In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2023 een nadere beschikking gegeven over de gezagsbeëindigende maatregel met betrekking tot de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2020. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het ouderlijk gezag van beide ouders, [de moeder] en [de vader], te beëindigen en om de Gecertificeerde Instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders vanwege hun cognitieve beperkingen, persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek niet in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen. De ouders hebben in de afgelopen jaren onvoldoende medewerking verleend aan de hulpverlening en zijn niet in staat gebleken om de noodzakelijke zorg voor [minderjarige] te bieden. De rechtbank heeft de ouders als niet in staat geacht om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen en heeft geconcludeerd dat de aanvaardbare termijn voor [minderjarige] om in onduidelijkheid te leven, is verstreken. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van beide ouders beëindigd. Tevens is de GI benoemd tot voogdes over [minderjarige]. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk effect heeft, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.