ECLI:NL:RBZWB:2023:2738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/02/398183 / HA ZA 22-288 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een onderaannemingsovereenkomst met betrekking tot civieltechnische werkzaamheden

In deze civiele procedure vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van twee facturen van in totaal € 79.980,15 van de gedaagde, Idverde Bomendienst BV. De vordering is gebaseerd op een onderaannemingsovereenkomst die is gesloten in het kader van een aanbesteding door de gemeente Amersfoort. De eiseres stelt dat de gedaagde gehouden is tot betaling van de facturen, omdat deze voortvloeien uit een bestekwijziging die is ontstaan door het ontgraven van grond voor boomgroeiplaatsen. De gedaagde betwist echter dat er sprake is van een bestekwijziging en stelt dat de gemeente Amersfoort niet akkoord is gegaan met de voorgestelde wijzigingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wilsovereenstemming is over de bestekwijziging en dat de gedaagde niet gehouden is om de facturen te betalen. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.203,00. De gedaagde heeft ook verzocht om veroordeling in de nakosten, welke door de rechtbank zijn toegewezen. De uitspraak is gedaan op 8 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/398183 / HA ZA 22-288
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.T. van den Hout te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IDVERDE BOMENDIENST BV,
gevestigd te Haaren,
gedaagde,
advocaat mr. E.S. Oudshoorn te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Idverde genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 23 januari 2023 en de bij die gelegenheid overgelegde spreekaantekeningen met een productie van [eiseres] en de spreekaantekeningen van Idverde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert samengevat - veroordeling van Idverde tot betaling van € 94.445,77, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Idverde voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiseres] is een onderneming in de uitvoering van (beton)bouwkundige- en civieltechnische projecten. [eiseres] heeft expertise in het realiseren van complexe infrastructurele werken.
Idverde (voorheen BTL Bomendienst BV) is een onderneming gespecialiseerd in de groensector.
In 2018 heeft Idverde zich ingeschreven voor de aanbesteding van de Raamovereenkomst Bomen en Groeiplaatsen 2018 – 2021 (hierna: de Raamovereenkomst) door de gemeente Amersfoort.
Als onderdeel van het project moesten er onder andere ook civieltechnische werkzaamheden worden verricht, waaronder het graven en aanbrengen van grond op groeiplaatsen van bomen. Omdat Idverde niet alle expertise voor deze werkzaamheden in huis had, heeft zij in de inschrijffase [eiseres] voor deze werkzaamheden benaderd.
[eiseres] heeft een grote rol gespeeld bij het opstellen van de documenten die nodig waren voor de inschrijving.
De aanbesteding is gegund aan Idverde waarna de RAW-raamovereenkomst tussen Idverde en de gemeente Amersfoort op 16 juli 2018 in werking is getreden.
Op 6 augustus 2018 hebben Idverde als hoofdaannemer en [eiseres] als onderaannemer een verklaring onderaanneming getekend.
In totaal zijn er door de gemeente Amersfoort twee deelopdrachten aan Idverde verstrekt, één in 2018 en één in 2019 en zijn er werkzaamheden uitgevoerd.
Op 4 november 2019 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen Idverde en de gemeente Amersfoort waarbij interpretatieverschillen over bepaalde bestekposten zijn besproken. In het verslag staat onder meer het volgende vermeld.
‘(…)
2. Post 21 – grondwerk t.b.v. groeiplaatsen
a. Minimale hoeveelheid 20 m3 per groeiplaats
Er staat in de posten voor het ontgraven een minimale hoeveelheid per groeiplaats van 20 m3. Deze hoeveelheid is niet indicatief zoals opdrachtgever aangeeft, maar fictief. Het bestek voorziet niet in een mindere hoeveelheid dan deze 20m3. Aangezien een raamovereenkomst gebaseerd is op met name kostenhomogeniteit en het toepassen van staffelingen zou die op het grondwerk van toepassing zijn. Afwijkingen zijn er in de uitvoering, in een raamovereenkomst leidt dat tot bestekwijzigingen die aanleiding zijn om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Ter info verwijzen we naar 01.21.06 van de RAW-systematiek. Opdrachtgever (OG) is kritisch op het vooronderzoek dat door BTL dient te worden uitgevoerd om o.a. de grootte van de groeiplaats te bepalen in offertefase. Dat is (deels) terecht, echter feit blijft dat afwijkingen niet gestaffeld kunnen worden verrekend.
Opdrachtgever twijfelt aan de ‘meerkosten’ die kleinere hoeveelheden per groeiplaats opleveren, maar staat ervoor open dat BTL dit inzichtelijk maakt c.q. onderbouwd.
(…)’
[eiseres] heeft Idverde in 2018 en 2019 in totaal zes facturen gestuurd voor de door haar in opdracht van Idverde verrichte werkzaamheden. Deze facturen zijn door Idverde betaald.
Per 1 februari 2020 heeft de gemeente Amersfoort de overeenkomst met Idverde vroegtijdig beëindigd. Vanwege deze beëindiging heeft Idverde de samenwerking met [eiseres] beëindigd.
Bij brief van 30 april 2020 heeft Idverde aan [eiseres] het volgende meegedeeld.
‘(…)
Afgelopen periode hebben wij meermaals contact gehad over het afronden van de samenwerking. Jullie hebben hierbij aangegeven dat jullie een eindafrekening willen ontvangen in verband met de bestekposten horende bij het ontgraven van grond (post 21). Jullie zijn van mening dat een bestekwijziging op zijn plaats is voor de locaties waar minder dan 20 m3 grond ontgraven is. Dat is met de Gemeente Amersfoort besproken en die verwacht voor een eventuele bestekswijziging een degelijke en heldere onderbouwing.
