ECLI:NL:RBZWB:2023:2752

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
C/02/407828 / JE RK 23-526
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en afwijzing voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Brabant voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens werd verzocht om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij de ouders, de Raad, de GI, de jeugdconsulent en de ambulant begeleidster aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, onder andere door zijn betrokkenheid bij een negatief (crimineel) netwerk en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder is overbelast en de vader biedt geen ondersteuning. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de hulpverlening binnen het vrijwillig kader niet toereikend is geweest en dat er noodzaak is voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen, omdat er al een bestaande machtiging is die doorloopt tot 16 augustus 2023.

De kinderrechter heeft [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, met ingang van 14 april 2023. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de situatie van [minderjarige] en zijn moeder goed in kaart moet brengen en blijvend moet monitoren, met als doel dat [minderjarige] thuis kan blijven wonen en de nodige ondersteuning krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407828 / JE RK 23-526
Datum uitspraak: 14 april 2023
Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen de Raad,
over de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. Y.I.B. Grosfeld te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informanten in deze zaak aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Roosendaal, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
[jeugdconsulent], werkzaam als jeugdconsulent bij de [gemeente] , hierna te noemen: de jeugdconsulent,
[ambulant begeleidster], de ambulant begeleidster van [minderjarige] vanuit [hulptraject] , hierna te noemen: de ambulant begeleidster.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 20 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 20 maart 2023.
Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter de verzoeken, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de kinderrechter gehoord:
  • [minderjarige] , die enkel apart is gehoord, bijgestaan door mr. Grosfeld;
  • de moeder;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad;
  • een tweetal vertegenwoordigers namens de GI.
  • de jeugdconsulent;
  • de ambulant begeleidster.
Opgeroepen maar niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 februari 2023 is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend, met ingang van 16 februari 2023 tot 16 augustus 2023, onder de voorwaarden zoals gesteld in het aan deze beschikking gehechte, door [minderjarige] ondertekende en door de moeder en namens [jeugdzorg] medeondertekende hulpverleningsplan.

De verzoeken

De Raad verzoekt om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad verzoekt daarnaast om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden.

