ECLI:NL:RBZWB:2023:2729
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV inzake WW-uitkering en intrekking daarvan
In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 14 januari 2022, waarin zijn WW-uitkering werd ingetrokken. Eiser had eerder, op 1 maart 2021, een WW-uitkering toegekend gekregen, maar meldde zich op 12 april 2021 ziek. Het UWV heeft vervolgens op 6 augustus 2021 medegedeeld dat eiser per 1 maart 2021 geen recht meer had op de WW-uitkering vanwege zijn ziekte. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in het bestreden besluit.
De rechtbank heeft de zaak op 9 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar het UWV niet. Tijdens de beoordeling kwam naar voren dat het UWV op 31 mei 2022 alsnog het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 augustus 2021 gegrond had verklaard, en eiser recht had op een WW-uitkering per 1 maart 2021. De rechtbank oordeelde dat het UWV met dit besluit volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van eiser, waardoor er geen belang meer was bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde het UWV tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- aan eiser, evenals de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 april 2023. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.