Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur van 19 november 2020, waarin het bezwaar van de belanghebbende tegen de opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016 werd afgewezen. De rechtbank heeft op 6 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.
Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt. De belanghebbende mag een bedrag van € 100.000 ten laste van de winst brengen ter zake van afschrijving op de vordering op zijn ex-echtgenote. Dit leidt tot een vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Het vastgestelde verlies uit werk en woning voor het jaar 2016 is vastgesteld op € 52.151. Partijen hebben ook afgesproken dat zij elk hun eigen proceskosten zullen dragen.
De rechtbank heeft in haar beslissing de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd en het verlies uit werk en woning vastgesteld. Tevens is bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.