ECLI:NL:RBZWB:2023:3084

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1990
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.H.L. Quah, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. I.P.H.M. van Lieshout. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 3 juni 2021 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 30 maart 2020 had besloten om de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres om te zetten in een WGA-loonaanvullingsuitkering, en dat dit besluit later werd gewijzigd naar beëindiging van de uitkering op basis van een medisch onderzoek dat concludeerde dat eiseres per 5 juni 2020 0% arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft het medisch onderzoek van het UWV als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsarts B&B had de medische situatie van eiseres grondig onderzocht en alle relevante informatie in zijn beoordeling meegenomen. Eiseres had aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B op een duidelijke en zorgvuldige manier had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres te twijfelen, en dat de door het UWV vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) adequaat was.

Eiseres had ook bezwaar gemaakt tegen de geschiktheid van de door het UWV aangeduide functies, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had onderbouwd dat deze functies passend waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND – WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1990

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.H.L. Quah),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[naam ex-werkgever] , gevestigd in [plaatsnaam 2] (hierna: ex-werkgever), derde partij
(gemachtigde: mr. C.A. van der Steen).

Inleiding

Het UWV heeft bij besluit van 30 maart 2020 bepaald dat de loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres per 5 juni 2020 wordt omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
De ex-werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het UWV heeft eiseres op
10 december 2020 een voornemen tot wijziging van het besluit van 30 maart 2020 gestuurd. In dit voornemen heeft het UWV kenbaar gemaakt dat de WIA-uitkering zal worden beëindigd omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft haar bezwaar tegen het voornemen tot wijziging van het besluit van 30 maart 2020 kenbaar gemaakt.
Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV de uitkering van eiseres per 3 juni 2021 beëindigd omdat zij per 5 juni 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 0%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 21 april 2021.
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De derde partij heeft schriftelijk gereageerd.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als sales adviser voor gemiddeld 25,13 uur per week. Op 23 maart 2017 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Na de wachttijd heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft aan eiseres per 21 maart 2019 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
2. Het UWV heeft vervolgens de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 5 juni 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 0%. Het UWV heeft daarom de WIA-uitkering van eiseres beëindigd.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 29 maart 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 maart 2021
.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 20 april 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het besluit in strijd is met de hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, alsmede de algemene beginselen van behoorlijk bestuur waaronder het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres is eveneens van mening dat de beslissing op een onjuiste feitelijke grondslag berust. Verder stelt eiseres dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat er een telefonisch spreekuur is geweest met een verzekeringsarts en omdat het rapport van de verzekeringsarts een fout bevat.
7. Daarnaast is eiseres van mening dat er sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Verder stelt eiseres dat haar klachten en beperkingen niet of onvoldoende in de FML zijn weergegeven. Zij stelt dat haar belastbaarheid te optimistisch is ingeschat en dat haar klachten wel kunnen worden verklaard. Daarbij is volgens haar ook onvoldoende rekening gehouden met de medicatie die zij gebruikt. In de verschillende rubrieken in de FML hadden volgens eiseres meer beperkingen of striktere beperkingen moeten worden opgenomen, onder andere een urenbeperking. Verder moet volgens eiseres een onafhankelijke deskundige worden benoemd. Zij heeft haar standpunt onderbouwd met verschillende (medische) informatie, onder andere een rapport van een verzekeringsarts.
8. Eiseres is van mening dat de arbeidsdeskundige B&B ten onrechte uitgaat van 25,13 uur arbeid per week. Eiseres stelt namelijk dat zij met haar ex-werkgever heeft afgesproken om 20 uur per week te werken. Daarnaast is eiseres van mening dat de functies van Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), Monteur printplaten (SBC-code 267051) en Medewerker intern transport (SBC-code 111220) niet geschikt zijn en dus dienen te vervallen. In de functies wordt namelijk op verschillende aspecten de belastbaarheid van eiseres overschreden.
