ECLI:NL:RBZWB:2023:2996

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
C/02/407990 /KG ZA 23-144
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van zorgregeling in kort geding na echtscheiding met kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2023, vorderde de man dat de vrouw zou worden veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan na hun echtscheiding. De man stelde dat de vrouw de zorgregeling niet nakwam, wat leidde tot een situatie waarin hij sinds 20 maart 2023 geen contact meer had met hun kinderen. De vrouw betwistte de vordering en vroeg om opschorting van de zorgregeling tot het onderzoek van Veilig Thuis was afgerond, omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid van de kinderen bij de man. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2023 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was en dat er geen ruimte was voor een tussenoplossing. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw de zorgregeling niet eenzijdig mocht opschorten zonder ernstige en bijzondere omstandigheden die dat rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor dergelijke omstandigheden en dat de zorgregeling diende te worden nagekomen. De man kreeg gelijk, en de vrouw werd veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van € 250 per dag voor elke dag dat zij in gebreke bleef, tot een maximum van € 10.000. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
locatie Middelburg
Team Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/407990 /KG ZA 23-144
Vonnis in kort geding van 26 april 2023
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen de man,
advocaat H.S. van Keeken, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n :
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. B. van Haeften, kantoorhoudende te Den Haag.
1. De procedure
1.1 Dit blijkt uit de navolgende door partijen voor het wijzen van vonnis overgelegde stukken:
- de dagvaarding van 4 april 2023 met producties;
- de brief van mr. De Menthon Bake d.d. 11 april 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, ontvangen op 11 april 2023.
1.2 De voorzieningenrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, omdat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3 Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 13 april 2023 zijn verschenen de man bijgestaan door mr. M.K. de Menthon Bake, kantoorgenoot van mr. Van Keeken, en de vrouw bijgestaan door mr. Van Haeften. Tevens was aanwezig een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4 De advocaten hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van een pleitnota. Beide pleitnota’s zijn als processtuk aan het dossier toegevoegd.
1.5 Ten slotte is vonnis bepaald.
1.5 Na de mondelinge behandeling heeft de Raad nog een e-mailbericht in het geding gebracht van 14 april 2023 inzake zijn contact met Veilig Thuis. Ditzelfde e-mailbericht is ook door mr. Van Haeften in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2012 te [plaats] .
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2019 te [geboorteplaats] .
2.3
Bij beschikking van 1 februari 2022 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken. Voorts is bepaald dat het tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking. De beschikking is op 8 februari 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4
In het door partijen op 21 januari 2022 overeengekomen ouderschapsplan (overgelegd als bijlage 1 bij productie 2 bij dagvaarding) is in artikel 3 de navolgende afspraak van partijen opgenomen:

Zorg- en contactregeling
De ouders zijn de volgende verdeling van zorg- en opvoedingstaken overeengekomen:
Een co-ouderschapsregeling waarbij de kinderen een week bij de ene ouder verblijven en dan een week bij de andere ouder. De wisseldag zal op maandag zijn, waarbij de ouder waarbij de kinderen het laatst verbleven de kinderen naar school brengt en de andere ouder de kinderen van school ophaalt.
Vakanties worden 50/50 verdeeld in onderling overleg. Hetzelfde geldt voor de feestdagen, waarbij ten aanzien van kerst wordt afgesproken dat eerste kerstdag bij bij de moeder wordt doorgebracht en tweede kerstdag bij de vader en oud en nieuw in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw.Indien specifieke, zwaarwegende omstandigheden dit vragen, kan de zorg-/contactregeling in de toekomst aangepast worden.(…)”

3.Het geschil

in conventie
3.1
De man vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw veroordeelt tot nakoming van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling, die deel uitmaakt van de tussen partijen gewezen beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 1 februari 2022 en die inhoudt een week op/week af-schema, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft daaraan te voldoen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.2
De vrouw heeft de vordering betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de man in zijn vordering(en) dan wel deze af te wijzen.
in reconventie
3.3
In reconventie heeft de vrouw gevorderd de zorgregeling op te schorten tot het moment dat Veilig Thuis het onderzoek heeft afgerond, waarna in lijn met het advies van Veilig Thuis kan worden bezien op welke wijze het contact tussen de man en de kinderen weer kan worden vormgegeven.
