ECLI:NL:RBZWB:2023:3133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/02/396574 / FA RK 22-1661
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Dijkman
  • mr. Van de Merbel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen in het kader van co-ouderschap

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing. De vrouw, die samen met haar nieuwe partner en zijn kinderen een gezin vormt, verzoekt toestemming om met haar jongste kind, [minderjarige 2], te verhuizen naar een locatie die maximaal 35 minuten rijden van de huidige woonplaats van de man ligt. De man verzet zich tegen deze verhuizing, omdat hij vreest dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor de zorgregeling en het contact met zijn kinderen. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen. De vrouw heeft aangegeven dat de verhuizing in het belang van de kinderen is, omdat het meer rust in de thuissituatie zal brengen. De rechtbank oordeelt dat de verhuizing geen significante impact zal hebben op de zorgregeling en dat de vrouw bereid is om de kinderen naar school en afspraken te brengen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de vrouw toestemming te verlenen voor de verhuizing, omdat de belangen van de vrouw en de kinderen zwaarder wegen dan die van de man. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw direct kan verhuizen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om een verbod op de verhuizing en wijziging van de inschrijving van de kinderen in de gemeentelijke basisadministratie afgewezen, omdat deze verzoeken niet langer ter beoordeling lagen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/396574 / FA RK 22-1661
datum uitspraak: 20 april 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling te Goes ,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.A.T. van Ginderen te Etten-Leur, voorheen: mr. A. Hansma te Etten-Leur.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 april 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 7 juni 2022 ingekomen verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 juni 2022;
- het F9-formulier van mr. Anthonise-Gieling d.d. 8 juli 2022;
- het F9-formulier van mr. Anthonise-Gieling d.d. 7 september 2022 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Hansma d.d. 19 september 2022;
- het emailbericht van de Raad d.d. 31 oktober 2022 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Anthonise-Gieling d.d. 13 februari 2023 met bijlagen.
1.2
Het verzoek is door de meervoudige kamer van deze rechtbank nader mondeling behandeld op 1 maart 2023. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Anthonise-Gieling en de man, bijgestaan door mr. Hansma. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van [datum 1] is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op [datum 2] is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2013;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
Ingevolge het ouderschapsplan dat onderdeel uitmaakt van voornoemde echtscheidingsbeschikking heeft [minderjarige 1] zijn hoofdverblijf bij de man en [minderjarige 2] bij de vrouw. De minderjarigen verblijven op grond van dit plan, voor zover in deze van belang, in beginsel bij de man de ene week van woensdagavond na het eten tot vrijdagavond na het eten en de andere week van woensdagavond na het eten tot maandagochtend, waarbij de man de minderjarigen naar school/opvang brengt en de vrouw de minderjarigen ophaalt. Partijen zijn bovendien in dit ouderschapsplan overeengekomen dicht bij elkaar te blijven wonen, in ieder geval in [woonplaats 1] of de directe omgeving, teneinde co-ouderschap te kunnen uitoefenen. Mocht een van de partijen buiten [woonplaats 1] gaan wonen dan wordt de zorgregeling opnieuw bekeken en in dat geval is de verhuizende ouder verantwoordelijk voor het halen en brengen van de kinderen.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 2] te verhuizen naar een plaats tussen [woonplaats 1] en [woonplaats 2] op een afstand van maximaal 35 minuten rijden (bij normaal verkeer) met de auto van het adres van de man in [woonplaats 1] .
3.2
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de man:
I
Primair:de vrouw een verbod op te leggen voor een verhuizing buiten een straal van zeven kilometer van de huidige school van de kinderen;
Subsidiair: de vrouw een verbod op te leggen om eenzijdig een wijziging aan te brengen in de inschrijving van de kinderen in de gemeentelijke basisadministratie (BRP);
II de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure;
III een beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie behoort te vernemen;
voorwaardelijk, indien het verzoek van de vrouw worden toegekend, dan wel als de rechtbank een beslissing neemt die zij in goede justitie behoort te vernemen, welke beslissing afwijkt van hetgeen de man verzoekt:
I de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Het verzoek is eerder mondeling behandeld op 13 juni 2022. Partijen zijn destijds overeengekomen een mediationtraject aan te gaan om te proberen tot een vergelijk te komen omtrent de door de vrouw gewenste verhuizing alsmede om afspraken te maken over de invulling van de zorgregeling. De zaak is in afwachting van de resultaten bij proces-verbaal van deze mondelinge behandeling aangehouden voor de duur van drie maanden. Vervolgens is uit de nader verkregen berichtgeving van partijen gebleken dat dit traject niet heeft geleid tot een vergelijk tussen partijen met als gevolg dat een nadere mondelinge behandeling is gepland.
