [gedaagden in conventie] te veroordelen tot betaling van het bij vordering sub 2 in conventie vastgesteld bedrag. Vast staat dat [gedaagden in conventie] op 23 september 2020 een bedrag van € 40.878,55 aan [eiseres in conventie] heeft overgemaakt als betaling van haar erfdeel uit hoofde van de nalatenschap van moeder. Voormeld bedrag betreft het door [gedaagden in conventie] vastgestelde erfdeel inclusief 6% enkelvoudige rente per jaar over de periode [datum 1] (datum overlijden moeder) tot en met [datum 2] (datum overlijden vader). Het hiervoor door de rechtbank becijferde bedrag van
€ 53.185,90 betreft het bedrag aan hoofdsom en rente waarop [eiseres in conventie] per 19 april 2023 aanspraak heeft. Hierop strekt in mindering het reeds door [gedaagden in conventie] aan [eiseres in conventie] betaalde bedrag van € 40.878,55. Aldus geldt dat [eiseres in conventie] nog aanspraak heeft op betaling van een bedrag van
€ 12.307,35 uit hoofde van haar kindsdeel in de nalatenschap van moeder, zodat ter zake vordering sub 3 in conventie voormeld bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met 6% enkelvoudige rente per jaar over een bedrag van € 21.157,50 vanaf 20 april 2023 tot de dag der algehele voldoening. Uit het vorenstaande volgt dat het eerste deel van de vordering in reconventie niet toewijsbaar is.
Legitieme portie (vorderingen sub 4 en 5 in conventie en deel van de vordering in reconventie)
2.13.
De vorderingen sub 4 en 5 in conventie betreffen de vaststelling en betaling van de legitieme portie van [eiseres in conventie] uit hoofde van de nalatenschap van erflater. In reconventie vordert [gedaagden in conventie] om voor het geval ter zake de legitieme portie te veel aan [eiseres in conventie] is betaald te bepalen dat [eiseres in conventie] het teveel betaalde bedrag aan [gedaagden in conventie] dient terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente per 19 mei 2022. De rechtbank overweegt ter zake het navolgende.
2.14.
Uitgangspunt is dat de legitieme portie op grond van het bepaalde in artikel
4:65 BW wordt berekend over de legitimaire massa, zijnde:
a. de waarde van de goederen van de nalatenschap, of te wel de activa van de nalatenschap op het moment van overlijden van erflater,
b. plus de waarde van de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften,
c. minus de schulden van de nalatenschap, vermeld in artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder
a, b, c en f BW.
Verkort weergegeven is de legitieme portie aldus de legitimaire massa x het breukdeel in voormelde zin. Gelijk in het tussenvonnis van 4 mei 2022 is bepaald bedraagt het breukdeel 1/6e.
2.15.
Ingevolge het bepaalde in artikel 4:6 BW dient de waardering van de goederen van de gemeenschap te worden vastgesteld onmiddellijk na het overlijden van erflater. In het onderhavige geval is een vaststelling hiervan van belang omdat een deel van het vermogen van erflater (zijnde de verkoopopbrengst van het appartement aan de Koestraat te [plaats] ) op de bankrekening van [gedaagden in conventie] is overgemaakt, terwijl een deel hiervan wel tot het vermogen van erflater behoort en aldus meegerekend dient te worden bij de berekening van de legitimaire massa. Immers, om tot een juiste berekening van de legitimaire massa te kunnen komen dient de waarde van de activa van de nalatenschap van erflater ten tijde van zijn overlijden als vertrekpunt gehanteerd te worden in de berekening van de hoogte van de aan [eiseres in conventie] toekomende legitieme portie. [gedaagden in conventie] heeft onvoldoende weersproken aangevoerd dat zij vóór en na het overlijden van erflater op verzoek van erflater van voormelde verkoopopbrengst leningen van en vorderingen op erflater heeft voldaan. De rechtbank bespreekt dit hierna in r.o. 2.16.
2.16.
In het tussenvonnis van 4 mei 2022 zijn r.o. 4.20 t/m 4.27 gewijd aan het debat tussen partijen m.b.t. de legitimaire aanspraak van [eiseres in conventie] . Gelijk in voormeld vonnis is overwogen heeft [gedaagden in conventie] als prod. 12 en 22 een boedelbeschrijving in het geding gebracht. Ter zitting heeft [gedaagden in conventie] onweersproken aangevoerd dat de op de boedelbeschrijving vermelde post inkomstenbelasting dient te worden gecorrigeerd in de zin dat uitgegaan dient te worden van een bedrag van € 437,-- i.p.v. het in de als prod. 12 overgelegde boedelbeschrijving vermelde bedrag van € 429,--. De door [gedaagden in conventie] als prod. 12 overgelegde boedelbeschrijving en de hierbij als prod. 22 overgelegde bijlage vermelden als schuld van de nalatenschap terecht kindsdelen uit hoofde van het vooroverlijden van moeder. Deze dienen in verband met hetgeen hiervoor is overwogen als na te melden worden aangepast cq gecorrigeerd.