Tot op heden hebben wij slechts afrekenvoorstellen van jullie ontvangen, maar helaas nog geen onderbouwde nieuwe bestekspost(en). Graag ontvangen wij de gevraagde onderbouwing van de bestaande en de nieuwe bestekposten alsnog vóór 8 mei a.s., zodat wij deze door kunnen sturen naar de Gemeente Amersfoort. Hierbij willen wij nog een eenmalige inspanning doen om jullie voorstel geaccordeerd te krijgen door de Gemeente Amersfoort. Een eventuele verrekening met jullie voor post 21 willen wij uitsluitend en alleen in overweging nemen als de door jullie voorgestelde bestekswijziging door de Gemeente Amersfoort wordt geaccordeerd en verrekend.
Indien wij voor 8 mei a.s. geen reactie ontvangen hebben, stellen wij dat de samenwerking voor dit project ten einde is en er geen onderlinge verrekeningen meer plaats zullen vinden.’
[eiseres] heeft aan Idverde een factuur d.d. 5 juni 2020 van € 9.774,68 met als omschrijving
‘Nota inzake de eindafrekening Raamovereenkomst Amersfoort 2018’en een factuur d.d. 5 juni 2020 van € 69.205,47 met als omschrijving ‘
Nota inzake de eindafrekening Raamovereenkomst Amersfoort 2019’ gestuurd.
Idverde heeft de beide facturen onbetaald gelaten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat Idverde gehouden is de beide facturen van 5 juni 2020 te voldoen omdat deze facturen een eindafrekening betreffen die is voortgevloeid uit een bestekwijziging. De bestekwijziging betreft de bestekpost het uitgraven en vervoeren van 20 m³ grond per groeiplaats. Het bestek voorziet niet in een mindere hoeveelheid dan deze 20 m³, terwijl er feitelijk wel minder grond is uitgegraven dan 20 m³. Volgens [eiseres] dient de afwijking van het bestek gestaffeld te worden verrekend conform haar voorstel dat is gevoegd bij de door haar als productie 4 overgelegde e-mailcorrespondentie.
3.3.
Idverde betwist dat er een bestekwijziging heeft plaatsgevonden.
3.4.
Tussen partijen staat vast dat zij een mondelinge raamovereenkomst (van onderaanneming) hebben gesloten en dat de tussen partijen geldende afspraken voortvloeien uit de tussen Idverde en de gemeente Amersfoort gesloten RAW-raamovereenkomst.
Een bestekwijziging houdt een wijziging in van de tussen partijen gesloten raamovereenkomst. Dat [eiseres] (als opdrachtnemer) een (wettelijk) recht heeft om eenzijdig de raamovereenkomst te wijzigen is gesteld noch gebleken. Dit betekent dat er wilsovereenstemming tussen partijen moet bestaan over een bestekwijziging. Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat partijen een bestekwijziging zijn overeengekomen, zijn door [eiseres] niet gesteld. Sterker nog, in de als productie 5 door [eiseres] overgelegde brief van 20 april 2020 van Idverde aan [eiseres] staat vermeld dat Idverde een eventuele verrekening in verband met bestekpost 21 (het ontgraven van grond) uitsluitend en alleen in overweging neemt als de door [eiseres] voorgestelde bestekwijziging door de gemeente Amersfoort wordt geaccordeerd en verrekend. Tussen partijen staat vast dat de gemeente Amersfoort niet akkoord is gegaan met de voorgestelde bestekwijziging. Van een bestekwijziging is dan ook geen sprake.
3.5.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen van mening verschillen over de uitleg van de vermelding ‘
Gaten; te ontgraven hoeveelheid minimaal 20 m³ per gat’ bij bestekpost 211010 op pagina 30 van de Raamovereenkomst. [eiseres] stelt dat
‘minimaal’een garantie van hoeveelheden inhoudt waarop [eiseres] haar prijs mag baseren.
Volgens Idverde betreft de vermelding een kwaliteitseis. Er is volgens de gemeente Amersfoort minimaal 20 m³ ruimte nodig om een boom te planten. Er dient dan ook te worden afgerekend op basis van de daadwerkelijke realisatie, aldus Idverde.
3.6.
Wat er is bedoeld met de vermelding ‘
Gaten; te ontgraven hoeveelheid minimaal 20 m³ per gat’ kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven.
Indien en voor zover [eiseres] bedoelt te stellen dat zij recht heeft op de overeengekomen eenheidsprijs voor een boomgat van 20 m³, ook indien er minder dan 20 m³ grond per boomgat is uitgegraven en vervoerd, geldt dat deze stelling niet aansluit bij haar vordering. [eiseres] vordert immers niet het verschil tussen de eenheidsprijs voor 20 m³ uitgegraven grond en de ontvangen prijs voor de werkelijke hoeveelheid uitgegraven grond, maar een gestaffeld bedrag, zodat de vordering ook niet op basis van deze stelling kan worden toegewezen.
3.7.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
3.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Idverde worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
€ 2.366,00(2,0 punten × tarief € 1.183,00)
Totaal € 5.203,00
3.9.
Idverde vordert veroordeling in de nakosten. Zij vordert een bedrag van € 157,00 zonder betekening en € 239,00 in geval van betekening. De rechtbank begrijpt dat Idverde zich heeft gebaseerd op de tot 1 februari 2023 geldende tarieven. Nu de rechtbank niet meer mag toewijzen dan gevorderd, zullen de gevorderde bedragen worden toegewezen.
3.10.
De door Idverde gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Idverde tot op heden begroot op € 5.203,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.