ECLI:NL:RBZWB:2023:276
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 oktober 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die deze aanslag betwistte. De rechtbank constateert dat belanghebbende op 7 augustus 2021 zijn auto had geparkeerd op een parkeerterrein waar parkeerbelasting verschuldigd was. Tijdens een controle met een scanauto werd vastgesteld dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 66,80. Belanghebbende heeft de naheffingsaanslag betaald, maar stelde dat hij de parkeerbelasting had voldaan door contante betaling bij de parkeerautomaat, zonder bewijs van betaling te overleggen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de parkeerbelasting niet was voldaan en dat het aan belanghebbende was om zijn stelling te onderbouwen. Aangezien hij dit niet deed, blijft de naheffingsaanslag in stand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.