De standpunten

Namens de Raad is, samengevat, aangegeven dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij lijkt zich in een negatief (crimineel) netwerk te bevinden met betrekking tot drugs(handel). Daarnaast is de ouder-kindrelatie tussen [minderjarige] en de moeder verstoord geraakt. Met de vader heeft [minderjarige] geen contact. Ook is [minderjarige] vanwege zijn gedrag verwijderd van school. Op dit moment zit hij thuis en heeft hij geen zinvolle dagbesteding.
De moeder is naar de mening van de Raad voldoende bereid, maar onvoldoende in staat om de noodzakelijk geachte hulpverlening te accepteren. Zij is overbelast en wantrouwend richting de hulpverlening en heeft aangegeven dat zij de situatie rondom [minderjarige] niet langer aankan. Zij heeft dan ook iemand nodig die naast haar gaat staan en samen met haar de beslissingen over [minderjarige] zal nemen. De vader is, hoewel hij medegezaghebbende ouder van [minderjarige] is, hierbij niet ondersteunend.
De Raad heeft het vertrouwen dat de moeder met inzet van hulpverlening binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen.
In de komende periode vindt de Raad het van belang dat [minderjarige] blijvend wordt gemotiveerd om zich te houden aan de bij de voorwaardelijke machtiging gestelde voorwaarden en mee te werken met de hulpverlening. Daarnaast dient de GI zicht te verkrijgen op de (opvoed)situatie van [minderjarige] bij de moeder en de mogelijkheden te onderzoeken met betrekking tot de rol van de vader in het leven van [minderjarige] .
De Raad heeft het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen ingetrokken, omdat er bij beschikking van 16 februari 2023 reeds een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is verleend tot 16 augustus 2023 en die machtiging naar de mening van de Raad kan doorlopen.
[minderjarige] heeft, samengevat, aangegeven dat het voor hem moeilijk te begrijpen is wat een ondertoezichtstelling precies inhoudt. Hij heeft daar dan ook niet echt een mening over. [minderjarige] heeft aangegeven dat het momenteel goed gaat thuis, maar dat hij niets te doen heeft. [minderjarige] moet wel eenmaal per week naar school komen voor het controleren van zijn huiswerk.
Namens [minderjarige] heeft de advocaat, samengevat, aangegeven dat de grootste zorg nu is dat [minderjarige] al gedurende negen weken niet naar school gaat en dat hij geen zinvolle dagbesteding heeft. De meivakantie nadert en daarmee ook het einde van het schooljaar. De advocaat heeft daarnaast aangegeven dat zij het in het belang van [minderjarige] acht dat hij onder toezicht gesteld wordt en dat hij en de moeder in dat kader ondersteund worden. De advocaat betwijfeld of ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk zal zijn.
De moeder heeft, samengevat, aangegeven dat het met de kaders van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp goed gaat met [minderjarige] in de thuissituatie. Hij moet op tijd thuis zijn en hij houdt zich aan de tijden en afspraken. [minderjarige] vindt het moeilijker om op tijd naar bed te gaan, omdat hij geen zinvolle dagbesteding heeft en daarmee geen reden om ’s ochtends op tijd uit bed te komen. De moeder vindt het moeilijk dat er nu wordt verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen. Zij vraagt zich af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Maar zij staat daar wel achter. De moeder is bereid om de noodzakelijk geachte hulpverlening te accepteren. Zij heeft ten slotte aangegeven het zorgelijk te vinden dat [minderjarige] al twee jaren geen contact heeft met zijn vader.
De GI heeft, samengevat, aangegeven dat zij binnen enkele weken een jeugdbeschermer beschikbaar heeft die de ondertoezichtstelling van [minderjarige] zou kunnen uitvoeren. Vanwege de genoemde zorgen staat deze casus bovenaan de uitdelingslijst. Indien [minderjarige] onder toezicht zal worden gesteld, dan zal de regiefunctie over de betrokken hulpverlening vanuit de jeugdconsulent overgaan naar de GI. De GI zal daarbij vooral de samenwerking aangaan.
De jeugdconsulent heeft, samengevat, aangegeven dat [minderjarige] op gesprek is geweest bij een andere school, maar dat hij daar afgewezen is omdat er een gebrek aan motivatie bij hem werd gezien. Op dit moment zijn er meerdere actoren druk bezig om [minderjarige] terug naar school te krijgen. Binnenkort zal hierover opnieuw een overleg plaatsvinden. De jeugdconsulent weet niet of het zal lukken dat [minderjarige] voor de zomervakantie weer naar school zal kunnen gaan, maar er zal wel op korte termijn zinvolle dagbesteding aangeboden moeten worden. De jeugdconsulent heeft ten slotte aangegeven dat hij met betrekking tot school betrokken zal blijven, ook als [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld.
De ambulant begeleidster heeft, samengevat, aangegeven dat zij pas onlangs kennisgemaakt heeft met [minderjarige] . Zij zal twee uren per week bij hem betrokken zijn en hem begeleiden bij het afnemen drugstesten. In mei 2023 zal er nog een ambulant begeleider betrokken raken. De insteek van de ambulante begeleiding zal zijn om naast [minderjarige] te gaan staan, hem te ondersteunen en bijvoorbeeld mee te zoeken naar mogelijkheden rondom school en stage.

