ECLI:NL:RBZWB:2023:311

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
20/10399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016

Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur van 19 november 2020, waarin het bezwaar van de belanghebbende tegen de opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 werd afgewezen. De rechtbank heeft op 6 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.

Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt. De belanghebbende mag een bedrag van € 100.000 ten laste van de winst brengen ter zake van afschrijving op de vordering op zijn ex-echtgenote. Dit leidt tot een vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Het vastgestelde verlies uit werk en woning voor het jaar 2016 is vastgesteld op € 52.151. Partijen hebben ook afgesproken dat zij elk hun eigen proceskosten zullen dragen.

De rechtbank heeft in haar beslissing de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd en het verlies uit werk en woning vastgesteld. Tevens is bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/10399
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 januari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. F.C. van der Ven),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur van 19 november 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 (de aanslag) en het niet geven van een verliesvaststellingsbeschikking voor dat jaar.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur,
[naam 1] en [naam 2] .

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat belanghebbende een bedrag van € 100.000 ten laste van de winst mag brengen ter zake van afschrijving op de vordering op zijn ex-echtgenote. Dat betekent dat de aanslag dient te worden verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en dat het verlies uit werk en woning voor het jaar 2016 conform onderstaande berekening dient te worden vastgesteld.
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning
-/-
€ 286.451
Niet geaccepteerde afwaardering vordering
€ 272.441
Correctie MKB winstvrijstelling
-/-
€ 38.141
Vastgesteld verlies uit werk en woning
-/-
€ 52.151
2.2.
Partijen zijn verder overeengekomen dat zij elk hun eigen proceskosten zullen dragen.
2.3.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil;
  • stelt het verlies uit werk en woning voor het jaar 2016 vast op € 52.151;
  • vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 48 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. drs. M.H. van Schaik en mr. A.H.W. Steijn, rechters, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier op 20 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.