ECLI:NL:RBZWB:2023:2922

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
30 april 2023
Zaaknummer
C/02/406926 / JERK 23-363
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 15 april 2023, en de Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] een gevoelige jongen is die sinds oktober 2019 weinig contact heeft gehad met zijn vader. De vader heeft herhaaldelijk geprobeerd het contact te herstellen, maar er zijn nog geen structurele afspraken gemaakt. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad over het contactverlies tussen [minderjarige] en zijn vader meegenomen in haar overwegingen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd, omdat [minderjarige] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de voortgang van de hulpverlening te monitoren en ervoor te zorgen dat [minderjarige] de nodige ondersteuning krijgt om zijn emoties te uiten en het contact met zijn vader te herstellen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/406926 / JE RK 23-363
Datum uitspraak: 13 april 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Etten-Leur,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.A. Scanlan te Roosendaal,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J.C.A. Koen te Roosendaal.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna te noemen: de Raad) de kinderrechter over het verzoek geadviseerd.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van GI van 15 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2023;
- het door [minderjarige] ingediende reactieformulier met bijlage, ingekomen bij de griffie op
6 april 2023.
De zaak is op 13 april 2023, gelijktijdig met het verzoek van de vader in de zaak met zaaknummer C/02/362837 / FA RK 19-4550, met gesloten deuren behandeld. In die zaak is bij aparte beschikking beslist.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
De moeder is niet aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Wel heeft [minderjarige] een brief aan de kinderrechter geschreven.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij mondelinge beschikking van 30 juni 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 15 juli 2022 tot 15 april 2023. Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 13 juli 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de verzoeker

Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling, in aanvulling op haar verzoek, het volgende naar voren gebracht.
[minderjarige] is een gevoelige jongen en hij heeft daardoor meer tijd en ruimte nodig om met de vader een vorm van contact te hebben. De huidige jeugdzorgwerker is sinds juli 2022 bij [minderjarige] betrokken en kort daarna is [minderjarige] bij [jeugdhulpverlening] gestart. Daar is steeds rekening gehouden met het tempo van [minderjarige] .
De ouders hebben intussen gezamenlijke gesprekken gevoerd met de heer [systeemtherapeut] bij [jeugdhulpverlening] . Het lukt de moeder door een emotionele terugval nu niet om deze gesprekken voort te zetten. Wel gaat de moeder verder met haar eigen individuele gesprekken bij [jeugdhulpverlening] en dit geldt ook voor [minderjarige] . De GI kan de moeder niet dwingen tot gesprekken met de vader. Wel heeft zij het belang van deze gesprekken benadrukt en aangegeven dat de moeder dan niet betrokken is bij de afspraken over de omgang tussen [minderjarige] en de vader. Dit heeft tot nu toe niet tot een nader gesprek tussen de ouders geleid.
In januari 2023 is in het MDO afgesproken dat de vader samen met de systeemtherapeut een brief aan [minderjarige] zou schrijven. [minderjarige] heeft positief op deze brief van de vader gereageerd. De vader heeft twee weken voor de mondelinge behandeling een goed gesprek met [minderjarige] bij [jeugdhulpverlening] gehad. De heer [systeemtherapeut] heeft geen verslag gemaakt over zijn bevindingen noch over dit gesprek tussen [minderjarige] en de vader. In plaats daarvan heeft de GI per e-mailbericht een bevestiging ontvangen van hetgeen eerder mondeling met haar was besproken. Op de dag van de mondelinge behandeling had mevrouw [naam] van [jeugdhulpverlening] een afspraak met [minderjarige] over zijn gesprek met de vader. De GI zal een week na de mondelinge behandeling met de twee begeleiders van betrokkenen, gaan bespreken wat de volgende stap gaat zijn. De moeder heeft de GI laten weten dat [minderjarige] niet verder wil met de gesprekken. De GI wil dit echter zelf met haar contactpersonen bij [jeugdhulpverlening] bespreken. Het is de GI niet duidelijk waarom [minderjarige] zegt dat hij zijn vader niet meer wil zien. De GI heeft toegezegd [jeugdhulpverlening] te vragen om een verslag van het gesprek van [minderjarige] met de vader.
De leerkracht van [minderjarige] heeft een aantal weken geleden aangegeven dat de GI rekening moet houden met de emoties van [minderjarige] en dat de GI moet stoppen met het inzetten op contactherstel met de vader. Op school doet [minderjarige] het op dit moment goed en zijn leerkracht heeft sinds zijn gesprek met de vader geen verandering bij [minderjarige] gezien. Het is belangrijk dat [minderjarige] zijn tempo gevolgd blijft worden en daarom heeft de GI verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar. Als alle betrokkenen zich aan de afspraken blijven houden en de hulpverlening voortgezet wordt, dan is het wellicht mogelijk om de ondertoezichtstelling eerder af te sluiten.

Het standpunt van [minderjarige]

heeft, kort samengevat, in zijn brief aan de kinderrechter laten weten dat hij de vader niet meer wil zien. Hij heeft bij [jeugdhulpverlening] een gesprek met de vader gehad. Ook heeft [minderjarige] opgeschreven dat hij graag rust wil en dat hij wenst dat het hulpverleningstraject stopt.

