ECLI:NL:RBZWB:2023:2832

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3798
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na melding toegenomen beperkingen; beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische grondslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. I.M.J.J. Dewarrimont, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. A.P.J. Mijs. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na een melding van toegenomen beperkingen per 1 juli 2021, nadat eerder op 30 januari 2020 een uitkering was geweigerd. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft besloten dat eiseres op 1 juli 2021 voor 21,07% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verricht en dat de beslissing om de uitkering te weigeren terecht is. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt dat zij meer beperkt is dan vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B de medische situatie van eiseres correct heeft beoordeeld en dat er geen reden is om aan de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en er geen recht op schadevergoeding of proceskostenvergoeding is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3798

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.M.J.J. Dewarrimont),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).

Inleiding

Het UWV heeft geweigerd om per 1 juli 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiseres toe te kennen na een melding toegenomen beperkingen, nadat het UWV eerder bij besluit van 17 januari 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA heeft geweigerd. Eiseres is wel toegenomen beperkt door dezelfde ziekteoorzaak per 1 juli 2021, maar het arbeidsongeschiktheidspercentage blijft minder dan 35%, namelijk 21,07%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 11 juli 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als pedagogisch medewerker bij [naam bedrijf] voor gemiddeld 21,84 uur per week. Op 1 februari 2018 heeft eiseres zich (deels) ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres per 30 januari 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA geweigerd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 24,57%.
2. Vervolgens heeft eiseres op 3 september 2021 een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan per 1 juli 2021. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht en beoordeeld of eiseres toegenomen arbeidsongeschikt is sinds de weigering van de uitkering per 30 januari 2020. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres blijvend minder dan 35% arbeidsongeschikt is sinds 1 juli 2021 en heeft daarom geweigerd om de eerder per 30 januari 2020 geweigerde WIA-uitkering alsnog toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 22 juni 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 februari 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 5 juli 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Gelet op haar klachten en beperkingen is zij dan ook niet in staat de geselecteerde functies te verrichten. Eiseres verwijst voor haar nadere beroepsgronden naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd en verzoekt om alles wat zij in de bezwaarschriftprocedure naar voren heeft gebracht, als herhaald en ingelast te beschouwen.

Wat vindt de rechtbank

7 De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres blijvend minder dan 35% arbeidsongeschikt is sinds de weigering van de WIA-uitkering per 30 januari 2020. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 juli 2021.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 1 juli 2021 voor 21,07% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van wat in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waaronder het rapport van de verzekeringsarts van 21 februari 2022 met daarin de bevindingen van het lichamelijke en psychische onderzoek, en het bezwaar van eiseres. Zij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de toegenomen arbeidsongeschiktheid
11. Het recht op een WIA-uitkering kan later ontstaan indien iemand binnen vijf jaar, nadat de uitkering is geweigerd omdat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt is, toegenomen arbeidsongeschikt is. [1] Van belang daarbij is dat die toegenomen arbeidsongeschiktheid moet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak.
12. De verzekeringsarts B&B is in het rapport van 22 juni 2022 gemotiveerd ingegaan op wat eiseres in bezwaar over haar medische klachten en haar gezondheidssituatie naar voren heeft gebracht. De conclusie van de verzekeringsarts B&B is dat in bezwaar geen andere medische gegevens zijn ingebracht waaruit blijkt dat het medisch toestandsbeeld wezenlijk anders is dan de primaire verzekeringsarts heeft beschreven. De primaire verzekeringsarts heeft rekening gehouden met de medisch objectiveerbare toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak en deze vastgelegd in de FML van 21 februari 2022. De verzekeringsarts B&B heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding heeft gezien verdergaande beperkingen aan te nemen. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overlegd die haar standpunt, dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen, ondersteunt.
13. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde belastbaarheid van eiseres en aan de motivering waarom de in de FML van 21 februari 2022 vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
15. De stelling van eiseres dat zij de functies gelet op haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 1 juli 2021 met de middelste van de drie geduide functies 78,93% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 21,07% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres - ondanks haar toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak - een WIA-uitkering toe te kennen per 1 juli 2021, omdat zij per die datum voor minder dan 35%, namelijk 21,07%, arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan haar verzoek om schadevergoeding en worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA.