ECLI:NL:RBZWB:2023:3091

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10113158 CV EXPL 22-2416
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rechtsgeldigheid van een informeel religieus huwelijk en de gevolgen van nietigheid van het huwelijkscontract

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de rechtsgeldigheid van een informeel religieus huwelijk dat op 22 april 2022 in Nederland is gesloten. De man, die zowel de Syrische als de Nederlandse nationaliteit heeft, vorderde dat de vrouw hem de sieraden, kleding en schoenen zou teruggeven die hij haar had gegeven als bruidsgave, omdat hij van mening was dat het huwelijkscontract nietig was. De vrouw, die de Syrische nationaliteit heeft, voerde aan dat het huwelijkscontract geldig was en dat de man nog een bedrag aan haar verschuldigd was.

De kantonrechter oordeelde dat er geen rechtsgeldig huwelijk was tot stand gekomen, omdat het religieuze huwelijk niet was voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals vereist door het Nederlandse recht. Het huwelijkscontract werd als nietig beschouwd op grond van strijd met de goede zeden en de openbare orde, omdat de vrouw ten tijde van het sluiten van het contract minderjarig was. De rechter concludeerde dat de man geen verplichting had om de bruidsgave te voldoen, en dat hij recht had op teruggave van de goederen die hij aan de vrouw had gegeven.

De kantonrechter heeft de vrouw bevolen om de man binnen veertien dagen na betekening van het vonnis in het bezit te stellen van de sieraden, kleding en schoenen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De vorderingen van de vrouw in reconventie werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: 10113158 CV EXPL 22-2416
Vonnis van de kantonrechter van 3 mei 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. N.P.C.C. Langenberg,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. N. Ҫiҫek.
Partijen zullen hierna respectievelijk de man en de vrouw worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2022;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 23 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 22 april 2022 in Nederland naar islamitisch recht en ten overstaan van een religieuze autoriteit (de imam) een huwelijkscontract met elkaar gesloten.
2.2.
In dit huwelijkscontract is, voor zover thans van belang, het navolgende opgenomen:
“(…) Op woensdag, [datum] , is een wettig islamitisch huwelijk voltrokken met uitdrukkelijke acceptatie en instemming door beide partijen (…)
De twee partijen hebben (…) overeenstemming bereikt over het volgende:
Eén: De eerste partij verklaart, na uitdrukkelijke acceptatie en instemming, dat hij ingestemd heeft met het huwelijk met de tweede partij, een wettig huwelijk, conform het boek van God en de soenna van Zijn boodschapper, Gods vrede zij met hem, en op grond van de bepalingen van de islamitische sharia.
Ook de tweede partij verklaart, na uitdrukkelijke acceptatie en instemming, dat zij ingestemd heeft met het huwelijk met de eerste partij, een wettig huwelijk, conform het boek van God en de soenna van Zijn boodschapper, Gods vrede zij met hem, en op grond van de bepalingen van de islamitische sharia.
Twee: De partijen hebben een bruidsgave afgesproken ten bedrage van vijfduizend euro, vooraf te voldoen, en vijfduizend euro achteraf in te lossen / 5000 euro, vooraf te voldoen, en 5000 achteraf in te lossen.
(…)
Vijf: Deze akte wordt in tweevoud opgesteld, waarvan aan ieder van hen een exemplaar wordt uitgereikt, om dienovereenkomstig te werken tot het treffen van de procedures om dit huwelijk officieel te bekrachtigen en in overeenstemming met de bepalingen van de wet. (…)”.
2.3.
De man heeft ter voldoening van de door partijen bij voornoemd huwelijkscontract overeengekomen vooraf te betalen bruidsgave aan de vrouw sieraden, kleding en schoenen gegeven ter waarde van € 4.434,95.
2.4.
Bij WhatsAppbericht van 30 november 2020 heeft de vrouw de man te kennen gegeven het religieuze huwelijk te willen beëindigen en heeft zij de man gevraagd om haar te verstoten.
2.5.
De man heeft de vrouw nadien verstoten ten gevolge waarvan het tussen partijen gesloten religieuze huwelijk is ontbonden.
2.6.
De man heeft de Syrische en de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Syrische nationaliteit.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie
3.1.
