4.5De rechtbank oordeelt als volgt.
4.5.1Partijen hebben gezamenlijk ouderlijk gezag over hun beide kinderen. Dit brengt met zich dat de vrouw voor een eventuele verhuizing met [minderjarige 2] in beginsel toestemming van de man nodig heeft. Deze toestemming ontbreekt. Uit het overgelegde ouderschapsplan volgt dat [minderjarige 2] zijn hoofdverblijf bij de vrouw heeft en [minderjarige 1] bij de man. Partijen geven uitvoering aan een co-ouderschapsregeling, waardoor het verzoek van de vrouw ook [minderjarige 1] raakt.
4.5.2Indien de ouders het onderling niet eens worden over de verhuizing, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek worden voorgelegd aan de rechtbank. Nu partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen, zal de rechtbank een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
4.5.3De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de te overbruggen afstanden;
- de leeftijd van de minderjarige, haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in haar omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.5.4De rechtbank is van oordeel dat zowel de vrouw als de man een gerechtvaardigd en te respecteren belang hebben. Het belang van de vrouw, bij wie [minderjarige 2] zijn hoofdverblijfplaats heeft, is erin gelegen dat zij in beginsel de gelegenheid moet krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen. Haar belang is er verder in gelegen dat er één vaste woonplek komt voor alle (nieuwe) gezinsleden, zodat er meer rust komt in haar thuissituatie en de extra financiële last komt te vervallen. Het belang van de man is erin gelegen betrokken te blijven bij de opvoeding en verzorging van zijn kinderen, regelmatig contact te hebben met hen en hen te zien opgroeien in zijn nabije omgeving. Het belang van de kinderen moet in ieder geval, bij welke beslissing dan ook, gewaarborgd zijn.
Met inachtneming van voornoemd toetsingskader overweegt de rechtbank verder als volgt. De vrouw is bereid de gevolgen van de verhuizing zodanig te compenseren dat de bestaande zorgregeling na de verhuizing niet zal wijzigen. De vrouw is bereid om op haar zorgdagen het vervoer van de kinderen naar de man, sport, vriendjes en school voor haar rekening te nemen. Zoals gesteld en niet betwist vinden er op dit moment geen spontane bezoekjes plaats tussen de kinderen en de op dat moment niet verzorgende ouder zodat de verhuizing ook in dat opzicht geen wijziging brengt in de contacten tussen de man en de minderjarigen. Ook is niet in geschil dat de kinderen op hun huidige school kunnen blijven. Hoewel de man vreest dat als de vrouw zich zal vestigen in de omgeving van [woonplaats 2] de kinderen op termijn ook hier zullen gaan kiezen voor vervolgonderwijs en dit nadelige gevolgen zal hebben voor het co-ouderschap en zijn contact met de kinderen, is het naar het oordeel van de rechtbank nu nog te vroeg om te voorzien in welke plaats [minderjarige 1] over een jaar naar de middelbare school zal gaan. Dit is ook mede afhankelijk van de woonplaats waar de vrouw zich zal gaan vestigen. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij en stelt vast dat de voorgenomen verhuizing van de vrouw op dit moment geen gevolgen heeft voor de huidige verdeling van zorg- en opvoedtaken en het contact van de man met zijn kinderen. Ten aanzien van de belangen van de kinderen stelt de rechtbank als eerste vast dat de school en de contacten met de man ongewijzigd blijven en dat de vrouw de kinderen zal brengen naar speelafspraken in [woonplaats 1] Het enige wat zal veranderen is de afstand tussen hun ouders en de in verband daarmee gepaard gaande extra reistijd. Gelet op het advies van de Raad is de rechtbank van oordeel dat dit geen doorslaggevend bezwaar vormt. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er geen zorgen zijn omtrent hun ontwikkeling en dat zij gezien hun leeftijd deze langere reisafstand goed moeten aankunnen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat tegenover deze langere reistijd staat dat door toewijzing van het verzoek tot verhuizing er voor hen meer rust zal komen doordat één van de drie leefomgevingen voor hen zal komen te vervallen.
4.5.5Alle betrokken belangen afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de belangen van de vrouw en de kinderen bij de verzochte verhuizing zwaarder wegen dan het belang van de man bij handhaving van de bestaande toestand. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw toewijzen en haar vervangende toestemming verlenen voor de verhuizing naar een plaats op maximale reisafstand van 35 minuten van het huidige adres van de man.
4.5.6De rechtbank zal de voornoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige 2] (en [minderjarige 1] ) is dat de beslissing direct in werking zal treden, gelet op de uitspraken van beide ouders dat de kinderen duidelijkheid nodig hebben op korte termijn.
4.5.7Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven zijn zelfstandige verzoeken (voor zover die zien op het opleggen van een verbod aan de vrouw tot verhuizing en tot wijziging van de inschrijving van de kinderen in de gemeentelijke basisadministratie) niet langer te handhaven. Die verzoeken liggen daarom niet meer ter beoordeling en beslissing aan de rechtbank voor en zullen dan ook worden afgewezen.
4.5.8Ten aanzien van de kostenveroordeling overweegt de rechtbank dat in familiezaken het uitgangspunt is dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van deze hoofdregel en zal gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.