ECLI:NL:RBZWB:2023:2786

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
383321_T21042023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. De Graaf
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige. De man, vertegenwoordigd door mr. A. Koop-van Vliet, verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en om de bestaande zorgregeling te wijzigen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. M.J.E.M. Edelmann, voerde verweer en vroeg om uitbreiding van het contact onder supervisie van de Gecertificeerde Instelling (GI). De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor drie maanden in afwachting van een schriftelijk bericht van de GI over de actuele stand van zaken. De rechtbank oordeelde dat er overeenstemming was bereikt tussen de partijen over de verzoeken, en dat de GI betrokken moest worden bij de verdere begeleiding van de minderjarige. De rechtbank heeft de afspraken die partijen hebben gemaakt, waaronder de uitbreiding van het contact tussen de minderjarige en de man, als in het belang van de minderjarige beschouwd. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot 27 juni 2023, waarbij partijen zich moeten houden aan de gemaakte afspraken en de GI de rechtbank schriftelijk zal informeren over de voortgang.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/383321 / FA RK 21-1173
Datum uitspraak: 21 april 2023
beschikking betreffende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet, te Breda,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.J.E.M. Edelmann, te Breda.
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
- Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Eindhoven.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, in de procedure gekend om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het nadere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 23 februari 2023, en de daarin vermelde stukken;
- de brief van de GI van 6 maart 2023;
- het verweerschrift namens de vrouw van 7 maart 2023, ontvangen op 9 maart 2023, met bijlagen.
1.2
Op 27 maart 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad alsmede drie medewerksters van de GI.

2.De verdere beoordeling

2.1
Thans ligt nog voor het verzoek van de man om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de hoofdverblijfplaats van de [minderjarige] bij de man te bepalen;
II. de, bij vonnis van 21 januari 2021, vastgestelde (voorlopige) zorgregeling te wijzigen, in dier voege dat [minderjarige] de ene week van zondagavond tot en met de daaropvolgende week zondagavond en de andere week van zondagavond tot en met vrijdag na school bij de man verblijft en van vrijdag na school tot zondagavond 18:30 uur bij de vrouw verblijft, althans een zodanige regeling als de rechtbank juist en redelijk acht, vast te stellen en de man te machtigen om de nakoming van de, door de rechtbank, bij beschikking bepaalde, (voorlopige) zorgregeling te bewerkstelligen door telkens als de vrouw deze niet nakomt, de vrouw in gijzeling te doen nemen voor de duur van 24 uur, waarbij heeft te gelden dat, telkens wanneer de vrouw 24 uur in gijzeling wordt genomen, de verbeurde dwangsom wordt verminderd met een bedrag gelijk aan de dwangsom voor één overtreding.
2.2.
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man tot de wijziging van het hoofdverblijf en verzoekt te bepalen dat het contact tussen de man en [minderjarige] onder supervisie van de GI wordt uitgebreid naar een co-ouderregeling, waarbij de GGZ zal blijven ondersteunen.
2.3
Bij eerder genoemde beschikking van de rechtbank is onder meer bepaald – onder wijziging van de beschikking van de rechtbank van 20 oktober 2022 – dat de [minderjarige] en de man
voorlopiggerechtigd zijn tot begeleid contact met elkaar iedere week op dinsdag en donderdag uit school tot na etenstijd (om 18:30 uur) en eens per twee weken op zaterdag van 10:00 uur tot 16:00 uur met een mogelijke uitbreiding hiervan op geleide van de GI. Voorts is de behandeling van de verzoeken aangehouden en is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
2.4