4.2
De vrouw verzoekt de rechtbank haar toestemming te verlenen om met [minderjarige 2] te verhuizen naar een plaats gelegen op maximaal 35 minuten reizen van het adres van de man. De vrouw wenst te verhuizen om voor het hele gezin meer rust te creëren. De vrouw stelt dat haar nieuwe partner in [woonplaats 2] woont en dat hij een zorgregeling heeft ten aanzien van zijn drie kinderen uit een vorige relatie, die woonachtig zijn bij hun moeder in [plaats 2] en die op woensdagavond, donderdag en vrijdag en in de even weken in het weekend bij de vrouw en haar partner verblijven. Sinds de zomer 2020 wonen de vrouw en haar partner samen en pendelen zij meerdere malen per week op en neer tussen de woning van haar partner in [woonplaats 2] en de woning van de vrouw in [woonplaats 1] , afhankelijk van de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , maar ook ten aanzien van die van de kinderen van haar nieuwe partner. In de even weken brengen alle kinderen het weekend door bij de vrouw en haar partner, afwisselend in [woonplaats 1] of [woonplaats 2] . Zowel de woning van de vrouw als die van haar partner is echter niet groot genoeg voor een gezin van zeven personen. De huidige situatie vergt veel van alle gezinsleden. Het geeft veel onrust, vraagt veel organisatie en brengt veel kosten met zich mee. Om meer rust te creëren in de situatie wenst de vrouw te verhuizen naar een geschikte woning voor het gehele gezin. Doordat de man weigert zijn toestemming te verlenen voor de verhuizing heeft de vrouw nog geen woning op het oog, maar om de man in zijn bezwaren tegemoet te komen is zij bereid haar zoektocht te beperken tot een locatie gelegen tussen [woonplaats 1] en [woonplaats 2] en op maximaal 35 minuten reizen van het adres van de man. Voorwaarde is hierbij wel dat de nieuwe woonplaats over voldoende sociale voorzieningen beschikt en een goede bereikbaarheid heeft. Volgens de vrouw zal na de verhuizing de zorgregeling met de man ongewijzigd worden voortgezet en kunnen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op hun vertrouwde school in [woonplaats 1] blijven. De vrouw is bereid om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te halen en te brengen naar school en de man, maar ook bijvoorbeeld naar speelafspraken met vriendjes in [woonplaats 1] . Gezien de jonge leeftijd van de kinderen vinden er op dit moment tussendoor geen spontane bezoekjes met de andere ouder plaats. Er zal dan ook door de verhuizing niet veel voor de man veranderen. De kinderen ontwikkelen zich prima en doen het goed op school. Volgens de vrouw zijn zij flexibel en gewend aan het vele autorijden. Gezien de huidige omstandigheden waarin sprake is van veel onrust door de vele wisselingen van woonplek acht de vrouw de verhuizing in het belang van haar kinderen. Op het moment dat het verzoek van de vrouw door de rechtbank wordt afgewezen en zij geen toestemming verkrijgt voor de door haar gewenste verhuizing, zal zij zich hierbij neerleggen en op zoek gaan naar andere mogelijkheden voor het verkrijgen van meer rust binnen het gezin. De vrouw wijst de rechtbank nog op een arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 22 september 2022, waarin het hof de gebruikelijke verhuiscriteria niet heeft betrokken bij de belangenafweging vanwege de geringe impact van de verhuizing op de bestaande zorgregeling. Zij verzoekt de rechtbank deze uitspraak bij de overweging te betrekken, daar dit ook op haar situatie van toepassing kan zijn.
