ECLI:NL:RBZWB:2023:2750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
20/9619
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2020

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 november 2020. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag forensenbelasting opgelegd, welke door belanghebbende als onterecht werd bestempeld. De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 behandeld, waarbij belanghebbende digitaal aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door [heffingsambtenaar].

De heffingsambtenaar had op 30 september 2020 een aanslag forensenbelasting van € 2.168 opgelegd voor de woning gelegen aan [adres] te [plaats 2]. De rechtbank beoordeelt of deze aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij in 2020 niet meer dan 90 dagen gebruik heeft kunnen maken van de woning. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd, aangezien de woning in dat jaar beschikbaar was voor belanghebbende.

Belanghebbende beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat niet is gebleken dat er sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag forensenbelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 20 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/9619

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1] ([land]), belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 november 2020.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag forensenbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende via digitale beeldverbinding en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar].

Feiten

De heffingsambtenaar heeft met de dagtekening 30 september 2020 een aanslag forensenbelasting over het jaar 2020 met een bedrag van € 2.168 aan belanghebbende opgelegd voor de woning [adres] te [plaats 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting Veere 2020 (hierna: de verordening) luidt:
“Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.”.
Deze bepaling is in overeenstemming met artikel 223 van de Gemeentewet.
4.1.
Vast staat dat belanghebbende in het jaar 2020 zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Veere had. Volgens belanghebbende is de aanslag ten onrechte aan hem opgelegd, omdat hij de woning vanwege corona een periode niet heeft kunnen gebruiken en omdat deze niet heel het jaar bruikbaar is vanwege verhuur. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat er een overeenkomst is waaruit blijkt dat hij niet meer dan 89 dagen gebruik mag maken van de woning.
4.2.
De heffingsambtenaar voert aan dat op basis van de verordening bepalend is of belanghebbende de woning beschikbaar had in 2020.
4.3.
Belanghebbende heeft niet onderbouwd dat hij over de recreatiewoning in het jaar 2020 niet meer dan 90 dagen kon beschikken. Deze beschikbaarheid staat los van de vraag of hij daadwerkelijk gebruik van de woning heeft gemaakt. Het feit dat belanghebbende op grond van feitelijke omstandigheden de woning gemiddeld slechts enkele weken per jaar gebruikt, is niet bepalend voor het beschikbaar staan van de woning aan belanghebbende in 2020. Daarnaast is in de verhuurovereenkomst met [bedrijf] van 30 april 2020 geen beperking opgenomen voor het eigen gebruik van de woning. Op de dagen dat de woning niet verhuurd was, stond deze ter beschikking van belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft dan ook terecht en tot het juiste bedrag de aanslag forensenbelasting opgelegd.
4.4.
Belanghebbende beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Volgens belanghebbende ontvangen niet alle huiseigenaren die de woning minder dan 276 verhuren een aanslag forensenbelasting, zoals hij heeft vernomen van het verhuurbureau. De rechtbank volgt dit standpunt van belanghebbende niet, omdat niet is gebleken dat er sprake is van gelijke gevallen. Belanghebbende heeft zijn stelling niet onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag forensenbelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier op 20 april 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.