De beoordeling

Ondertoezichtstelling
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat [minderjarige] op meerdere ontwikkelingsgebieden ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn zorgen vanwege drugsbezit en/of -gebruik van [minderjarige] . Hij is meermaals aangehouden door de politie vanwege drugsbezit en op zijn slaapkamer zijn meermaals drugs en grote geldbedragen aangetroffen. Daarmee zijn er ook zorgen of [minderjarige] zich in een negatief (crimineel) netwerk bevindt en dat hij daarin (verder) dreigt af te glijden. Daarnaast zijn er zorgen vanwege het grenzeloze gedrag dat [minderjarige] vertoont en omdat hij, vanwege zijn gedrag en drugsbezit, is verwijderd van school. Inmiddels heeft hij al gedurende negen weken geen zinvolle dagbesteding, behoudens het maken van huiswerk. Ook het gebrek aan contact tussen [minderjarige] en zijn vader is een zorg.
De kinderrechter overweegt dat bovengenoemde zorgen de mogelijkheden van de hulpverlening binnen het vrijwillig kader en met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp overstijgen. Ondanks dat er in de afgelopen jaren meerdere vormen van hulpverlening is ingezet, is die hulpverlening niet toereikend geweest voor het voorkomen dan wel het wegnemen van bovengenoemde zorgen. Het is nu van belang dat de moeder wordt ondersteund en dat er iemand naast haar komt staan die samen met haar de (gezags)beslissingen over [minderjarige] zal nemen. De moeder is overbelast geraakt en het lukt haar niet meer om die beslissingen zelfstandig te nemen en de verantwoordelijkheid daarvoor te dragen. Hoewel de vader medegezaghebbende ouder van [minderjarige] is, heeft hij geen contact met [minderjarige] . Hij biedt momenteel ook geen steun aan de moeder en hij neemt zijn verantwoordelijkheid niet om samen met de moeder het gezag over [minderjarige] uit te oefenen.
Omdat de mogelijkheden binnen het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog niet zijn uitgeput, acht de kinderrechter beide ouders in staat om met inzet van hulpverlening binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek, dat niet is weersproken, toewijzen en [minderjarige] onder toezicht stellen van de GI voor de (verzochte) duur van een jaar, met ingang van heden en tot 14 april 2024.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
De kinderrechter acht het van belang dat de GI de situatie goed in kaart zal brengen en zij vervolgens blijvend zal monitoren. Bezien moet worden hoe het met [minderjarige] en de moeder gaat in de thuissituatie, of het goed blijft gaan en wat [minderjarige] en de moeder nodig hebben om bovengenoemde zorgen weg te nemen en de situatie voor hen beiden tot rust komt en zal verbeteren. Dit alles is erop gericht dat [minderjarige] thuis kan blijven wonen.
Als leidraad om in het kader van de ondertoezichtstelling aan te werken kunnen onder meer de navolgende in het raadsrapport opgesomde doelen worden genomen:
  • [minderjarige] ontwikkelt zich cognitief leeftijdsadequaat en passend bij zijn mogelijkheden. Dit houdt in dat hij structureel naar school gaat of een andere passende dagbesteding heeft waarbij hij werkt aan zijn toekomstperspectief;
  • [minderjarige] kan de verantwoordelijkheid nemen/verantwoorde keuzes maken passend bij zijn leeftijd en mogelijkheden. Dit houdt in dat hij zichzelf niet in gevaarlijke situaties brengt, dat hij geen politiecontacten heeft en dat hij positieve contacten opbouwt met leeftijdsgenoten en volwassenen;
  • [minderjarige] kan zijn gevoelens en emoties onder woorden brengen. Dit houdt in dat [minderjarige] inzicht krijgt in zijn gevoelens, gedachten en het (destructieve probleem-)gedrag dat is ontstaan hen hoe hij zich fijner in zijn vel kan voelen;
  • [minderjarige] heeft prettig en onbelast contact met zijn ouders;
  • Er is een (mannelijke) hulpverlener in het leven van [minderjarige] met wie hij een vertrouwensband kan opbouwen en die hem middels motiverende gesprekstechnieken andere gedachtes aanleert en hem andere keuzes leert maken.
Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad zijn verzoek om een voorwaardelijke gesloten machtiging voor [minderjarige] te verlenen mondeling ingetrokken.
Nu de Raad het verzoek om een voorwaardelijke machtiging voor [minderjarige] te verlenen heeft ingetrokken, behoeft dit verzoek geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer van de kinderrechter. De kinderrechter zal dit verzoek daarom afwijzen. De kinderrechter overweegt hierbij dat er op verzoek van de [gemeente] en met instemming van de ouders met gezag bij beschikking van de kinderrechter van 16 februari 2023 al een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp met passende voorwaarden voor [minderjarige] is verleend. Die machtiging zal in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] doorlopen. Het is dan ook niet nodig om nu een nieuwe voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen onder dezelfde voorwaarden als de huidige machtiging.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Roosendaal met ingang van 14 april 2023 tot 14 april 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023 door mr. De Jong, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.