De man vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primair: de vrouw te gebieden om binnen veertien dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis de man in het bezit te stellen van de sieraden, kleding en schoenen zoals genoemd in productie 2, dit op straffe van een dwangsom van
€ 200,= per dag voor elke dag dat de vrouw na veertien dagen na betekening van dit vonnis niet aan deze vordering voldoet, met een maximum van € 20.000,=, althans
subsidiair: de vrouw te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de man te betalen een bedrag van € 4.434,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding, met bepaling dat deze moeten worden voldaan binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag der algehele voldoening;
3. de vrouw, onder voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de man volledig aan dit vonnis voldoet, te veroordelen in de nakosten.
3.2.
De man heeft ter onderbouwing van zijn vorderingen primair, samengevat, het volgende aangevoerd. Het door partijen gesloten huwelijkscontract is nietig op grond van artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat partijen een religieus huwelijk zijn aangegaan voordat er een huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken, hetgeen in strijd is met artikel 1:68 BW. Bovendien was de vrouw tijdens het sluiten van het huwelijkscontract nog minderjarig. Daarmee is de inhoud c.q. strekking van de rechtshandeling in strijd met de goede zeden, dan wel de openbare orde. Dit leidt op grond van artikel 3:40 BW eveneens tot nietigheid van de rechtshandeling. Bij een nietige rechtshandeling ontbreken van aanvang af de door partijen met het sluiten van de overeenkomst beoogde rechtsgevolgen. Voor de man is dan ook geen verplichting ontstaan tot het voldoen van een bruidsgave.
Subsidiair heeft de man zich op het standpunt gesteld dat hij geen bruidsgave meer aan de vrouw verschuldigd is, omdat er tussen partijen (zowel naar Nederlands als naar Syrisch islamitisch recht) geen rechtsgeldig huwelijk is gesloten. Dat het huwelijk nog officieel bekrachtigd diende te worden, blijkt ook uit de inhoud van het huwelijkscontract.
Meer subsidiair heeft de man aangevoerd dat terugvordering van de door hem aan de vrouw gegeven (deel van de) bruidsgave gezien de inhoud van het door de vrouw op 30 november 2020 aan hem gestuurde WhatsAppbericht ook in lijn is met de bedoeling van partijen, omdat uit dit bericht van de vrouw volgt dat zij ermee instemde dat de door haar van de man ontvangen sieraden, kleding en schoenen zouden teruggaan naar de man. De man wenst de vrouw aan deze toezegging te houden en vordert meer subsidiair dan ook nakoming hiervan.
3.3.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van de man in conventie
strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van de man in zijn vorderingen, dan wel tot afwijzing van deze vorderingen, dit onder veroordeling van de man in de proces- en nakosten.
In reconventie vordert de vrouw dat het de kantonrechter moge behagen bij vonnis, voor zover wettelijk geoorloofd uitvoerbaar bij voorraad, de man te veroordelen om uit hoofde van het door partijen aangegane huwelijkscontract van [datum] een bedrag van € 5.565,05 aan haar te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 27 december 2021, met veroordeling van de man in de proces- en nakosten.
3.4.
De vrouw heeft als verweer tegen de vorderingen van de man in conventie en ter
onderbouwing van haar vorderingen in reconventie, samengevat, het volgende aangevoerd.
Betwist wordt dat het door partijen op [datum] gesloten huwelijkscontract nietig zou zijn. Dit strookt niet met de bedoeling van partijen ten tijde van de totstandkoming van het huwelijkscontract noch met de normen, waarden en gewoontes van de Syrische gemeenschap waarvan partijen onderdeel zijn. Bovendien is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om het huwelijkscontract te beoordelen aan de hand van de Nederlandse wetgeving, omdat partijen bij de totstandkoming van het contract toepassing van de Syrisch islamitische wetgeving voor ogen hadden. Omdat Syrisch islamitisch recht van toepassing is op het huwelijkscontract, gaat het beroep van de man op de artikelen 1:68 en 3:40 BW niet op. Dat de vrouw minderjarig was ten tijde van het sluiten van het huwelijkscontract, maakt de overeenkomst evenmin nietig, omdat volgens de bepalingen uit het islamitisch recht (de sharia) ook minderjarigen een overeenkomst kunnen aangaan.
