ECLI:NL:RBZWB:2023:3116
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake terugvordering van teveel betaalde uitkering op grond van de Ziektewet
In deze zaak heeft eiser op 7 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 26 november 2020, dat betrekking heeft op de terugvordering van teveel betaalde uitkering ingevolge de Ziektewet. Het UWV heeft het bezwaar aangemerkt als een beroepschrift en dit doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit. Aangezien het UWV het bestreden besluit op 26 november 2020 heeft bekendgemaakt, eindigde de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 7 januari 2021. Eiser heeft echter pas op 7 februari 2023 beroep ingesteld, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Eiser heeft als reden voor de te late indiening opgegeven dat hij het bestreden besluit pas recentelijk in zijn bezit heeft gekregen, omdat het naar zijn gemachtigde was gestuurd. De rechtbank oordeelt echter dat dit geen verontschuldiging is voor de te late indiening. Het is de verantwoordelijkheid van de gemachtigde om de cliënt op de hoogte te stellen van de ontvangen besluiten. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 mei 2023.