ECLI:NL:RBZWB:2023:2991
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- Mr. Hermans
- Rechtspraak.nl
Vonnis in verzet inzake bewijswaardering betaling koopovereenkomst
In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen eiser en gedaagde over de betaling van de koopsom van een onroerend goed, ter hoogte van € 240.861,43. Eiser stelt dat deze koopsom is betaald, terwijl gedaagde dit betwist. De rechtbank heeft eerder in een verstekvonnis de koopovereenkomst en de akte van levering vernietigd op grond van bedrog. In de verzetprocedure is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat gedaagde niet heeft bewezen dat hij de koopsom contant heeft betaald. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en zijn broer geloofwaardiger geacht dan die van gedaagde en zijn neef, en heeft geoordeeld dat gedaagde de bewijslast draagt voor zijn stelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onjuiste voorstelling van zaken te wijten is aan inlichtingen van gedaagde, waardoor het beroep van eiser op dwaling slaagt. De rechtbank heeft de koopovereenkomst en de akte van levering vernietigd en gedaagde veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van het onroerend goed. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van het verzet. De rechtbank heeft de vordering van eiser tot terugbetaling van de koopsom afgewezen, omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij dit bedrag heeft betaald. De proceskosten in voorwaardelijke reconventie zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.