Daarnaast wordt betwist dat er geen sprake zou zijn van een rechtsgeldig huwelijk. Het Syrische islamitisch recht is van toepassing en op grond van dit recht is er tussen partijen een religieus huwelijk tot stand gekomen. Het huwelijkscontract dient bovendien te worden aangemerkt als een rechtsgeldige verbintenis tussen partijen. Partijen dienen de inhoud daarvan na te leven. De man is dan ook gehouden de overeengekomen bruidsgave te voldoen. Nu de man de vrouw ten tijde van het voltrekken van het religieuze huwelijk als bruidsgave goederen heeft gegeven ter waarde van slechts € 4.434,96, is hij de vrouw uit dien hoofde nog een bedrag van € 565,05 verschuldigd. Omdat het religieuze huwelijk van partijen inmiddels is ontbonden, dient de man op grond van het huwelijkscontract ook de achteraf te betalen bruidsgave van € 5.000,= aan de vrouw te betalen. Teruggave van de door de man aan de vrouw gegeven bruidsgave is niet in lijn met de bedoeling van partijen noch met de bepalingen uit de sharia. Partijen hebben geen afspraken gemaakt over restitutie van de bruidsgave in geval van ontbinding van het religieus huwelijk. Doordat de man de vrouw bedreigde en onder druk zette, heeft de vrouw uit angst voor de man in haar WhatsAppbericht van 30 november 2020 aangegeven dat zij niets hoeft te hebben van de man.
3.5.
De man heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van de vrouw in reconventie strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vrouw in haar vorderingen, althans tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding, advocaatkosten en nakosten daaronder begrepen.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld en beoordeeld.
4.2.
Deze zaak heeft een internationaal karakter. De man heeft de Syrische en de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Syrische nationaliteit. Dat betekent dat de kantonrechter eerst moet beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van de vorderingen in conventie en in reconventie kennis te nemen en, wanneer dat zo is, welk recht daarop van toepassing is.
Rechtsmacht
4.3.
Beide partijen zijn van mening dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, omdat zij in Nederland hun woonplaats hebben en het huwelijkscontract van [datum] , welke overeenkomst aan de vorderingen ten grondslag ligt, in Nederland is gesloten.
4.4.
De kantonrechter is met partijen van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de over en weer door partijen ingediende vorderingen. Immers volgens de in artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde hoofdregel heeft in zaken die bij dagvaarding moeten worden ingeleid, de Nederlandse rechter rechtsmacht indien de gedaagde in Nederland zijn c.q. haar woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, hetgeen in onderhavige zaak het geval is. Nu de vrouw woonplaats heeft in Vlissingen is deze rechtbank relatief bevoegd.
Toepasselijk recht
4.5.
In geschil is tussen partijen welk recht van toepassing is op de over en weer door partijen ingediende vorderingen. Volgens de man is Nederlands recht van toepassing, terwijl de vrouw van mening is dat Syrisch islamitisch recht dient te worden toegepast.
4.6.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is tussen partijen dat zij op [datum] in Nederland een informeel religieus huwelijk hebben gesloten. Naar Nederlands internationaal privaatrecht, meer bepaald artikel 3 en 2 van het Haags Huwelijksverdrag van 14 maart 1987, Trb.1987, 137, wordt de vraag of een huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen in beginsel beheerst door het recht van het land waar het huwelijk is voltrokken. Daarbij wordt mede gekeken naar de uitvoeringsregels van dit verdrag zoals neergelegd in de artikelen 10:27-34 BW.
4.7.
Omdat het religieuze huwelijk van partijen in Nederland tot stand is gekomen, is de vraag of het huwelijk van partijen formeel (ten aanzien van de vorm van de huwelijksvoltrekking) en materieel (ten aanzien van de vereisten tot het aangaan van een huwelijk) rechtsgeldig tot stand is gekomen in beginsel onderworpen aan het Nederlandse recht. Uitgangspunt is dan ook dat dit recht de (hierna te beoordelen) vraag beheerst of het huwelijk van partijen als rechtsgeldig kan worden aangemerkt.
4.8.
Overigens, los van het voorgaande, heeft te gelden dat Syrisch islamitisch recht hoe dan ook geen toepassing kan vinden vanwege het bepaalde in artikel 10:6 BW. In dit artikel is bepaald dat vreemd recht niet wordt toegepast voor zover de toepassing ervan kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter sprake, aangezien de vrouw ten tijde van het sluiten van het (religieuze islamitische) huwelijk nog minderjarig was, terwijl op grond van artikel 1:31 BW één van de vereisten in Nederland voor het mogen aangaan van een huwelijk is dat een man en een vrouw de leeftijd van achttien jaren moeten hebben bereikt.