3.4
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd.
in conventie en in reconventie
3.5
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
spoedeisend belang
4.2
De eerste vraag die de voorzieningenrechter heeft te beantwoorden is of partijen voldoende spoedeisend belang hebben bij de inhoudelijke beoordeling van en beslissing op hun vorderingen. Uit de stukken volgt dat zonder juridische basis de overeengekomen zorgregeling niet meer wordt uitgevoerd en dat de man sinds 20 maart 2023 geen contact met de kinderen meer heeft gehad. Gelet op de deze omstandigheid is de voorzieningenrechter van oordeel dat partijen voldoende spoedeisend belang hebben bij het door hen gevorderde. Overigens is de aanwezigheid van een dergelijk belang ook niet betwist.
inhoudelijk
4.3
De man stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat de vrouw ten onrechte de zorgregeling niet meer nakomt en de man ten onrechte contact met de kinderen heeft onthouden en nog steeds onthoudt. De vrouw heeft eenzijdig besloten de kinderen niet meer aan hem mee te geven in afwachting van een advies van Veilig Thuis naar aanleiding van een melding door de kinderopvang.
Volgens de vrouw – en ook de kinderopvang die de melding bij Veilig Thuis heeft gedaan – zou de man de kinderen verwaarlozen en mishandelen. De man betwist dat. Opschorting van de zorgregeling is niet in het belang van de kinderen. De man vreest voor een loyaliteitsconflict. De man stelt dat een beslissing over de zorgregeling door de rechter dient te worden genomen en niet door de vrouw.
4.4
De vrouw maakt zich – mede gezien de voorgeschiedenis van de man – zorgen over de man en zijn mentale status. Door zijn gedrag komt de veiligheid van de kinderen in het geding. Zij ziet dat bevestigd door [kinderopvang] die een urgente melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. [minderjarige 3] heeft bij de kinderopvang kenbaar gemaakt dat de man haar slaat; de man heeft in het gesprek met [kinderopvang] erkend dat hij een corrigerende tik heeft gegeven. Eerder heeft de vrouw een bloeduitstorting in de hals van [minderjarige 3] geconstateerd, waarvan ze vermoedde dat de man [minderjarige 3] had geslagen c.q. geknepen. Daarnaast heeft de vrouw zorgen over de persoonlijke verzorging op de momenten dat [minderjarige 3] bij de man verblijft.
[minderjarige 1] geeft aan de vrouw aan dat hij niet naar de man wil en is daardoor angstig en onrustig. Volgens de vrouw voelt [minderjarige 1] zich niet veilig bij de man; hij krijgt straf en wordt soms door de man geslagen. De man heeft bovendien bij de vrouw geen melding gemaakt van een incident tijdens het zwemmen van [minderjarige 1] . Daarnaast heeft [minderjarige 1] de vrouw kenbaar gemaakt dat de man in zijn bijzijn drinkt.
[minderjarige 2] heeft de vrouw verteld dat de man lelijk doet over de vrouw en haar moeder, en ook heeft hij aangegeven dat de man veel bier drinkt als de kinderen bij hem zijn. [minderjarige 2] drinkt ook met regelmaat slokjes van het bier; de vrouw acht dat stuitend en onacceptabel.
4.5
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven de huidige situatie heel schadelijk voor de kinderen te vinden; de kinderen zien plotseling de man helemaal niet meer, terwijl dat contact er altijd was en belangrijk voor hen is.
