Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 november 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de akte van [eiser] met de producties 8 tot en met 17,
- de mondelinge behandeling op 2 maart 2023 en de bij die gelegenheid door [eiser] overgelegde spreekaantekeningen.
2.De feiten
(...) Ik heb besloten dat jullie erfgenaam kunnen worden van mijn vader. (...) Het gevolg daarvan is dat ik o.a. geen spullen van mijn vader uit zijn nalatenschap hoef te hebben. (...). De reden hiervan is dat ik jullie dat gun omdat jullie de laatste jaren van zijn leven veel voor hem hebben gedaan en op de tweede plaats vind ik dat [gedaagde sub 2] dan op haar gemak geheel zelfstandig het kan afhandelen zoals ze ook altijd deed voor mijn vader. (...) Mochten jullie nog een beetje tekort komen, dan kan dat betaald worden van het geld wat jullie elke maand van zijn rekening haalde om er onder meer voor te zorgen dat er geen gemeentelijke belastingen betaald hoefden te worden. Daarnaast werd het contante geld ook wel eens besteed voor de aanschaf van goederen zoals een nieuwe tv, vertelde mijn vader mij.
(...) Daarom hebben wij ook besloten om vandaag de sleutels in te leveren, en niets meer te doen voor jou. De aanvaarding van jouw voorstel accepteer ik dan ook niet. (...)’
(...) Ik (...) ga alles verder zelf afhandelen (...). Indien blijkt dat er onvoldoende baten zijn om de rekeningen te vereffenen, eis ik wel de relaxstoel en het zonder toestemming meegenomen tablet terug. (...) Mijn vader heeft destijds tegen mij gezegd dat [gedaagde sub 2] de stoel mag hebben mits er geen negatief saldo overblijft. (...)’
3.Het geschil
€ 276,82 voor reis- en benzinekosten en € 160,90 voor terrasbezoek en etentjes, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
€ 10.000,00;