ECLI:NL:RBZWB:2023:2750
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2020
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 november 2020. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag forensenbelasting opgelegd, welke door belanghebbende als onterecht werd bestempeld. De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 behandeld, waarbij belanghebbende digitaal aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door [heffingsambtenaar].
De heffingsambtenaar had op 30 september 2020 een aanslag forensenbelasting van € 2.168 opgelegd voor de woning gelegen aan [adres] te [plaats 2]. De rechtbank beoordeelt of deze aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij in 2020 niet meer dan 90 dagen gebruik heeft kunnen maken van de woning. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd, aangezien de woning in dat jaar beschikbaar was voor belanghebbende.
Belanghebbende beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat niet is gebleken dat er sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag forensenbelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 20 april 2023.