Vast staat dat op datum overlijden van erflater de bedragen van € 40.878,55 (kindsdelen volgens de berekening van [gedaagden in conventie] ) nog niet aan [eiseres in conventie] en [naam 1] voldaan waren, nu [gedaagden in conventie] deze immers eerst na het overlijden van erflater voldaan heeft uit de op haar bankrekening overgemaakte verkoopopbrengst van het appartement aan de [adres 2] . [gedaagden in conventie] heeft toegelicht dat het appartement aan de [adres 2] in maart 2020 verkocht is voor een bedrag van € 323.610,38. Dit bedrag is op verzoek van erflater op de bankrekening van [gedaagden in conventie] gestort om hieruit op verzoek van erflater de navolgende vorderingen en leningen af te lossen:
a. (€ 40.878,55) kindsdeel [eiseres in conventie] ;
b. (€ 40.878,55) kindsdeel [naam 1] ;
c. (€ 40.878,55) kindsdeel [gedaagden in conventie] ;
d. € 187.696,94 lening uit 2009 van [naam 2] ;
e. € 4.000,-- Sijben Wonen.
[gedaagden in conventie] heeft onweersproken gesteld dat op datum overlijden van erflater de hiervoor vermelde posten c t/m e uit het bedrag van € 323.610,38 waren voldaan , maar niet de kindsdelen van [eiseres in conventie] en [gedaagden in conventie] . De rechtbank gaat er op grond hiervan van uit dat, zoals [gedaagden in conventie] ook stelt, zij op dat moment nog een bedrag van € 91.534,89 “in bewaring” had voor erflater (zie prod. 12 en 22).
2.17.
Op basis van het vorenstaande en de in het geding gebrachte stukken komt de
rechtbank tot de volgende berekening van de legitimaire massa:
A. activa
- saldi bankrekeningen € 121.444,66
- contant geld € 30,00
- inboedel € 250,00
- vordering IB € 437,00
- “bij [gedaagden in conventie] in bewaring” € 91.534,89
Totaal € 213.696,55
B. passiva
- schulden -/- € 5.736,99
- kindsdelen [eiseres in conventie] en [naam 1] -/- € 98.690,60
- correctie kindsdeel [gedaagden in conventie] -/- € 8.466,75
Legitimaire massa € 100.802,21
Uitgaande van het te hanteren breukdeel van 1/6e bedraagt de legitieme portie van [eiseres in conventie] in de nalatenschap van erflater € 16.800,37. Vordering sub 4 in conventie is met inachtneming van het vorenstaande toewijsbaar als hierna vermeld in het dictum.
2.18.
Vast staat dat [gedaagden in conventie] op 29 maart 2021 een bedrag van € 19.729,11 naar de
bankrekening van [eiseres in conventie] heeft overgemaakt als betaling van haar legitieme portie ter zake de nalatenschap van erflater. Dat betekent dat aan [eiseres in conventie] een bedrag van € 2.928,74 ter zake haar legitieme portie te veel is betaald. Met inachtneming van het vorenstaande en nu daartegen geen ander verweer is gevoerd, zal de rechtbank [eiseres in conventie] veroordelen om aan [gedaagden in conventie] in haar hoedanigheid van executeur (terug) te betalen een bedrag van € 2.928,74. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis, nu een eerdere ingangsdatum niet is onderbouwd. Vordering sub 5 in conventie ligt met inachtneming hiervan voor afwijzing gereed.
2.19.
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de hierna volgende beslissingen, zoals gevorderd zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. Gelet op de familierelatie tussen partijen zal de rechtbank de proceskosten compenseren.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
3.1.
verklaart [eiseres in conventie] niet-ontvankelijk in haar vorderingen voor zover ingesteld jegens [gedaagden in conventie] in persoon en in haar hoedanigheid van erfgename in de nalatenschap van erflater;
3.2.
stelt de vordering van [eiseres in conventie] op de nalatenschap van erflater uit hoofde van het vooroverlijden van moeder vast op een bedrag van € 53.185,90 conform r.o. 2.11.;
3.3.
veroordeelt [gedaagden in conventie] in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van erflater tot betaling aan [eiseres in conventie] van een bedrag van € 12.307,35 uit hoofde van de vordering inzake het vooroverlijden van moeder, vermeerderd met 6% enkelvoudige rente per jaar over een bedrag van € 21.157,50 vanaf 20 april 2023 tot de dag der algehele voldoening;
3.4.
stelt de legitieme portie van [eiseres in conventie] in de nalatenschap van erflater vast op een bedrag van € 16.800,37;
3.5.
verklaart de veroordeling uit r.o. 3.3. uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het door [eiseres in conventie] meer of anders gevorderde;
in reconventie
3.7.
veroordeelt [verweerster in reconventie] tot betaling aan [eiseressen in reconventie] van een bedrag van € 2.928,74 als te veel betaald terzake haar legitieme portie vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 na de datum van dit vonnis;
3.8.
verklaart de veroordeling uit r.o. 3.7. uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en reconventie
3.10.
compenseert de proceskosten aldus dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.