Inhoudelijke beoordeling
Rechtsgeldigheid huwelijk
4.9.
Op grond van het bepaalde in artikel 10:30 BW kan, voor zover thans van belang, een huwelijk in Nederland wat de vorm betreft slechts worden voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van het Nederlandse recht. Zoals hiervoor reeds overwogen is tussen partijen niet in geschil dat zij op [datum] in Nederland ten overstaan van een imam een huwelijkscontract hebben ondertekend en dat hierdoor een informeel religieus huwelijk tot stand is gekomen. Tussen partijen is in Nederland nimmer een huwelijk voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van het Nederlandse recht. Gelet op het bepaalde in artikel 10:30 BW voornoemd moet dan ook worden geconcludeerd dat er tussen partijen naar Nederlands recht geen rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen. Dat het sluiten van een dergelijk huwelijkscontract mogelijk wel tot een rechtsgeldig huwelijk zou hebben geleid indien dit contract niet in Nederland maar in Syrië zou zijn gesloten, doet aan het voorgaande niet af.
Nietigheid overeenkomst
4.10.
Nu er tussen partijen geen rechtsgeldig huwelijk is tot stand gekomen dient de vraag te worden beantwoord of met het tussen partijen gesloten huwelijkscontract niettemin wel een overeenkomst is tot stand gekomen waaraan zij rechten en verplichtingen jegens elkaar kunnen ontlenen.
4.11.
De man stelt zich op het standpunt dat het door partijen op [datum] gesloten huwelijkscontract nietig is, omdat er enerzijds sprake is van strijd met een dwingende wetsbepaling om reden dat op grond van het bepaalde in artikel 1:68 BW godsdienstige plechtigheden pas mogen plaatsvinden nadat het huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken en anderzijds sprake is van strijd met de goede zeden dan wel de openbare orde, omdat de vrouw tijdens het sluiten van het huwelijkscontract minderjarig was.
4.12.
De vrouw betwist dat sprake is van een nietige overeenkomst stellende dat er door de ondertekening van het huwelijkscontract ten overstaan van een imam naar Syrisch islamitisch recht een religieus huwelijk tot stand is gekomen.
4.13.
De kantonrechter overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 3:40 lid 1 en 2 BW, voor zover thans van belang, een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden, de openbare orde of een dwingende rechtsbepaling nietig is.
Blijkens hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door en namens partijen naar voren is gebracht hebben partijen met de ondertekening van het huwelijkscontract op [datum] beoogd zich aan elkaar te verbinden als ware zij met elkaar gehuwd, waarbij de man zich tevens jegens de vrouw heeft verplicht tot het voldoen van een financiële vergoeding (de bruidsgave), bestaande uit een vooraf en achteraf te betalen bedrag van elk € 5.000,=. Vast staat dat de vrouw ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst nog minderjarig was. Zoals hiervoor al is overwogen, is naar (het hier van toepassing zijnde) Nederlands recht één van de vereisten voor het mogen aangaan van een huwelijk dat de man en de vrouw de achttienjarige leeftijd moeten hebben bereikt. Dit wettelijk vereiste dient ter bescherming van de positie van de minderjarige. Een minderjarige is immers kwetsbaar, omdat hij niet altijd ten volle de reikwijdte van zijn handelingen kan overzien. Van een minderjarige kan en mag niet worden verwacht dat zijn beoordelingsvermogen al zodanig is ontwikkeld dat hij in staat is om een weloverwogen, zich bindende beslissing te nemen over zaken als het (al dan niet op termijn) aangaan van een huwelijkse of daarmee vergelijkbare relatie en de daaraan verbonden rechten en verplichtingen. Het op [datum] door de destijds al meerderjarige man met de op dat moment nog minderjarige vrouw gesloten huwelijkscontract, waarbij de man tegen betaling van een financiële vergoeding aan de vrouw van de vrouw verwacht dat zij zich jegens hem gedraagt en verbindt als ware er sprake van een huwelijkse relatie tussen partijen, levert naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op het in artikel 1:31 BW op bescherming van de minderjarige gerichte neergelegde vereiste van meerderjarigheid voor het kunnen aangaan van een huwelijk, strijd op met de goede zeden dan wel de openbare orde, omdat hetgeen partijen met dit contract beoogden niet in overeenstemming is met de in Nederland geldende normen en waarden.
