De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Naar aanleiding van twee TCI-processen-verbaal is een onderzoek gestart naar [medeverdachte 1] . Hij zou handelen in grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en de werkwijze zou zijn dat hij naar een ontmoetingsplek rijdt, daar de bus van de klant overneemt, naar de opslag rijdt om daar de bus te vullen met grondstoffen en de bus van de klant vervolgens weer terug te rijden naar de ontmoetingsplek.
Besloten wordt om [medeverdachte 1] te observeren. Uit de observatieprocessen-verbaal blijkt vervolgens dat hij op 16 januari 2020 precies zo handelt als hiervoor beschreven. Bij controle van de bus, bestuurd door [verdachte 2] , blijkt deze leeg te zijn. In een tapgesprek een dag later geeft [medeverdachte 1] aan dat hij het vermoeden had gevolgd te worden. De rechtbank sluit daarom niet uit dat hij niet verder gehandeld heeft als gebruikelijk.
Op 4 februari 2020 vindt er echter weer een observatie plaats. Gezien wordt dat een Mercedes Vito geparkeerd stond op het terrein aan de [adres 1] , zijnde het adres waar het bedrijf van [medeverdachte 2] is gevestigd. Om 09:21 uur wordt gezien dat deze Mercedes Vito met het [kenteken] , het terrein aan de [adres 2] komt op gereden. De bestuurder is dan [medeverdachte 1] . Om 09:24 uur stapt een persoon in deze Mercedes Vito en rijdt weg. Om 09:26 uur wordt gezien dat de bestuurder van de Mercedes Vito een man met een gezet postuur is. De rechtbank neemt ter zitting waar dat verdachte eveneens een ‘gezet postuur’ heeft. Om 10:23 uur wordt de Mercedes Vito door de politie te Utrecht staande gehouden.
Met de zoekfunctie van Google, een openbare bron van informatie, kan bepaald worden dat het ongeveer één uur duurt om de afstand af te leggen van plaats vertrek te Sprundel naar plaats staandehouding te Utrecht. Bij de staandehouding blijkt de bestuurder verdachte te zijn. In de Mercedes Vito wordt 1200 liter aceton aangetroffen.
Gelet op de omstandigheden, zoals beschreven, gaat de rechtbank er van uit dat het verdachte is geweest die in Sprundel in de Mercedes Vito is gestapt als bestuurder. Zij acht de verstreken tijd tussen wegrijden in Sprundel en staande houding in Utrecht, dermate krap, dat zij niet aannemelijk acht dat een onbekend gebleven bestuurder ergens gestopt is waarna verdachte het busje heeft overgenomen. Verdachte heeft dit overigens ook niet verklaard. Hij heeft geen verklaring willen afleggen.
Er vindt een doorzoeking in het bedrijfspand van [medeverdachte 2] . Daar worden nog een pallet en twee losse jerrycans aangetroffen. Bij elkaar is dit 600 liter aceton. [medeverdachte 2] wijst [medeverdachte 1] aan als zijnde de eigenaar van de pallet en jerrycans. Hij verklaart kort gezegd dat hij zijn loods ter beschikking had gesteld aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] verklaart ook over een zogenaamde “klop klop” telefoon die in het bezit zou zijn van [medeverdachte 1] . Dit zou volgens [medeverdachte 2] een criminele telefoon betreffen. Bij zijn aanhouding is een dergelijke cryptotelefoon bij [medeverdachte 1] aangetroffen.
De rechtbank constateert dat door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) is vastgesteld dat de monsters van de inhoud van de jerrycans in de Mercedes Vito en de jerrycans in de loods aan de [adres 1] aceton bevatten.
Verdachte (mede)pleger voorbereidingshandelingen?
Er is sprake van ‘het voorhanden hebben’ zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet als verdachte de feitelijke macht over de voorwerpen en stoffen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Die voorwerpen en stoffen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte te bevinden. Bij bewezenverklaring van ‘het voorhanden hebben’ hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat deze goederen en stoffen aan verdachte toebehoren of dat hij daarover beschikkings- of beheersbevoegdheid heeft. De goederen en stoffen moeten zich wel in de machtssfeer van verdachte bevinden. Daarvoor is vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid voor de voor productie van drugs bestemde goederen en stoffen, althans de aanmerkelijke kans daarop.
In totaal is 1800 liter aceton aangetroffen. In het dossier wordt gerelateerd dat ambtshalve bekend is dat aceton illegaal gebruikt wordt in de vervaardiging van MDMA en/of bij het terugwinnen van cocaïne uit een dragermateriaal. 1800 liter aceton staat in verhouding tot een te produceren hoeveelheid van 450 kg MDMA.
De rechtbank merkt op dat aceton legale toepassingen kent. In de jurisprudentie wordt er echter van uitgegaan dat bij dergelijke hoeveelheden, zoals in dit dossier sprake van is, deze chemische middelen gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs. Door verbalisanten van de Landelijke Eenheid, Landelijke Faciliteit Ontmantelen is verder gerelateerd dat ontbreken van Nederlandse etikettering op en de ongebruikelijk vervoersmethode van de jerrycans een indicatie zijn voor de criminele bestemming van de aangetroffen middelen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is er naar het oordeel van de rechtbank bij verdachte sprake geweest van beschikkingsmacht over de aceton. De rechtbank ziet hem als bestuurder van de Mercedes Vito bus en [medeverdachte 1] vertrouwde hem kennelijk het transport van een grote hoeveelheid aceton toe.
Gelet op voornoemde modus operandi en de hoeveelheid aceton die is aangetroffen, kan het niet anders dan dat verdachte wist of een ernstig vermoeden had dat de aceton bestemd was voor de productie van synthetische drugs of het uitwassen van cocaïne. Dit blijkt ook wel uit zijn opmerking tegen de verbalisanten bij de staande houding dat het om bouwmaterialen zou gaan, terwijl dit overduidelijk niet het geval was. Verder is er geen enkele aannemelijke verklaring of scenario van de zijde van verdachte gekomen. Van aanknopingspunten voor een ander scenario is niet gebleken en een ander scenario is dan ook niet aannemelijk geworden.
Die voorbereidingshandelingen heeft verdachte samen met in ieder geval medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 4 februari 2020 gepleegd. Het ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen in die periode kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden zoals hierna onder 4.4 weergegeven.