4.3
De man acht de verhuizing van de vrouw niet in het belang van de kinderen. Hij weigert dan ook zijn toestemming hiervoor te verlenen. De man vindt het namelijk belangrijk dat de kinderen vrij kunnen bewegen tussen hun ouders. Om dit te kunnen faciliteren is het noodzakelijk dat partijen dicht bij elkaar wonen. De verhuizing van de vrouw lijkt voornamelijk te zijn ingegeven vanuit praktische overweging en de rol van de partner ten aanzien van zijn kinderen. De man heeft er moeite mee dat de vrouw niet heeft gezocht naar minder ingrijpende alternatieven. Dat er een noodzaak zou zijn voor een grotere woning gezien de hoeveelheid kinderen in het samengestelde gezin van de vrouw betwist de man, daar de kinderen slechts één weekend per veertien dagen tegelijk aanwezig zijn. De vrouw heeft ook de noodzaak voor een verhuizing naar de omgeving [woonplaats 2] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Een verhuizing binnen [woonplaats 1] behoorde namelijk ook tot de mogelijkheden. Volgens de man brengt de verhuizing veel teweeg voor de kinderen. Zij zijn nauwelijks hersteld van de echtscheiding van hun ouders en dienen rust gegund te worden. Hij had liever gezien dat de vrouw de samenwoning met haar partner en daarmee haar verhuizing zou uitstellen tot het moment dat de kinderen gaan uitvliegen, zoals hij en zijn partner zullen doen. Als de vrouw nu toestemming krijgt voor de verhuizing, verwacht de man dat de kinderen uiteindelijk gaan kiezen voor een middelbare school in [woonplaats 2] en niet voor [plaats 1] , waar alle vriendjes van hun basisschool straks naar toe zullen gaan. Onvermijdelijk gevolg hiervan zal zijn dat de zorgregeling dan ook wijziging behoeft. Dit zal grote gevolgen hebben voor het co-ouderschap en het contact van de man met zijn kinderen. De man acht daarom het meest in het belang van de kinderen dat zij blijven wonen in de voor hen vertrouwde omgeving van [woonplaats 1] . Het verzoek van de vrouw dient dan ook te worden afgewezen. Dat de vrouw meermaals heeft toegezegd niet te zullen verhuizen zonder dat zij hiervoor toestemming heeft verkregen, geeft de man vertrouwen dat zij haar toezegging zal nakomen. De man heeft daarom besloten om zijn zelfstandige verzoeken om de vrouw primair te verbieden te verhuizen en subsidiair om eenzijdig de inschrijving van de kinderen in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen niet langer te handhaven.
4.4
De Raad begrijpt niet dat partijen niet tot een vergelijk komen. Het is namelijk in het belang van de kinderen als hun ouders samen tot een oplossing komen. Op het moment dat van de rechtbank verlangd wordt om de knoop door te hakken, zal dit binnen afzienbare tijd leiden tot nieuwe procedures omdat één van partijen niet achter deze beslissing kan staan. De Raad doelt hiermee op een hoger beroep tegen die beslissing of bijvoorbeeld op een procedure tot vervangende toestemming tot inschrijving op een school op het moment dat partijen moeten beslissen naar welke middelbare school [minderjarige 1] straks zal gaan. Ten aanzien van het verzoek van de vrouw stelt de Raad geen beletsel te zien voor de kinderen om te reizen tussen [woonplaats 1] en [woonplaats 2] . Er zijn geen zorgen omtrent hun ontwikkeling en gezien hun leeftijd moeten zij dit goed aankunnen. Tevens zal een verhuizing naar de omgeving van [woonplaats 2] geen gevolgen hebben voor de huidige zorgregeling. De vrouw is bereid om de kinderen naar zowel de man als de school te brengen en weer op te halen en volgens beide partijen vinden er op dit moment geen spontane bezoekjes tussendoor plaats. De Raad ziet dan ook geen contra-indicatie voor de verhuizing zoals die door de vrouw is verzocht.
4.5
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.5.1
Partijen hebben gezamenlijk ouderlijk gezag over hun beide kinderen. Dit brengt met zich dat de vrouw voor een eventuele verhuizing met [minderjarige 2] in beginsel toestemming van de man nodig heeft. Deze toestemming ontbreekt. Uit het overgelegde ouderschapsplan volgt dat [minderjarige 2] zijn hoofdverblijf bij de vrouw heeft en [minderjarige 1] bij de man. Partijen geven uitvoering aan een co-ouderschapsregeling, waardoor het verzoek van de vrouw ook [minderjarige 1] raakt.