Veilig Thuis gaat nu onderzoek doen en proberen feiten boven tafel te krijgen, maar daarmee zal een oplossing niet zonder meer dichterbij komen. De sleutel ligt bij partijen. Kleine gebeurtenissen bij een ouder kunnen door kinderen in het conctact met de andere ouder heel groot worden gemaakt; dat gebeurt vooral wanneer zij merken dat er geen vertrouwen is tussen hun ouders. De kinderen kunnen daar niets aan doen; de ouders wel. Bij zorgen over de situatie bij de ander moet worden overlegd, in plaats van eenzijdig gehandeld.
Op zich zal de nu ingezette formele route van een onderzoek door Veilig Thuis moeten worden afgewacht, maar er moet wel nu al gekeken worden naar herstel van contact. De standpunten van partijen zijn zeer tegengesteld: de vrouw wil (tijdelijk) helemaal geen omgang meer toe staan, de man wil de volledige omgang hervat zien. In plaats van zo tegenover elkaar te staan, zouden partijen als verantwoordelijke ouders met elkaar aan tafel moeten gaan om te zorgen dat er een oplossing komt.
4.6
De voorzieningenrechter stelt vast dat overeenkomstig de afspraken van partijen tussen hen al enige tijd een co-ouderschapsregeling geldt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen een vastgestelde of overeengekomen zorgregeling dienen na te komen zolang deze niet in onderling overleg tussen hen of door een rechterlijke beslissing is gewijzigd. Het door de vrouw eenzijdig weghouden van de kinderen bij de man is een vorm van eigenrichting die in beginsel niet is toegestaan. Dat is slechts anders indien blijkt dat er dusdanig ernstige of bijzondere omstandigheden zijn dat, gelet op de in het geding zijnde belangen van de kinderen, nakoming van deze regeling in redelijkheid niet van de vrouw kan worden gevergd, waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de criteria van artikel 1:377a, lid 3 BW.
4.7
De vrouw laat sedert 20 maart 2023 geen contact meer toe tussen de man en de kinderen; zij meent dat de veiligheid van de kinderen bij de man onvoldoende is gewaarborgd. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in een situatie als deze, waarin één ouder twijfel heeft over of er voldoende veiligheid aan minderjarige kinderen wordt geboden door de andere ouder, overleg daarover tussen de ouders dient plaats te vinden, en gezocht dient te worden naar mogelijkheden waarin enerzijds rekening wordt gehouden met die zorgen, maar anderzijds ook met het belang van de kinderen dat zij contact blijven houden met beide ouders. Dat blijkt in de situatie tussen deze ouders niet mogelijk; zoals ook eerder in procedures door de rechtbank opgemerkt, staan partijen opnieuw lijnrecht tegenover elkaar. In hun vorderingen is geen ruimte voor tussenoplossingen: het is alles of niets.
De voorzieningenrechter heeft voorts geconstateerd dat de communicatie tussen ouders zeer moiezaam gaat en dat de onderlinge verhoudingen ernstig zijn verstoord. Tekenend in dat opzicht is dat partijen er tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling evenmin in zijn geslaagd om – met de bijstand van hun advocaten en inzet van de vertegenwoordiger van de Raad – een tussenoplossing te vinden voor de periode totdat de resultaten van het onderzoek van Veilig Thuis bekend zijn.
Deze opstelling van partijen is wellicht te verklaren uit hun (gezamenlijke) geschiedenis, maar de verstoorde verhoudingen mogen er niet toe leiden dat geschillen tussen partijen worden uitgevochten via (contacten met) de kinderen. Partijen dienen oplossingen te vinden voor hun onderlinge (communicatie-)problemen en als zij dat niet zelf kunnen, dienen zij in het belang van de kinderen hulp te zoeken en daar tijd en energie in te steken. Partijen zullen nog geruime tijd als ouders van de kinderen gezamenlijk beslissingen moeten nemen. Zij dienen in gesprek te gaan over de problemen over de invulling van de zorgregeling die zij ondervinden en elkaar als ouders te ondersteunen in plaats van de strijd met elkaar aan te gaan. Zij dienen zich ervan bewust te zijn dat de kinderen van dat laatste alleen maar schade van kunnen ondervinden en niet langer geconfronteerd dienen te worden met hun strijd.
