ECLI:NL:RBZWB:2023:2955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/02/400013 / JERK 22-1323
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • W. Schrikker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 7 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, W. Schrikker, een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 12 april 2023, en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) betreft de verlenging van deze maatregel voor de periode van 13 april 2023 tot 12 oktober 2023. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de grootouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader was niet verschenen, ondanks correcte oproeping. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedomgeving van [minderjarige] en dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. De GI heeft aangegeven dat de samenwerking tussen de moeder en de grootmoeder moeizaam verloopt, wat de voortgang van de hulpverlening bemoeilijkt. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de moeder en de grootmoeder een manier van samenwerken zullen vinden, zodat [minderjarige] onbelast contact kan hebben met beide ouders. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen en verklaard dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/400013 / JE RK 22-1323
Datum uitspraak: 7 april 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B.P.J. van Riel te Breda,

[de grootouders] ,

hierna te noemen de grootouders,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. T. Möller te Tilburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 5 oktober 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- het verslag van de GI van 1 maart 2023 met bijlage;
- het e-mailbericht van mr. Möller van 8 maart 2023;
- het e-mailbericht van mr. Van Riel van 14 maart 2023;
- de brief van mr. Van Riel van 5 april 2023 met bijlagen.
Op 7 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de grootouders, bijgestaan door hun advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.
De vader is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt gezamenlijk uitgeoefend door de moeder en de grootmoeder.
[minderjarige] woont bij de grootouders.
Bij voornoemde beschikking van 5 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 12 oktober 2022 tot en met 12 april 2023. Het verzoek van de GI is voor het overige aangehouden.

Het verzoek

Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van 13 april 2023 tot 12 oktober 2023.