4.5.2
Indien de ouders het onderling niet eens worden over de verhuizing, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek worden voorgelegd aan de rechtbank. Nu partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen, zal de rechtbank een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
4.5.3
De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de te overbruggen afstanden;
- de leeftijd van de minderjarige, haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in haar omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.5.4
De rechtbank is van oordeel dat zowel de vrouw als de man een gerechtvaardigd en te respecteren belang hebben. Het belang van de vrouw, bij wie [minderjarige 2] zijn hoofdverblijfplaats heeft, is erin gelegen dat zij in beginsel de gelegenheid moet krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen. Haar belang is er verder in gelegen dat er één vaste woonplek komt voor alle (nieuwe) gezinsleden, zodat er meer rust komt in haar thuissituatie en de extra financiële last komt te vervallen. Het belang van de man is erin gelegen betrokken te blijven bij de opvoeding en verzorging van zijn kinderen, regelmatig contact te hebben met hen en hen te zien opgroeien in zijn nabije omgeving. Het belang van de kinderen moet in ieder geval, bij welke beslissing dan ook, gewaarborgd zijn.
Met inachtneming van voornoemd toetsingskader overweegt de rechtbank verder als volgt. De vrouw is bereid de gevolgen van de verhuizing zodanig te compenseren dat de bestaande zorgregeling na de verhuizing niet zal wijzigen. De vrouw is bereid om op haar zorgdagen het vervoer van de kinderen naar de man, sport, vriendjes en school voor haar rekening te nemen. Zoals gesteld en niet betwist vinden er op dit moment geen spontane bezoekjes plaats tussen de kinderen en de op dat moment niet verzorgende ouder zodat de verhuizing ook in dat opzicht geen wijziging brengt in de contacten tussen de man en de minderjarigen. Ook is niet in geschil dat de kinderen op hun huidige school kunnen blijven. Hoewel de man vreest dat als de vrouw zich zal vestigen in de omgeving van [woonplaats 2] de kinderen op termijn ook hier zullen gaan kiezen voor vervolgonderwijs en dit nadelige gevolgen zal hebben voor het co-ouderschap en zijn contact met de kinderen, is het naar het oordeel van de rechtbank nu nog te vroeg om te voorzien in welke plaats [minderjarige 1] over een jaar naar de middelbare school zal gaan. Dit is ook mede afhankelijk van de woonplaats waar de vrouw zich zal gaan vestigen. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij en stelt vast dat de voorgenomen verhuizing van de vrouw op dit moment geen gevolgen heeft voor de huidige verdeling van zorg- en opvoedtaken en het contact van de man met zijn kinderen. Ten aanzien van de belangen van de kinderen stelt de rechtbank als eerste vast dat de school en de contacten met de man ongewijzigd blijven en dat de vrouw de kinderen zal brengen naar speelafspraken in [woonplaats 1] Het enige wat zal veranderen is de afstand tussen hun ouders en de in verband daarmee gepaard gaande extra reistijd. Gelet op het advies van de Raad is de rechtbank van oordeel dat dit geen doorslaggevend bezwaar vormt. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er geen zorgen zijn omtrent hun ontwikkeling en dat zij gezien hun leeftijd deze langere reisafstand goed moeten aankunnen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat tegenover deze langere reistijd staat dat door toewijzing van het verzoek tot verhuizing er voor hen meer rust zal komen doordat één van de drie leefomgevingen voor hen zal komen te vervallen.
4.5.5
Alle betrokken belangen afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de belangen van de vrouw en de kinderen bij de verzochte verhuizing zwaarder wegen dan het belang van de man bij handhaving van de bestaande toestand. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw toewijzen en haar vervangende toestemming verlenen voor de verhuizing naar een plaats op maximale reisafstand van 35 minuten van het huidige adres van de man.
4.5.6
De rechtbank zal de voornoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige 2] (en [minderjarige 1] ) is dat de beslissing direct in werking zal treden, gelet op de uitspraken van beide ouders dat de kinderen duidelijkheid nodig hebben op korte termijn.
4.5.7
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven zijn zelfstandige verzoeken (voor zover die zien op het opleggen van een verbod aan de vrouw tot verhuizing en tot wijziging van de inschrijving van de kinderen in de gemeentelijke basisadministratie) niet langer te handhaven. Die verzoeken liggen daarom niet meer ter beoordeling en beslissing aan de rechtbank voor en zullen dan ook worden afgewezen.
4.5.8
Ten aanzien van de kostenveroordeling overweegt de rechtbank dat in familiezaken het uitgangspunt is dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van deze hoofdregel en zal gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming om met de [minderjarige 2] te verhuizen naar een plaats tussen [woonplaats 1] en [woonplaats 2] en op een afstand van maximaal 35 minuten rijden (bij normaal verkeer) met de auto van het adres van de man in [woonplaats 1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. Dijkman en mr. Van de Merbel, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.