De GI heeft bij brief van 6 maart 2023 – kort samengevat – het volgende standpunt ingenomen. De GI kan zich vinden in het advies van de Raad om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man te bepalen. De GI is er niet van overtuigd dat de vrouw in staat is haar patronen te doorbreken. Al twee jaar is tevergeefs getracht een passende omgangsregeling met de man tot stand te laten brengen. De situatie van de vrouw is op geen enkel vlak gewijzigd zodat de GI er onvoldoende van overtuigd is dat de omgang op de lange termijn zal slagen en [minderjarige] geen hinder zal ondervinden van de visie en de standpunten van de vrouw. Daarnaast heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2023 aangegeven zich niet te herkennen in het raadsonderzoek. De GI verwacht dat [minderjarige] , gezien haar jonge leeftijd, voldoende flexibel is en in staat is deze wijziging te verwerken. Indien het hoofdverblijf wordt gewijzigd dan organiseert de GI het contact met de vrouw. Er dient intensieve opvoedondersteuning en hechtingsbevorderende hulp ingezet te worden om [minderjarige] de beste kans te bieden om op een positieve manier bij de man te kunnen aarden. Hiermee kan de man laten zien welke mogelijkheden hij als opvoeder heeft en kan het gedrag van [minderjarige] in de thuissituatie worden gemonitord. Onder verwijzing naar een Amerikaans onderzoek is de GI van mening dat na de wijziging van de hoofdverblijfplaats er gedurende drie maanden in het geheel geen contact mag zijn tussen de vrouw en [minderjarige] . Het is een effectief middel om het onthechte kind de angstige herinneringen zelf op realiteit te laten toetsen en de benodigde verwerking tot stand te brengen. Daarna kan begeleide omgang gestart worden. Te beginnen met 1 x per week minimaal 1 uur. De voorkeur gaat uit naar 2 uur, mits de zorgaanbieder dit kan bieden. Afhankelijk van [minderjarige] ontwikkelbehoeften en van het gedrag van de vrouw in de omgang kan het contact met medewerking van de hulpverlening worden uitgebreid. Dit biedt [minderjarige] de meeste kans om op onbelaste wijze van allebei haar ouders te mogen genieten en van hen te houden. Er zijn inmiddels intakes voor beide ouders gepland bij GGZ Noord-Brabant. Begin/half april is er een adviesgesprek.
De bij beschikking van 23 februari 2023 opgelegde begeleide omgang kan de GI niet organiseren. De GI zal wel de overdrachtsmomenten begeleiden. Daarbij is de GI van mening dat de begeleiding van de omgang niet zal ondervangen dat de vrouw door blijft gaan met haar beïnvloeding van [minderjarige] . De omgang met de vader kan onbegeleid plaatsvinden en dan ook snel worden uitgebreid. Daarbij is het belangrijk dat beide ouders heldere afspraken meekrijgen vanuit de GI waarin geen ruimte is voor eigen interpretatie of afwijken van de afspraken.
Tijdens de mondelinge behandeling is nog het volgende door de GI – kort samengevat –
aangevuld. De contacten tussen [minderjarige] en de man verlopen goed. Begeleid contact is niet nodig. De GI staat nog steeds achter het advies van de Raad om het hoofdverblijf te wijzigen. Er moet snel opgebouwd worden naar een co-ouderschap door het uitbreiden van de contacten tussen [minderjarige] en de man. De GI ziet namelijk dat de vrouw makkelijk terugvalt in haar oude patroon. In gesprekken stelt de vrouw zich neutraal op. Zo zegt zij “het loopt” en de man zegt “goed”. Over de overnachting zegt zij “dat zij het neutraal vindt”. Dat maakt dat er nog zorgen zijn dat de vrouw alsnog haar medewerking stopt. De GI krijgt geen toestemming van de vrouw om contact met de psycholoog op te nemen. De communicatie over [minderjarige] moet tussen partijen nog verbeterd worden. De GI kan zich vinden in een aanhouding van de procedure voor de duur van drie maanden.
2.5
Namens en door de vrouw is – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Het contact tussen de man en [minderjarige] gaat goed. De vrouw is tevreden. Beide ouders gaan samen naar de ouderavond op school. Er zijn positieve ontwikkelingen. Het contact wordt momenteel uitgebreid, namelijk van dinsdag en donderdag naar ook een zaterdag. De eerste overnachting is aankomend weekend. De vrouw staat sinds 22 november 2022 onder behandeling bij een psycholoog en deze psycholoog heeft de vrouw laten inzien dat zij door haar spanning [minderjarige] heeft kunnen beïnvloeden. De vrouw is daardoor rustiger geworden en heeft geleerd de dingen los te laten en op een andere manier naar het gedrag van [minderjarige] te kijken. De vrouw verzoekt om de procedure aan te houden voor een periode van zes maanden om toe te werken naar een co-ouderschapsregeling. De vrouw merkt op dat het de huisarts is geweest die de melding heeft gedaan bij de Veilig Thuis. De man heeft een nieuwe relatie en die heeft kennis gemaakt met [minderjarige] . De vrouw heeft dat moeten horen van de man en niet van de GI.
