ECLI:NL:RBZWB:2023:2737

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4931
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake terugbetaling kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 2 september 2022, waarin werd bepaald dat eiser een bedrag van € 2.933,22 aan ontvangen kinderbijslag moest terugbetalen. De rechtbank heeft op 14 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft dit zonder zitting gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Awb, zes weken bedraagt en dat deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiser heeft erkend dat hij deze termijn heeft overschreden, maar stelt dat deze overschrijding verschoonbaar is omdat hij het bestreden besluit pas later heeft ontvangen. Hij voert aan dat het besluit niet per post is verzonden, maar in zijn DigiD-portaal is geplaatst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb heeft aangetoond dat het bestreden besluit op 6 september 2022 in de Berichtenbox van eiser is geplaatst. De rechtbank concludeert dat de bekendmaking op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om zijn Berichtenbox te controleren. Eiser heeft ook aangevoerd dat er onjuistheden in het bestreden besluit stonden, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4931 AKW

uitspraak van 14 april 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] (eiser), te [plaatsnaam] ,

gemachtigde: mr. S. Klootwijk,
en
De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht(de Svb), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Svb van 2 september 2022 (het bestreden besluit) over het terugbetalen van een bedrag van € 2.933,22 aan ontvangen kinderbijslag.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
3. Niet in geschil is dat eiser de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen het bestreden besluit heeft overschreden. Hij stelt dat deze overschrijding verschoonbaar is, omdat hij dit besluit pas later heeft ontvangen. Hij voert in dit verband aan dat het bestreden besluit – anders dan eerdere besluiten en correspondentie – niet per post is toegezonden, maar in zijn DigiD-portaal (in zijn Berichtenbox) is gezet. Verder stelt eiser dat in het bestreden besluit een onjuiste einddatum voor het instellen van beroep en een onjuist postbus van deze rechtbank is opgenomen.
4. Het systeem van "MijnOverheid" en de Berichtenbox heeft een wettelijke grondslag in de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (die ondanks de naam niet enkel betrekking heeft op de Belastingdienst). Op grond hiervan is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor dit systeem verantwoordelijk. Dit is verder uitgewerkt in de Regeling voorzieningen GDI, waarbij GDI staat voor generieke digitale infrastructuur. Artikel 2, eerste lid, van deze regeling bepaalt dat de minister voor iedereen die in Nederland woont met een burgerservicenummer en een DigiD vanaf 14 jaar oud een MijnOverheid-account aanmaakt. Op grond van artikel 2, tweede lid, van de regeling neemt de gebruiker door het activeren van zijn MijnOverheid-account dit account in gebruik en maakt hij tevens kenbaar dat hij langs elektronische weg bereikbaar is voor het ontvangen van berichten in de Berichtenbox van door hem geselecteerde afnemers. De regeling biedt verder, in artikel 6, specifieke ICT-voorschriften om de veiligheid en betrouwbaarheid van onder meer "MijnOverheid" en de Berichtenbox te waarborgen.
5. De Svb heeft in zijn brief 22 december 2022 gesteld dat eiser de Berichtenbox voor de Svb op 5 december 2005 heeft geactiveerd, dat vanaf die datum via die weg beschikkingen en correspondentie bekend zijn gemaakt, en dat het bestreden besluit op 6 september 2022 in eisers Berichtenbox is geplaatst. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen, mede gelet op de door de Svb overgelegde "Logfile verzendbericht van Svb naar MijnOverheid", en de in het dossier gevoegde afschriften van de inloggeschiedenis van eisers MijnOverheid-account, en zijn Berichtenbox. Op grond van artikel 2:17 van de Awb in samenhang met artikel 3:41 van de Awb geldt als tijdstip van bekendmaking van de beschikking het tijdstip waarop de beschikking toegankelijk wordt voor de geadresseerde. In dit geval is de beschikking op de juiste wijze bekend gemaakt door plaatsing van het besluit in eisers Berichtenbox op MijnOverheid op 6 september 2022. Gezien het voorgaande wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat de overschrijding verschoonbaar is, omdat hij het bestreden besluit pas later zou hebben ontvangen door plaatsing ervan in zijn Berichtenbox en eerdere besluiten en correspondentie per post naar hem zijn toegezonden. Het is eisers verantwoordelijkheid om de Berichtenbox in de gaten te houden, net zoals dat het geval is bij het ontvangen van fysieke post in een brievenbus.
6. Eiser heeft in zijn pro-forma bezwaarschrift van 21 januari 2022 gesteld dat hij geen meldingen krijgt via de e-mail wanneer een beschikking wordt geplaatst in zijn Berichtenbox. "MijnOverheid" biedt weliswaar de mogelijkheid van het krijgen van een e-mailnotificatie als een nieuw bericht in de Berichtenbox is ontvangen. Dat is een handig hulpmiddel, maar speelt geen rol bij de formele bekendmaking van besluiten. Dat eiser mogelijk geen notificatie heeft ontvangen is – vanwege de hiervoor genoemde verantwoordelijkheid – ook geen omstandigheid op basis waarvan zou moeten worden gezegd dat het redelijkerwijs niet eisers schuld was dat hij te laat beroep heeft ingesteld.
7. Eiser stelt weliswaar terecht dat in het bestreden besluit een onjuiste einddatum voor het instellen van beroep en een onjuist postbus van de rechtbank is opgenomen, maar gesteld noch gebleken is dat eiser om deze reden niet binnen de beroepstermijn zijn beroepschrift heeft ingediend. Ook deze omstandigheden geven daarom geen reden om verschoonbaarheid van de overschrijding van de beroepstermijn aan te nemen. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat namens eiser – die is bijgestaan door een professioneel rechtshulpverlener – middels een brief van 19 oktober 2022 wel een beroepschrift is ingediend, waarin het juiste postbusnummer van deze rechtbank is opgenomen. Gelet hierop kan niet kan worden niet gesteld dat eiser nadeel heeft ondervonden van de onjuiste rechtsmiddelenclausule in het bestreden besluit.
8. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier op 14 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.