9. Eiseres verzoekt om vergoeding van de proceskosten alsmede toekenning van de wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 5 juni 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 5 juni 2020 voor 0% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. Ook heeft de verzekeringsarts B&B gereageerd op de door eiseres in beroep ingediende (medische) informatie. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
13. Eiseres stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat op 4 november 2020 een telefonisch spreekuur heeft plaatsgevonden. Zij vindt dat een aanvullend lichamelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd om tot een zorgvuldig onderbouwde rapportage te komen. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 16 oktober 2020 blijkt dat eiseres op
25 september 2020 fysiek op spreekuur is geweest bij een verzekeringsarts. Dit wordt ook bevestigd in het rapport van de verzekeringsarts B&B. De verzekeringsarts B&B heeft de heroverweging uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie omdat het dossier medisch inhoudelijk geen vragen oproept. Volgens vaste rechtspraak maakt dit het onderzoek niet onzorgvuldig omdat eiseres in de primaire fase is gezien op een spreekuur door een geregistreerde verzekeringsarts. [1] De rechtbank merkt hierbij verder op dat eiseres op 4 november 2020 wel een telefonisch gesprek had met de arbeidsdeskundige. Dat het gesprek met de arbeidsdeskundige telefonisch heeft plaatsgevonden maakt ook niet dat het onderzoek onzorgvuldig is.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 5 juni 2020 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Eiseres stelt dat zij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B in het rapport van 29 maart 2021 voldoende uitgelegd waarom er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts B&B toetst hierbij de toepasselijke criteria; opname in ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid en onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Omdat eiseres niet aan de criteria van geen duurzaam benutbare mogelijkheden voldoet is volgens de verzekeringsarts B&B terecht een FML opgesteld.
16. Verder stelt eiseres dat de medicatie die zij gebruikt en de bijwerkingen hiervan ten onrechte niet, of onvoldoende, zijn meegenomen in de beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 29 maart 2021 de medicatie en de bijwerkingen besproken. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts B&B een beperking in de FML in de rubriek persoonlijk functioneren aangescherpt (namelijk persoonlijk risico) en een beperking in de rubriek sociaal functioneren opgenomen (namelijk beroepsmatig vervoer). De rechtbank is daarom van mening dat voldoende rekening is gehouden met de medicatie en de bijwerkingen daarvan.
17. Eiseres stelt dat gelet op haar klachten meer beperkingen in de FML hadden moeten worden opgenomen. De verzekeringsarts B&B stelt in het rapport van 29 maart 2021 dat er geen aanvullende medische redenen zijn om meer fysieke beperkingen aan te nemen. Hij verwijst hierbij naar de in het dossier aanwezige medische informatie. Ook stelt de verzekeringsarts B&B dat de geclaimde beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren niet gedragen worden door de bevindingen van de verzekeringsarts. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat er geen medische reden is om een duurbeperking aan te nemen omdat er geen sprake is van een aandoening die gepaard gaat met een substantieel verlies aan energie wat in lijn is met het dagverhaal. De rechtbank kan dit volgen.
18. Eiseres heeft in beroep op verschillende momenten (medische) informatie ingediend om haar standpunten te onderbouwen. In het rapport van 27 augustus 2021 reageert de verzekeringsarts B&B op de (medische) informatie die eiseres op 15 juli 2021 heeft ingediend. Met deze (medische) informatie onderbouwt eiseres haar standpunt dat er sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden en dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Volgens de verzekeringsarts B&B geeft deze ingebrachte medische informatie geen slechter beeld dan is aangenomen in zowel de primaire gevalsbehandeling als de heroverweging op bezwaar. De ingediende (medische) informatie laat volgens de verzekeringsarts B&B zien dat voor geen van de huidige klachten een medisch substraat kan worden gevonden. Er is daarom volgens de verzekeringsarts B&B geen medische reden om af te wijken van de heroverweging op bezwaar.