4.8
De voorzieningenrechter roept partijen dan ook op om in het belang van de kinderen in ieder geval naar aanleiding van de bevindingen van Veilig Thuis in overleg te gaan over hoe de zorgregeling er voor nu en in de toekomst gaat uitzien, hoe zij hun onderlinge communicatie in het belang van de kinderen kunnen verbeteren en voorts dat zij hulp aanvaarden als Veilig Thuis dat adviseert.
4.9
Het vorenstaande betekent echter wel dat – nu partijen op dit moment niet in staat zijn gebleken om zelf tot een tussenoplossing te komen en in de zeer tegenstrijdige stellingen van partijen ook geen ruimte kan worden gevonden om van buitenaf een tussenoplossing aan te dragen – de voorzieningenrechter over de vorderingen (en dus over de vraag: moet het alles zijn, of niets) een oordeel zal moeten geven. Dat betekent concreet dat – ervan uitgaande dat een overeengekomen regeling in beginsel dient te worden nagekomen – dient te worden beoordeeld of er op dit moment, lopende het onderzoek van Veilig Thuis, gegronde redenen – in de zin van: ernstige of bijzondere omstandigheden als hiervoor onder 4.6 bedoeld – bestaan om de kinderen het contact met de man te onthouden en de zorgregeling niet langer uit te voeren. De voorzieningenrechter zal het over en weer gestelde aan deze maatstaf toetsen.
4.1
De vrouw heeft een aantal omstandigheden aangevoerd. Het gaat dan primair om de melding, gedaan door de kinderopvang [kinderopvang] bij Veilig Thuis. Die melding is het gevolg geweest van constateringen die zijn gedaan bij [minderjarige 3] (met name de vaststelling dat [minderjarige 3] “minder verzorgd” gebracht wordt, hetgeen zich uit in ongewassen gezicht, niet gekamde haren), en van een opmerking van [minderjarige 3] zelf dat de man haar had geslagen (waarbij [kinderopvang] aangeeft dat de man in een opvolgend gesprek ook heeft erkend dat hij [minderjarige 3] een corrigerende tik had gegeven). Voorts is door [kinderopvang] geconstateerd dat [minderjarige 3] zich anders (vermoeider, verdrietiger, onrustiger) gedraagt wanneer ze bij de man verblijft.
Daarnaast noemt de vrouw de door haarzelf gedane constatering bij [minderjarige 3] van een rode plek in de hals na een verblijf bij de man, een aantal door de kinderen aan haar en aan haar ouders gedane mededelingen over wat er bij de man gebeurt als zij daar zijn en de gebrekkige verstekking van informatie door de man aan haar over hoe het met de kinderen bij hem gaat.
4.11
De voorzieningenrechter kan, gelet op de betwisting door de man van alle door de vrouw gestelde zorgpunten, deze niet zonder meer vaststellen. Voor een verdergaand onderzoek daarnaar is in een kort-geding-procedure geen ruimte.