4.14.
De conclusie op grond van het voorgaande is dan ook dat het door partijen op [datum] gesloten huwelijkscontract op grond van strijd met de goede zeden en/of openbare orde van rechtswege nietig is op grond van artikel 3:40 lid 1 BW. Voorbij wordt gegaan aan de stelling van de man dat de door partijen gesloten overeenkomst ook nietig zou zijn omdat partijen in weerwil van het bepaalde in artikel 1:68 BW een religieus huwelijk hebben gesloten alvorens er een huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken. Zoals hiervoor reeds is overwogen brengt de omstandigheid dat partijen in Nederland geen huwelijk hebben voltrokken voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, maar hebben volstaan met het sluiten van een informeel religieus huwelijk ten overstaan van een imam met zich dat er naar Nederlands recht geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Dit resulteert echter op zichzelf nog niet in een nietige overeenkomst zoals bedoeld in artikel 3:40 lid 1 BW voornoemd.
Rechtsgevolgen nietige overeenkomst
4.15.
Zoals hiervoor overwogen is het door partijen op [datum] gesloten huwelijkscontract nietig. Een nietige overeenkomst wordt geacht juridisch gezien nooit te hebben bestaan en dus nooit enig rechtsgevolg te hebben gehad. Dit brengt met zich dat voor de man niet de verplichting is ontstaan tot het voldoen van de in het (nietige) huwelijkscontract van [datum] opgenomen bruidsgave. Reeds op grond hiervan ligt de reconventionele vordering van de vrouw om de man te veroordelen tot betaling van het restantbedrag van de vooraf te betalen bruidsgave ad € 565,05 en tot betaling van de achteraf te betalen bruidsgave ad € 5.000,= voor afwijzing gereed.
4.16.
Niet in geschil is tussen partijen dat de nietige overeenkomst van [datum] inmiddels gedeeltelijk is uitgevoerd in die zin dat de man het in het huwelijkscontract vastgelegde vooraf te betalen deel van de bruidsgave (grotendeels) ten tijde van het sluiten van het huwelijkscontract aan de vrouw heeft voldaan in de vorm van de overhandiging van sieraden, kleding en schoenen. Voor zover een nietige overeenkomst (al dan niet gedeeltelijk) is uitgevoerd, dienen de verrichte prestaties - indien mogelijk - ongedaan te worden gemaakt, omdat deze prestaties achteraf bezien onverschuldigd zijn verricht (artikel 6:203 e.v. BW). Nu de man dus zonder rechtsgrond sieraden, kleding en schoenen aan de vrouw heeft gegeven, is hij gerechtigd deze goederen van de vrouw terug te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw de door de man aan haar gegeven goederen niet meer in haar bezit heeft, zodat de kantonrechter de primaire vordering van de man om de vrouw te gebieden hem binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis in het bezit te stellen van de door hem aan haar gegeven sieraden, kleding en schoenen zoals genoemd in productie 2 bij de dagvaarding, op onderstaande wijze toewijzen. De door de man als productie 2 overgelegde aankoopbonnen zullen hiertoe aan dit vonnis worden gehecht.
4.17.
De kantonrechter ziet geen aanleiding tot het opleggen van de door de man gevorderde dwangsom. Niet valt in te zien dat de vrouw geen medewerking zal verlenen aan het teruggeven van de door de man aan haar gegeven goederen. Dit deel van de primaire vordering van de man zal dan ook worden afgewezen.
4.18.
Nu de primaire vordering van de man (grotendeels) wordt toegewezen, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de subsidiaire vordering van de man.
Proceskosten
4.19.
De kantonrechter ziet, gelet op de aard van de procedure, aanleiding om de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en in reconventie te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De vorderingen van partijen tot proceskostenveroordeling zullen dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
gebiedt de vrouw om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de man in het bezit te stellen van de sieraden, kleding en schoenen zoals genoemd in de aan dit vonnis gehechte aankoopbonnen;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van de vrouw af;
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Holierhoek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.