19. In het rapport van 2 maart 2023 reageert de verzekeringsarts B&B op het medisch advies van een verzekeringsarts van 8 september 2021 dat eiseres met de aanvullende gronden van 30 september 2021 heeft ingediend. Uit dit rapport volgt volgens eiseres dat er beperkingen, dan wel verdergaande beperkingen, moeten worden aangenomen voor de items frequent buigen tijdens het werk, duwen en trekken, tillen tijdens het werk, traplopen, lopen, zitten, zitten tijdens het werk, gebogen en getordeerd actief zijn en grove trillingen. De verzekeringsarts B&B stelt dat hij het medisch advies niet kan volgen. Hij stelt dat het advies wordt gegeven op basis van dossierstudie, met name de heroverweging in bezwaar en de medische specialistische informatie van 18 december 2018 en 7 februari 2019. Hij merkt hierover op dat deze laatstgenoemde informatie van anderhalf tot twee jaar voor de datum in geding is. Verder beargumenteert hij waarom hij de beperkingen niet overneemt waarbij hij verwijst het rapport van de verzekeringsarts B&B van 27 augustus 2021 en de in het dossier aanwezige medische informatie.
20. Eiseres heeft bij de aanvullende gronden van 11 januari 2022 een brief van de huisarts overlegd. In het verweerschrift van 2 augustus 2022 stelt het UWV dat hiermee enkel wordt gesteld dat eiseres heeft afgezien van een behandeling rondom de datum in geding en dat zij meer dan een jaar later een andere behandeling is gestart. Volgens het UWV heeft eiseres hiermee niet onderbouwd dat zij per datum in geding meer beperkt zou zijn. Naar de mening van de rechtbank heeft het UWV voldoende duidelijk gemaakt waarom de in beroep ingebrachte medische informatie niet leidt tot aanpassing van de FML. De rechtbank volgt deze beoordeling van het UWV.
21. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 5 juni 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 29 maart 2021 functies gezocht die eiseres in theorie nog kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( SBC-code 267051) Monteur printplaten;
- ( SBC-code 111220) Medewerker intern transport.
En de reservefuncties (SBC-code 267041) Assemblage medewerker elektrotechnische producten en (SBC-code 267053) Wikkelaar.
23. De functie Productiemedewerker industrie is volgens eiseres niet passend omdat er sprake is van een flexibele en onvoorspelbare werksituatie, het werken met de soldeerbout het persoonlijk risico van eiseres overschrijdt, er sprake is van een hoog handelingstempo en veelvuldige deadlines en omdat eiseres niet van houding kan wisselen. De functie van Monteur printplaten is niet passend omdat er sprake is van leidinggevende werkzaamheden, het werken met de soldeerbout het persoonlijk risico van eiseres overschrijdt en er sprake is van een hoog handelingstempo en veelvuldige deadlines. De functie Medewerker intern transport acht eiseres niet geschikt vanwege het aantal uren, omdat er sprake is van leidinggevende werkzaamheden en omdat eiseres haar houding niet voldoende kan afwisselen.
24. De rechtbank merkt op dat eiseres in haar bezwaarschrift dezelfde arbeidskundige gronden heeft aangevoerd. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het arbeidsdeskundig rapport van 20 april 2021 uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies passend zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
25. Verder stelt eiseres dat de arbeidsdeskundige B&B ten onrechte uitgaat van een maatmanomvang van 25,13 uur per week. Eiseres stelt dat de maatmanomvang 20 uur per week dient te zijn. Zij heeft namelijk met haar ex-werkgever afgesproken om 20 uur per week te gaan werken. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een afschrift van de tijdelijke aanstelling op 3 november 2008 overgelegd en een salarisspecificatie. In het verweerschrift van 2 augustus 2022 stelt het UWV dat voor het vaststellen van de urenomvang van de maatmanfunctie niet bepalend is wat in de arbeidsovereenkomst staat, maar dat het feitelijk gewerkte aantal uren relevant is. Het UWV stelt dat moet worden uitgegaan van het SV-loon en het aantal uren van de maatgevende arbeid in het refertejaar. Het UWV verwijst hierbij naar artikel 7a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De rechtbank kan dit volgen. De arbeidsdeskundige van de primaire beoordeling heeft in het rapport van
5 november 2020 de maatmanomvang vastgesteld op basis van de polisadministratie in de referteperiode. Uit vaste rechtspraak volgt dat het UWV mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij noodzakelijke gegevens ontbreken of wordt aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. [2] Hiervan kan sprake zijn als de werknemer aantoont dat een gegeven onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet heeft aangetoond dat de door de arbeidsdeskundige gebruikte gegevens onjuist zijn. Uit de gegevens blijkt namelijk niet dat eiseres feitelijk meer of minder uren heeft gewerkt.
26. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 5 juni 2020 met de middelste van de drie geduide functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij 0% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

27. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering per 3 juni 2021 te beëindigen omdat eiseres per 5 juni 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
28. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten, alsmede de wettelijke rente, en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Zie onder meer de uitspraak van 13 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3144.