Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[de moeder] ,
[de vader] ,
Het procesverloop
- mr. Mouwen, namens de moeder;
- [zorgverlener] , namens de GI (via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding via MS Teams).
- de moeder (in persoon);
- de vader.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Gecertificeerde Instelling (GI), vertegenwoordigd door WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, die verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, tot 22 april 2024. De kinderrechter heeft de ouders, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De moeder, die terminaal ziek is, en de vader, die sinds december 2021 gedetineerd is, zijn beiden niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de hulpverlening door de ouders onvoldoende wordt geaccepteerd. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, met de nadruk op het belang van structureel contact tussen de moeder en [minderjarige] zolang dat mogelijk is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.