Het standpunt van de vader

De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij [minderjarige] heel graag wil zien. Hij vond het recente gesprek met hem gezellig, alleen het begin van het gesprek was lastig. [minderjarige] verwijt de vader dat hij hem in de steek heeft gelaten en daarom is hij heel erg boos op hem.
De vader zou de gesprekken met de moeder ook graag voortzetten, zodat hij haar meer vertrouwen kan geven. Hij heeft gevraagd om een verslag van de gesprekken bij [jeugdhulpverlening] , maar helaas heeft hij deze niet ontvangen. De heer [systeemtherapeut] werkt nu niet meer bij [jeugdhulpverlening] en sinds zijn vertrek heeft de vader drie of vier goede gesprekken met een andere contactpersoon gevoerd. De vader probeert zich op de juiste manier op te stellen door naar alle afspraken bij [jeugdhulpverlening] te gaan.
De advocaat van de vader heeft daaraan toegevoegd dat de ouders twee of drie keer onder leiding van de heer [systeemtherapeut] met elkaar hebben gesproken. Het laatste gesprek tussen hen heeft plaatsgevonden in december 2022. De verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar zal rust geven in de situatie. [minderjarige] heeft deze rust nodig om te leren omgaan met zijn gevoelens en emoties. In het komende jaar kan er gewerkt worden aan de door de GI genoemde doelen, want deze zijn nog niet behaald. De vader heeft behoefte aan een rapport van [jeugdhulpverlening] , waarin de hulpverleners vanuit hun professionele rol aangegeven hoe het gesprek tussen [minderjarige] en hem is verlopen. Het is voor de evenwichtige identiteitsontwikkeling van [minderjarige] van belang dat hij contact heeft met de vader.

Het standpunt van de moeder

De advocaat van de moeder acht het van belang dat de betrokken professionals een verslag opstellen over het gesprek tussen [minderjarige] en de vader. De moeder handhaaft haar standpunt dat [minderjarige] geen contact met de vader wil. Volgens de moeder heeft [minderjarige] het gesprek met de vader als onprettig ervaren. Een week voor de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] al gezegd geen gesprek met de vader meer te willen. [minderjarige] heeft sinds het gesprek met de vader nachtmerries gehad. Ook heeft de school van [minderjarige] aangegeven dat er te veel aan hem wordt getrokken. Door het gesprek met de man wil [minderjarige] niet meer naar [jeugdhulpverlening] toe, omdat hij zich daar niet langer veilig voelt. Als de ondertoezichtstelling dit tot gevolg heeft, dan schiet deze zijn doel voorbij. De vrouw begrijpt dat de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling heeft gevraagd, omdat het eerder ingezette traject nog niet is afgerond. De vrouw ziet echter liever een verlenging met zes maanden, want binnen die tijd kan ook duidelijk worden wat er haalbaar is in deze situatie. Het gesprek tussen [minderjarige] en de vader zou tot de duidelijke conclusie kunnen leiden dat het contactherstel met de vader onhaalbaar is. De vrouw heeft de gesprekken met de vader beëindigd, omdat zij hierdoor een terugval heeft gehad. Hiervoor volgt zij nu therapie.