2.6
Namens en door de man is – kort samengevat – het volgende standpunt ingenomen. De contacten met [minderjarige] en de overdrachten gaan goed. De man ziet dat er positieve stappen worden gezet. De man is echter bang dat, zodra de druk van de procedure wegvalt, de vrouw stopt met haar medewerking. Er is geen vertrouwen bij de man dat de vrouw daadwerkelijk blijvend veranderd is. Primair is de man het dan ook eens met het schriftelijke standpunt van de GI van 6 maart 2023. Subsidiair kan de man zich voorstellen dat er versneld (binnen drie maanden) wordt toegewerkt naar een co-ouderschapsregeling met week op en week af contact. De procedure kan voor korte duur worden aangehouden. Daarbij dient de vrouw wel openheid te geven over de behandeling bij de psycholoog. Verder is het traject bij de GGz belangrijk. De man heeft geen plannen meer om te verhuizen.
2.7
Namens de Raad is als volgt – kort samengevat – geadviseerd. De Raad verwijst naar het eerder ingediende rapport. De vrouw heeft stappen gezet maar of er sprake is van een intrinsieke motivatie betwijfelt de Raad. De Raad kan instemmen met een aanhouding van de procedure voor de duur van drie maanden teneinde versneld toe te werken naar een co-ouderschap. Er zou al een grote stap gezet kunnen worden door [minderjarige] vijf dagen bij de man en negen dagen bij de vrouw te laten verblijven. Uiteindelijk kan dan worden toegewerkt naar een week op week af regeling. Ook de Raad wenst inzage in de bevindingen van de psycholoog. Voorts dient therapie gestart te worden, met name voor de vrouw. Er zijn geen zorgen bij de man over de opvoedsituatie van [minderjarige] . De GGz is niet degene die de regie moet voeren, maar dat is de GI. De Raad stelt een co-ouderschapsregeling voor waarbij [minderjarige] van maandagmiddag na school tot maandag naar school bij de ene of de andere ouder verblijft, zodat beide ouders een aandeel hebben in het leven van [minderjarige] . [minderjarige] moet wel worden meegenomen in de uitbreiding van het contact. Het moet niet te snel gaan voor haar.
2.8
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling onderbroken teneinde partijen de gelegenheid te geven om tot overeenstemming te komen. Na de onderbreking is door partijen aangegeven dat zij de volgende afspraken hebben gemaakt:
- er komt een snelle uitbreiding van de contacten tussen [minderjarige] en de man om zo toe te werken naar een co-ouderschapsregeling. Dit gebeurt onder regie van de GI, waarbij [minderjarige] leidend is. Weliswaar is de systeemtherapie vanuit de GGz vooral gericht op de vrouw, maar het is van belang dat de man en [minderjarige] daarbij betrokken worden. Gelet op alle veranderingen voor [minderjarige] dient zij gemonitord te worden;
- de zaak kan worden aangehouden voor de duur van drie maanden waarna een schriftelijke toetsmoment plaatsvindt. De GI zal de rechtbank schriftelijk informeren over de actuele stand van zaken;
- de vrouw geeft inzage in het psychologisch traject en het GGz traject. De vrouw dient binnen een week na de mondelinge behandeling schriftelijke toestemming te verlenen voor deze inzage indien de psycholoog niet meewerkt;
- mocht de uitbreiding van het contact tussen [minderjarige] en de man stagneren dan zal worden verzocht de zaak weer op zitting te zetten.
2.9
De rechtbank acht bovenstaande afspraken in het belang van [minderjarige] en zal bepalen dat partijen gehouden zijn zich aan deze afspraken te houden. De rechtbank zal de zaak aanhouden voor de duur van drie maanden in afwachting van een schriftelijk bericht van de GI over de actuele stand van zaken. De overige partijen worden daarna in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over dit bericht en de wijze waarop de procedure dient te worden voortgezet, waarna de rechtbank verder zal beslissen.
2.1
De rechtbank beslist voor nu als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat partijen zich dienen te houden aan de afspraken zoals weergegeven onder 2.8;
verklaart de beslissing tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
dinsdag 27 juni 2023 PRO FORMAin afwachting van een schriftelijk bericht van de GI over de actuele stand van zaken, waarna de overige partijen in de gelegenheid gesteld worden zich uit te laten over dit bericht en de wijze van voortgang van de procedure;
houdt iedere verdere beslissing aan.
.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023 door
mr. Hamburger, voorzitter, mr. De Graaf en mr. Van Leuven, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van Can, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.