Duidelijk is wel dat de situatie waarin de kinderen zich op dit moment bevinden, zorgelijk is – daarom begint Veilig Thuis ook een onderzoek. Met de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat die zorgen op dit moment vooral gelegen zijn in de (voortgaande) strijd tussen de ouders en de invloed die dat heeft op de kinderen. De ouders spreken niet met elkaar over de kinderen en zijn slechts via de mededelingen van de kinderen op de hoogte over elkaars (opvoedings-)situatie. Het zijn de kinderen die de brug tussen hun ouders moeten leggen. Dat legt een grote druk op de hen; daaruit kan mogelijk een deel van het door de vrouw benoemde gedrag van de kinderen worden verklaard. Verder is niet uit te sluiten dat de kinderen vanuit hun loyaliteit naar beide ouders onbewust hetgeen zij vertellen over hoe het bij de andere ouder gaat, “aanpassen” aan de wensen en behoeften van de ouder aan wie zij die mededelingen doen. En dat betekent dat niet zonder meer op grond van die mededelingen kan worden vastgesteld wat er werkelijk gebeurt, en of die situatie wel of niet voldoende veilig voor de kinderen is. Deze situatie is zorgelijk, omdat het voor de ontwikkeling van de kinderen schadelijk is dat zij zich in de verhouding met hun ouders tot dit “aanpassen” gedwongen voelen. Juist omdat de feitelijke juistheid van die mededelingen niet kan worden vastgesteld, is afstemming tussen partijen noodzakeleijk, en rechtvaardigen zij niet zonder meer een stopzetting, dan wel een volledige opschorting, van de overeengekomen ruime contactregeling.
Naast de door de vrouw gestelde mededelingen van de kinderen is er de melding van [kinderopvang] bij Veilig Thuis. Ook hetgeen daarin wordt gesteld is door de man betwist. Zoals al overwogen, kan de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding geen nader onderzoek doen; zij zal van deze informatie, die afkomstig is van een niet bij een van partijen in het bijzonder betrokken, voor het welzijn van kinderen werkende organisatie uitgaan. De door [kinderopvang] geuite zorgen (hiervoor onder 4.10 samengevat weergegeven) zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet van dien aard, dat op grond daarvan is te rechtvaardigen dat elk contact van de man met alle drie de kinderen lopende het onderzoek door Veilig Thuis wordt opgeschort. De informatie uit deze melding heeft immers enkel betrekking op [minderjarige 3] , betreft het eenmalig door haar aangegeven geslagen zijn door de man en daarnaast informatie over de verzorging en gesteldheid van [minderjarige 3] in de periode dat zij bij de man verblijft. Daaruit kan worden afgeleid dat er mogelijk sprake is van een voor [minderjarige 3] niet optimale situatie bij de man, maar dat leidt niet tot het oordeel dat sprake is van een zodanig ernstige en bijzondere omstandigheid als hiervoor oner 4.6 bedoeld. Dat wordt niet anders wanneer de door de vrouw nog genoemde rode plek in de hals van [minderjarige 3] bij het oordeel wordt betrokken, te meer omdat niet kan worden vastgesteld wat de feiteijke achtergrond is geweest van het ontstaan van die plek.
4.12
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat uit het over en weer gestelde (vooralsnog) onvoldoende kan blijken van zodanig ernstige en bijzondere omstandigheden, dat wordt gerechtvaardigd dat de overeengekomen zorgregeling niet wordt nagekomen en dat deze dient te worden opgeschort. Die regeling dient dus te worden nagekomen. De contacten tussen de man en de kinderen dienen zo spoedig mogelijk te worden hervat. De man en de kinderen hebben daar belang bij. Een en ander betekent dat de vordering van de man zal worden toegewezen en die van de vrouw afgewezen.
dwangsom
4.13
De door de man gevorderde dwangsom ter versterking van de vordering tot nakoming van de zorgregeling zal eveneens worden toegewezen, gelet op de weerstand van de vrouw om verder uitvoering te geven aan de zorgregeling, met dien verstande dat de dwangsom zal worden beperkt tot € 250,= per dag met een maximum van € 10.000,=.
proceskosten
4.14
Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten tussen partijen – zoals gebruikelijk in familierechtelijke procedures – worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hier van af te wijken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
veroordeelt de vrouw tot nakoming van de afspraken over de zorgregeling in het ouderschapsplan, aangehecht aan de beschikking van deze rechtbank van 1 februari 2022;
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,= voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling tot nakoming voldoet, tot een maximum van € 10.000,= is bereikt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie
wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dijk, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 26 april 2023 in tegenwoordigheid van mr. Van ’t Westeinde, griffier.