De standpunten

De GI voert, onder verwijzing naar haar verslag van 1 maart 2023 en het daarbij gevoegde tussentijdse evaluatieverslag van [zorgorganisatie] van 23 januari 2023, ter onderbouwing van haar verzoek aan dat het traject bij [zorgorganisatie] nog steeds loopt en nog niet in een afrondende fase zit. In beginsel is geprobeerd om tot gezamenlijke communicatie tussen de moeder en de oma te komen, maar gedurende het traject is gebleken dat dit niet mogelijk is. Er is daarom voor gekozen om de gezamenlijke gesprekken stop te zetten en verder te gaan met individuele gesprekken met de moeder en de oma. De meeste aandacht gaat nu uit naar de begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige] . Er hebben verschillende bezoeken tussen de moeder en [minderjarige] plaatsgevonden op verschillende momenten en verschillende locaties. De bezoeken verlopen rustig en de moeder is aanwezig op de afgesproken momenten. Wel is gebleken dat de moeder tijdens de bezoeken belastende vragen stelt aan [minderjarige] met betrekking tot de oma. Ook doet de moeder nog steeds uitspraken over de oma die bij navraag niet blijken te kloppen. Dit maakt dat het voor de oma moeilijk is om volledig in samenwerking te blijven. De oma staat achter omgang tussen de moeder en [minderjarige] en is daar ook positief over richting [minderjarige] , maar een samenwerking tussen de oma en de moeder is niet haalbaar. Anders dan [zorgorganisatie] in haar verslag doet voorkomen, werkt de oma goed mee aan de bezoekafspraken. Het is belangrijk voor [minderjarige] dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de bezoeken, zoals de dag/dagen waarop de bezoeken structureel gaan plaatsvinden, de tijd, de locatie en wie [minderjarige] brengt of haalt. Hierdoor worden de bezoeken met de moeder voor [minderjarige] voorspelbaar. Eind maart 2023 heeft er een evaluatiegesprek plaatsgevonden bij [zorgorganisatie] waarbij de moeder en de oma aanwezig waren. De bedoeling is om in de komende periode toe te werken naar een verdere uitbreiding van de contacten tussen de moeder en [minderjarige] . Vanwege een wisseling van begeleider binnen [zorgorganisatie] staan de komende weken eerst in het teken van kennismaking. Eind mei 2023 zal er een vervolggesprek plaatsvinden waarbij besproken gaat worden hoe de onbegeleide bezoeken tussen de moeder en [minderjarige] opgestart en vormgegeven gaan worden. Daarnaast zullen de individuele gesprekken met de moeder en de oma worden voortgezet met als uiteindelijk doel te komen tot een ouderschapsplan waarin de afspraken kunnen worden neergelegd.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat de moeder een positieve ontwikkeling laat zien en mooie stappen heeft gezet. Door een wisseling van begeleider bij [zorgorganisatie] wordt de komende weken nog niet ingezet op een uitbreiding van de bezoeken tussen de moeder en [minderjarige] . Hoewel de GI hierin geen aandeel heeft, frustreert de moeder dit enorm. In het verslag van de GI van 1 maart 2023 wordt de moeder verweten dat zij belastende uitspraken zou doen naar [minderjarige] . Dit komt niet terug in het verslag van [zorgorganisatie] . Hierin wordt juist een heel positief beeld van de moeder geschetst. Dit is tegenstrijdig met elkaar. De samenwerking met de GI ervaart de moeder nog altijd als lastig. Afspraken worden door de GI regelmatig op het laatste moment gewijzigd, hetgeen tot veel onrust leidt. De onderlinge verhouding tussen de moeder en de oma is nog niet goed. Zowel de moeder als de oma zullen stappen richting elkaar moeten gaan doen om te voorkomen dat [minderjarige] tussen hen in komt te staan. Er moet een zakelijke manier van communiceren komen tussen de moeder en de oma. Hiervoor zal aandacht moeten zijn binnen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Van belang is echter dat in de komende periode allereerst wordt ingezet op het toewerken naar een contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] die passend is bij de belangen van [minderjarige] . De onrust die hierover op dit moment bestaat dient namelijk eerst weg te zijn genomen, voordat de moeder en de oma ruimte zullen ervaren met elkaar in overleg te gaan en afspraken te maken over [minderjarige] die kunnen worden neergelegd in een ouderschapsplan. De focus dient in de komende periode aldus eerst te liggen op het realiseren van een passende contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] en daarna op het opstellen van een ouderschapsplan.
Door en namens de grootouders is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij instemmen met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Vanwege de uitlatingen van de moeder ervaart de oma weerstand tegen het voeren van gezamenlijke gesprekken met de moeder. De oma staat echter achter de bezoeken tussen de moeder en [minderjarige] en komt de afspraken hierover na. De grootouders vinden het fijn dat de bezoeken tussen de moeder en [minderjarige] goed verlopen en gunnen [minderjarige] een fijn contact met zijn moeder. De grootouders herkennen zich niet in de opmerking van [zorgorganisatie] in haar verslag dat het lastig zou zijn om met de oma afspraken te maken. Wel ervaart de oma de samenwerking met [zorgorganisatie] soms als lastig. De samenwerking met de GI verloopt goed.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter is op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat de gronden voor een ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog aanwezig zijn. Er zijn nog steeds zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige] en de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld, zijn nog niet behaald. Gezien de moeizame relatie tussen de moeder en de oma is het belangrijk dat de GI betrokken blijft om de voortgang van de hulpverlening te waarborgen en daar waar nodig regie te voeren. Belangrijk is dat in de komende periode nader wordt onderzocht welke contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder passend is voor [minderjarige] en het meest in zijn belang is en dat afspraken over de verdeling van opvoedings- en verzorgingstaken tussen de moeder en de oma worden vastgelegd in een ouderschapsplan. Daarbij spreekt de kinderrechter de hoop uit dat de oma en de moeder een manier van samenwerken gaan vinden waarmee zij samen invulling kunnen geven aan het ouderschap van [minderjarige] . Dit zodat [minderjarige] een onbelast contact kan hebben met de moeder en de oma alsook dat de inzet van hulpverlening vanuit het gedwongen kader over zes maanden niet meer nodig is en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] aldus kan worden afgesloten.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom het resterende verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] toewijzen.
Gelet op de aard van de maatregel zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 13 april 2023 tot 12 oktober 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023 door
mr. Pellikaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 21 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.