ECLI:NL:RBZWB:2023:2740

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/02/407029 / FA RK 23-1039
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag over minderjarige na langdurige ondertoezichtstelling en gebrek aan contact met de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door het uitblijven van contact met de vader. De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft sinds de geboorte van [minderjarige] geen contact met hem gehad. Dit is mede te wijten aan de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders en het feit dat de vader niet in staat is gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, ondanks de ondertoezichtstelling, geen stappen heeft ondernomen om contact met [minderjarige] op te bouwen. De vader heeft aangegeven geen rol meer te willen spelen in het leven van [minderjarige] en heeft zelfs het contact met de Gecertificeerde Instelling (GI) verbroken. De rechtbank oordeelt dat de vader niet in staat is om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen en dat het in het belang van [minderjarige] is dat het gezag van de vader wordt beëindigd. De moeder zal voortaan het eenhoofdig gezag uitoefenen.

De rechtbank heeft besloten om een mondelinge behandeling achterwege te laten, omdat de vader schriftelijk heeft ingestemd met de afdoening van het verzoek. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407029 / FA RK 23-1039
Datum uitspraak: 13 april 2023

Beschikking van de rechtbank over beëindiging ouderlijk gezag

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NL,

hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Eindhoven, locatie Breda,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Etten-Leur.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van de Raad met bijlage van 27 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 27 februari 2023;
- het e-mailbericht van mr. Van Kerkhof van 9 maart 2023.

De feiten

De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 november 2020 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld. Bij opvolgende beschikking van 2 februari 2021 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is nadien verlengd, laatstelijk tot
2 februari 2024.
[minderjarige] woont bij de moeder. [minderjarige] en de vader hebben geen contact met elkaar.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de vader over [minderjarige] te beëindigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig worden bedreigd en de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen binnen een voor de persoon en ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn. [minderjarige] wordt vanaf zijn geboorte tot op heden blootgesteld aan de echtscheidingsproblemen tussen zijn ouders. Hierdoor heeft [minderjarige] vanaf kort na zijn geboorte tot op heden geen contact kunnen hebben met de vader, mede omdat het - ondanks de ondertoezichtstelling - niet is gelukt om de vader te bewegen tot het opbouwen van een contactregeling met [minderjarige] en/of het accepteren van hulpverlening hiervoor. Hierdoor is [minderjarige] het recht ontnomen om een fijne en onbelaste band en (hechtings)relatie op te bouwen met de vader. Dit vormt voor nu en voor de toekomst een grote zorg voor de verdere (hechtings- en identiteits)ontwikkeling van [minderjarige] . De vader is onvoldoende in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen. Hoewel het nooit te laat voor [minderjarige] is om alsnog een band en een relatie met zijn vader op te bouwen, is de maximale tijd binnen het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling benut om te investeren in een verbetering van de situatie. De GI heeft zich op diverse manieren ingezet om een andere situatie voor [minderjarige] te realiseren, hetgeen spijtig genoeg niet is gelukt. De vader geeft duidelijk te kennen dat hij geen rol meer kan en wenst te hebben in het leven van [minderjarige] en dat hij wil dat zijn gezag over [minderjarige] wordt beëindigd. De vader heeft inmiddels ook het contact met de GI verbroken. In de visie van de vader kan hij in de huidige situatie niet de verantwoordelijkheid over [minderjarige] dragen. Er is van alles geprobeerd om deze visie van de vader bij te stellen en te veranderen. Daarnaast is bij herhaling gebleken dat de vader geen toestemming wenst te verlenen voor zaken die voor [minderjarige] belangrijk zijn, zoals onder andere de aanmelding van [minderjarige] bij een peuterspeelzaal. De Raad is om deze redenen van mening dat een gezagsbeëindigende maatregel voor de vader noodzakelijk is.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a van het BW is voldaan. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd vanwege het uitblijven van contact met de vader. Hieraan ligt forse echtscheidingsproblematiek tussen de ouders ten grondslag. Binnen het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling is meer dan twee jaar geprobeerd om alsnog contact tussen de vader en [minderjarige] te bewerkstelligen, maar de vader heeft om hem moverende redenen ervoor gekozen om dit contact niet aan te gaan en afstand te nemen van [minderjarige] . Ook houdt de vader het contact met de moeder af. Hierdoor is de vader volledig uit beeld voor [minderjarige] en speelt hij geen rol in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en bij het nemen van beslissingen. De verwachting is gerechtvaardigd dat dit in de nabije toekomst niet zal veranderen gelet op alles dat is ingezet en de onveranderde houding van de vader ten opzichte van [minderjarige] en de moeder. Bovendien heeft de vader aan de Raad te kennen gegeven zich te kunnen verenigen met een beëindiging van zijn gezag. Bij e-mailbericht van 9 maart 2023 heeft de vader dit aan de rechtbank bevestigd. De vader wenst geen invulling meer te geven aan het ouderlijk gezag. Tegelijkertijd weigert de vader zijn toestemming te geven voor zaken die voor [minderjarige] belangrijk zijn. Hierdoor loopt de moeder bij de gezagsuitoefening tegen problemen aan, waardoor het risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. Dit is geenszins in het belang van [minderjarige] . In al deze omstandigheden ziet de rechtbank voldoende grond voor een toewijzing van het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de vader. Dit betekent dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag uitoefent.
Besloten is om een mondelinge behandeling van het verzoek van de Raad achterwege te laten nu de vader bij e-mailbericht van zijn advocaat van 9 maart 2023 heeft laten weten in te kunnen stemmen met een schriftelijke afdoening van het verzoek. Bovendien acht de rechtbank zich op basis van de voorliggende stukken voldoende geïnformeerd. Dit maakt dat een mondelinge behandeling van het verzoek van de Raad geen toegevoegde waarde heeft.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [de vader] , geboren op
[geboortedag 2] 1965 te [geboorteplaats 2] , over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pellikaan, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023 in tegenwoordigheid van mr. Snatersen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.