Het advies van de Raad

De raad maakt zich ernstige zorgen over het contactverlies tussen [minderjarige] en de vader. Er is al vier jaar kostbare tijd verloren gegaan en dat heeft onuitwisbare gevolgen voor hun band. Het is belangrijk dat [minderjarige] en hij positieve ervaringen met elkaar opdoen om de spanningen van [minderjarige] rondom de vader te verminderen. Er dient nog nader wetenschappelijk onderzoek plaats te vinden naar de gevolgen van contactverlies. Er zijn echter nu al aanwijzingen dat kinderen, die het contact met één van hun ouders hebben verloren, daarvan tot op latere leeftijd psychische problemen ondervinden. Hierdoor hebben zij meer moeite met het aangaan van duurzame relaties. De moeder moet leren om de kansen aan te grijpen om [minderjarige] gerust te stellen en [minderjarige] heeft de moeder daarvoor nodig. Er moet meer rust bij de moeder komen om de angst van [minderjarige] richting de vader te verminderen. De vader krijgt niet de kans om daarin iets te betekenen. Als [minderjarige] zegt dat hij niet naar de vader toe wil, dan kan de moeder tegen hem zeggen dat hij daar veilig is en dat hem daar niets kan overkomen. De moeder moet ook weten dat het contactverlies met de vader schadelijk voor [minderjarige] is. Ook de school en de huisarts zouden dit moeten weten en daarom is de Raad verbaasd over hun standpunten. Het is feitelijk onjuist dat de vader [minderjarige] in de steek heeft gelaten, omdat de vader al 4 jaar op een keurige manier via juridische procedures probeert om omgang met [minderjarige] te krijgen. De moeder had dit aan [minderjarige] kenbaar moeten maken. Als de moeder ook de huisarts en de school hierover had geïnformeerd, dan zouden zij mogelijk een ander standpunt innemen. De loyaliteit van [minderjarige] naar de vader is er nog steeds, maar deze leeft in diepe verborgenheid en krijgt in het dagelijkse leven geen ruimte om te bestaan. Bij [jeugdhulpverlening] is een eerste stap voor contactherstel gezet. Het is nu tijd voor een vervolgstap. [jeugdhulpverlening] kan de moeder met psycho-educatie inlichten over de psychische gevolgen die contactverlies met één van de ouders voor een kind heeft. De moeder kan daardoor verandermogelijkheden voor zichzelf gaan zien. Binnen de ondertoezichtstelling zijn er volop mogelijkheden om te werken aan het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Het is de verantwoordelijkheid van de moeder om de angst bij [minderjarige] te verminderen. Er ligt een taak voor de GI om met de moeder te onderzoeken in hoeverre zij daartoe in staat is. Dit zou een extra doel binnen de ondertoezichtstelling moeten vormen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen op verzoek van de GI die het toezicht heeft.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het BW. [minderjarige] is een gevoelige jongen van tien jaar oud, die al sinds oktober 2019 geen of weinig contact meer met de vader heeft gehad. De vader heeft sindsdien geprobeerd om het contact met [minderjarige] weer te herstellen. Binnen het traject bij [jeugdhulpverlening] , dat halverwege 2022 is opgestart, zijn er de laatste maanden belangrijke ontwikkelingen geweest. Begin dit jaar heeft de vader met hulp van [jeugdhulpverlening] een brief aan [minderjarige] geschreven, die [minderjarige] met ondersteuning van [jeugdhulpverlening] heeft gelezen en waarop hij positief reageerde. Daarna heeft er een eerste gesprek tussen [minderjarige] en de vader plaatsgevonden. [minderjarige] krijgt bij [jeugdhulpverlening] verdere hulpverlening voor het herkennen en het onder woorden brengen van zijn emoties, zodat er rekening kan worden gehouden met hoe hij de situatie met de ouders beleeft. Ook voeren de ouders bij [jeugdhulpverlening] individuele gesprekken met een systeemtherapeut.
Ondanks het langzame maar zorgvuldig doorlopen proces van [jeugdhulpverlening] heeft er tot op heden nog geen structureel contactherstel met de vader plaatsgevonden. Bovendien zijn de ouders nog niet in staat gebleken om met elkaar te communiceren en zijn de gezamenlijke gesprekken tussen hen zelfs nu gestaakt. Er is verder nog steeds geen inzicht in de oorzaak van de weerstand van [minderjarige] tegen het contact met de vader. Ook moet nog duidelijk worden wat ervoor nodig is om het contact met de vader blijvend te kunnen herstellen. Het ontbreken van enig structureel en fysiek contact tussen [minderjarige] en de man kan immers schadelijk zijn voor een evenwichtige identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Daarnaast is er sprake van loyaliteitsproblematiek bij [minderjarige] . Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige] het contact met de vader aangaat, zodat hij zelf een beeld van hem kan vormen. Daarnaast acht zij het in zijn belang dat er binnen de systeemtherapie aandacht wordt besteed aan hoe de ouders vorm gaan geven aan hun gezamenlijk ouderschap. Het is noodzakelijk dat de GI dit in het gedwongen kader blijft monitoren, omdat het de ouders eerder in het vrijwillig kader niet is gelukt om tot afspraken met elkaar hierover te komen. Naast de door de GI geformuleerde doelen acht de kinderrechter het evenals de Raad nodig, dat met de moeder wordt bekeken hoe zij [minderjarige] kan ondersteunen bij het herstellen van het contact met de vader. Het is daarbij in het belang van [minderjarige] dat de GI zijn tempo volgt en dat hij voldoende tijd heeft om aan zichzelf te werken. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar en deze verlenging niet beperken tot zes maanden. De kinderrechter gaat er echter vanuit dat de GI, conform haar toezegging bij de mondelinge behandeling, de rechtbank zal verzoeken om een opheffing van de ondertoezichtstelling, wanneer hiertoe aanleiding is.
Gedurende de ondertoezichtstelling moet in ieder geval aan de volgende doelen worden gewerkt:
  • [minderjarige] is in staat om zijn emoties op adequate wijze te uiten waardoor zijn behoeften en wensen duidelijk zijn;
  • Er is inzicht in de pedagogische vaardigheden van de vader. Daarbij heeft de vader kennis over de ontwikkeling van [minderjarige] zodat hij bij zijn belevingswereld kan aansluiten;
  • [minderjarige] heeft onbelast contact met zowel de vader als de moeder;
  • [minderjarige] heeft ouders die onderling op een gezonde manier met elkaar communiceren en die het belang van [minderjarige] voorop stellen;
  • De moeder wordt meegenomen in wat voor haar mogelijk is om [minderjarige] te ondersteunen in het contactherstel met de vader.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 15 april 2023 tot 15 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023 door mr. Bogaert, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 20 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.