4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Naar aanleiding van twee TCI-processen-verbaal is een onderzoek gestart naar [medeverdachte 1] . Hij zou handelen in grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en de werkwijze zou zijn dat hij naar een ontmoetingsplek rijdt, daar de bus van de klant overneemt, naar de opslag rijdt om daar de bus te vullen met grondstoffen en de bus van de klant vervolgens weer terug te rijden naar de ontmoetingsplek.
Besloten wordt om [medeverdachte 1] te observeren. Uit de observatieprocessen-verbaal blijkt vervolgens dat hij op 16 januari 2020 precies zo handelt als hiervoor beschreven. Bij controle van de bus, bestuurd door [medeverdachte 2] , blijkt deze leeg te zijn. In een tapgesprek een dag later geeft [medeverdachte 1] aan dat hij het vermoeden had gehad gevolgd te worden. De rechtbank sluit daarom niet uit dat hij om die reden niet verder gehandeld heeft als gebruikelijk.
Op 4 februari 2020 vindt er weer een observatie plaats. Gezien wordt dat een Mercedes Vito geparkeerd staat op het terrein aan de [adres 1], zijnde het adres waar het bedrijf van verdachte is gevestigd. Om 09:21 uur wordt gezien dat deze Mercedes Vito met het [kenteken 1] , het terrein aan de [adres 2] komt op gereden. De bestuurder is dan [medeverdachte 1] . Om 09:24 uur stapt een persoon in deze Mercedes Vito en rijdt weg. Om 10:23 uur wordt de Mercedes Vito door de politie te Utrecht staande gehouden. Met de zoekfunctie van Google, een openbare bron van informatie, kan bepaald worden dat het ongeveer één uur duurt om de afstand af te leggen van plaats vertrek te Sprundel naar plaats van staandehouding te Utrecht. Bij de staandehouding blijkt de bestuurder [medeverdachte 3] te zijn. In de Mercedes Vito wordt 1200 liter aceton aangetroffen.
Ook op 4 februari 2020 wordt om 09:38 uur een Fiat Ducato, voorzien van het Belgische [kenteken 2] , op het terrein aan de [adres 2] gezien. Om 09:59 uur vertrekt [medeverdachte 1] als bestuurder met deze bus. Een minuut later stopt deze bus op de [adres 1]. Gezien wordt dat door middel van een heftruck vier pallets in de Fiat Ducato worden geladen. [medeverdachte 1] staat daarbij te kijken. De heftruckchauffeur blijkt verdachte te zijn. Nadat de Fiat Ducato ingeladen is, rijdt [medeverdachte 1] deze terug naar de [adres 2]. [medeverdachte 1] stapt in een Opel Vivaro en rijdt weg. Om 10:44 uur vertrekt de Fiat Ducato. Om 11:00 uur wordt deze gezien op de parkeerplaats Wouwse Tol te Bergen op Zoom. Er vindt een controle plaats. De bestuurder blijkt [medeverdachte 2] te zijn en in de bus blijkt 2550 liter zoutzuur te zitten. [medeverdachte 2] verklaart later dat hij de bus opgehaald heeft in het dorp waar hij woont in [plaats ] . Daar had hij de bus ook weer terug moeten zetten.
Er vindt vervolgens een doorzoeking in het bedrijfspand van verdachte. Daar worden een pallet en twee losse jerrycans met aceton aangetroffen, bij elkaar 600 liter aceton. Verdachte wijst [medeverdachte 1] aan als zijnde de eigenaar van de pallet en jerrycans. Hij verklaart kort gezegd dat hij zijn loods ter beschikking had gesteld aan [medeverdachte 1] . In het begin in verband met opslag van dozen eiwitpoeders. Dit speelde vanaf het voorjaar van 2019. Vervolgens werden het dozen en jerrycans en de laatste zeven keer waren het alleen pallets met jerrycans. De goederen werden volgens verdachte altijd door vreemden gebracht. Specifiek worden door hem, gezien de kentekens, “Polen en Kroaten” benoemd. De leveringen kwamen gemiddeld om de vijf à zes weken. [medeverdachte 1] was degene die aangaf wanneer spullen opgehaald gingen worden. Verdachte heeft op een gegeven moment een bepaald vermoeden gekregen. Hij geeft ook aan dat hij in de maand augustus 2019 een paar keer voor verdachte heeft gereden. De rechtbank constateert dat de beschrijving die verdachte hierbij geeft, één op één past op de handelswijze die [medeverdachte 1] op 4 februari 2020 heeft laten zien. Te weten het afspreken op een plek, het voertuig van de klant overnemen, met dat voertuig naar de loods van verdachte rijden, het voertuig laden en het voertuig vervolgens weer terugbrengen naar de klant.
Verdachte verklaart ook over een zogenaamde “klop klop” telefoon die in het bezit zou zijn van [medeverdachte 1] . Dit zou volgens verdachte een ‘criminele telefoon’ betreffen. Bij zijn aanhouding is ook een dergelijke cryptotelefoon bij [medeverdachte 1] aangetroffen. Een soortgelijke telefoon is overigens ook bij [medeverdachte 2] , de chauffeur van de Fiat Ducato, aangetroffen.
De rechtbank constateert dat door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) is vastgesteld dat de monsters van de inhoud van de jerrycans in de Mercedes Vito en de jerrycans in de loods aan de [adres 1] aceton bevatten. Ook is door het NFI vastgesteld dat de monsters van de inhoud van de jerrycans in de Fiat Ducato zoutzuur bevatten.
Verdachte (mede)pleger voorbereidingshandelingen?
Er is sprake van ‘het voorhanden hebben’ zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet als verdachte de feitelijke macht over de voorwerpen en stoffen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Die voorwerpen en stoffen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte te bevinden. Bij bewezenverklaring van ‘het voorhanden hebben’ hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat deze goederen en stoffen aan verdachte toebehoren of dat hij daarover beschikkings- of beheersbevoegdheid heeft. De goederen en stoffen moeten zich wel in de machtssfeer van verdachte bevinden. Daarvoor is vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid voor de voor productie van drugs bestemde goederen en stoffen, althans de aanmerkelijke kans daarop.
In totaal is 1800 liter aceton en 2250 liter zoutzuur aangetroffen. In het dossier wordt gerelateerd dat ambtshalve bekend is dat aceton illegaal gebruikt wordt in de vervaardiging van MDMA en/of bij het terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal en dat 1800 liter aceton in verhouding staat tot een te produceren hoeveelheid van 450 kg MDMA. Ambtshalve is ook bekend dat zoutzuur wordt gebruikt voor de illegale vervaardiging van amfetamine, MDMA, methamfetamine en/of het uitwassen van cocaïne. De verhouding daarbij is dat een hoeveelheid van 2550 liter zoutzuur in verhouding staat tot een te produceren hoeveelheid van 2550 kilo MDMA.
De rechtbank merkt op dat zoutzuur en aceton legale toepassingen kennen. In de jurisprudentie wordt er echter van uitgegaan dat bij dergelijke grote hoeveelheden, zoals waar in dit dossier sprake van is, deze chemische middelen gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs. Door verbalisanten van de Landelijke Eenheid, Landelijke Faciliteit Ontmantelen is verder gerelateerd dat ontbreken van Nederlandse etikettering op en de ongebruikelijk vervoersmethode van de jerrycans een indicatie zijn voor de criminele bestemming van de aangetroffen middelen.
De rechtbank is van oordeel dat de modus operandi van [medeverdachte 1] en ook een aantal keer van verdachte met betrekking tot het inladen van de chemische middelen een extra duiding is van de illegaliteit van de handelingen. Dit beeld wordt nog eens versterkt door de verklaring van verdachte ten overstaan van de politie dat hij wel dacht “dat het om niet legale inhoud zou zijn”.
De rechtbank constateert verder dat uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 1] gebleken is dat hij gezocht heeft op de woorden/zinnen “acetone”, “wat en hoe” en “hoe maak je speed”.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is er naar het oordeel van de rechtbank bij verdachte sprake geweest van beschikkingsmacht over de middelen. De loods was van hem en [medeverdachte 1] vertrouwde hem kennelijk het ontvangen van leveringen van de chemische middelen, alsmede het aan een klant leveren van die middelen toe. Verdachte werd door [medeverdachte 1] aangestuurd. Op 4 februari 2020 heeft verdachte zelf de Fiat Ducato geladen met vier pallets met jerrycans waar zoutzuur in zat. Verdachte heeft meerdere keren enveloppen met geld in zijn handen gehad Of om namens [medeverdachte 1] aan degenen te geven die de middelen leverden of om aan [medeverdachte 1] te geven.
Gelet op voornoemde modus operandi en de hoeveelheden chemische middelen die zijn aangetroffen, kan het niet anders dan dat verdachte wist of een ernstig vermoeden had dat de middelen bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Dit blijkt ook wel uit zijn opmerkingen dat het om niet legale inhoud zou gaan en dat [medeverdachte 1] een telefoon had die veelal door criminelen wordt gebruikt. Aanknopingspunten voor een ander scenario zijn niet aannemelijk geworden.
Die voorbereidingshandelingen heeft verdachte samen met in ieder geval [medeverdachte 1] in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 4 februari 2020 gepleegd. Op 4 februari 2020 kan door ook nog [medeverdachte 2] bij betrokken worden, nu verdachte de bus waarin [medeverdachte 2] niet lang daarna is aangetroffen, op die dag heeft geladen.
Het ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen in die periode kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden zoals hierna onder 4.4 weergegeven.