In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een proceskostenvergoeding in bezwaar toe te kennen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Türk, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV, dat op 24 april 2023 heeft laten weten niet over te gaan tot betaling van proceskosten. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het UWV de gelegenheid te geven intern te overleggen. Uiteindelijk heeft het UWV besloten geen proceskosten te vergoeden, wat eiser betwist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een uitkering op grond van de Ziektewet heeft ontvangen, welke is beëindigd. Eiser stelt dat hij recht heeft op een proceskostenvergoeding omdat hij gedwongen was bezwaar te maken tegen de weigering van een WW-uitkering, veroorzaakt door eerdere onjuiste besluiten van het UWV. Het UWV heeft echter gesteld dat het verzoek om proceskosten terecht is afgewezen, omdat het bestreden besluit niet is herroepen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser en het UWV zorgvuldig afgewogen. Ze concludeert dat het UWV in de gegeven omstandigheden aanleiding had moeten zien om de proceskosten in bezwaar te vergoeden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het UWV de kosten voor rechtsbijstand in bezwaar en beroep moet vergoeden, in totaal € 1.434,--, inclusief griffierecht van € 50,--. De uitspraak is gedaan op 4 mei 2023 en openbaar gemaakt.