ECLI:NL:RBZWB:2023:3139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/02/406340 / KG ZA 23-71 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medewerking aan verkoop van een woning door deelgenoten in een nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, hebben eiseressen, als erfgenamen van de overleden erflaatster, een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, die ook deelgenoten zijn in de nalatenschap. De eiseressen vorderen dat de gedaagden hun medewerking verlenen aan de verkoop van de woning die tot de nalatenschap behoort. De woning is getaxeerd op een marktwaarde van € 390.000,00, maar gedaagden hebben een bod van € 400.000,00 gedaan, wat door de eiseressen niet werd geaccepteerd. De eiseressen stellen dat de woning dringend moet worden verkocht, gezien de huidige gunstige woningmarkt en de oplopende kosten. De gedaagden hebben echter bezwaar gemaakt tegen de verkoop en willen de mogelijkheid hebben om de woning zelf over te nemen tegen een marktconforme prijs.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en dat de vereffening van de nalatenschap nog niet is afgerond. Dit betekent dat de verkoop van de woning geen onderdeel kan zijn van de vereffening. De rechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is om de eiseressen de regie te geven in het verkoopproces, vooral omdat er al een viergesprek gepland staat om de zaken rondom de vereffening en verdeling van de nalatenschap te bespreken. De vorderingen van de eiseressen zijn afgewezen, en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/406340 / KG ZA 23-71
Vonnis in kort geding van 8 mei 2023
in de zaak van
1. [eiseres sub 1] ,optredend in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van
[zoon van erflaatster],
wonende te [woonplaats 1] ,

2. [eiseres sub 2] ,

wonende te [woonplaats 1]
eiseressen,
advocaat mr. M.J.M. Jansen - Van Beek,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats 1]
,

3. [gedaagde sub 3] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

4. [gedaagde sub 4] ,

wonende te [woonplaats 2] .
gedaagden,
gedaagden 1,2, en 4 verschenen in persoon
advocaat gedaagde 3: mr. R.D.W. Reijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 22 en 28 februari 2023 met producties 1 t/m 6;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid van gedaagde 3 met producties 1 t/m 5;
  • de mondelinge behandeling op 21 april 2023;
  • de pleitnota van eiseressen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Bevoegdheid en toepasselijk recht

2.1.
Gedaagde sub 4 is woonachtig in België. Daarmee heeft het onderhavige geschil een internationaal karakter. De voorzieningenrechter moet daarom allereerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
2.2.
Omdat erflaatster op het tijdstip van haar overlijden haar gewone verblijfplaats in Nederland had, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 van de Erfrechtverordening bevoegd om van de erfrechtelijke vorderingen kennis te nemen. Bovendien gaat het om een voorlopige voorziening, zodat de voorzieningenrechter ook op grond van artikel 19 Erfrechtverordening bevoegd is.
2.3.
Op grond van artikel 21 lid 1 van de Erfrechtverordening is Nederlands recht van toepassing op het erfrechtelijke geschil.

3.De feiten

3.1.
Op [overlijdensdatum 1] is overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). Zij was weduwe van de heer [naam 1] , overleden op [overlijdensdatum 2] .
3.2.
Erfgenamen van erflaatster zijn haar zes kinderen, ieder voor 1/6 deel:
eiseres 2 en gedaagden 1 t/m 4, alsmede de heer [zoon van erflaatster] , overleden op [overlijdensdatum 3] . Eiseres 1 is erfgenaam en executeur van de nalatenschap van wijlen haar echtgenoot de heer [zoon van erflaatster]
3.3.
De erfgenamen hebben de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard. De nalatenschap van erflaatster is nog niet vereffend en verdeeld.
3.4.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort onder meer de woning [woonadres] (hierna: de woning). Naast de woning ligt de onderneming (steenhouwerij) van gedaagden 1 t/m 3, [bedrijf] BV. Gedaagden 1 t/m 3 hebben aangegeven de woning te willen overnemen. De woning is in 2020 door makelaar Broeders getaxeerd op een marktwaarde van € 390.000,00. Gedaagden 1 t/m 3 hebben een bod gedaan van € 400.000,00. Dit is toen door wijlen [zoon van erflaatster] en de zussen (eisers 2 en gedaagde 4) niet geaccepteerd.
3.5.
Wijlen dhr. [zoon van erflaatster] heeft samen met zijn zussen (eiseres 2 en gedaagde 4) [notaris] ingeschakeld voor de vereffening en de verdeling van de nalatenschap. Zij hebben [naam 2] van MB Makelaars (hierna: Braat) gevraagd om een offerte uit te brengen voor de verkoop van de woning. Braat heeft op 22 maart 2021 een offerte uitgebracht, waarin hij heeft aangegeven de marktwaarde van de woning tussen de
€ 475.000,00 en € 495.000,00 te schatten en een vraagprijs van € 495.000,00 passend te vinden.
3.6.
Eiseressen hebben bij brieven van 3 oktober 2022 aan gedaagden 1 en 2 en bij email van 3 oktober 2022 aan de advocaat van gedaagde 3 te kennen gegeven dat het noodzakelijk is dat de woning wordt verkocht, gelet op het feit dat de woningmarkt nog gunstig is en de kosten oplopen. Zij hebben gedaagden 1 t/m 3 voorgesteld om de opdracht tot verkoop te geven aan MB Makelaars en hen verzocht om hun standpunt binnen twee weken kenbaar te maken, onder aanzegging van een kort geding.
3.7.
In reactie daarop heeft de advocaat van gedaagde 3 op 26 oktober 2022 bericht, kort samengevat, dat gedaagden 1 t/m 3 de woning tegen de reële marktwaarde willen overnemen en dat de huidige marktwaarde wordt geschat op een bedrag tussen € 425.000,00 en € 450.000,00.
3.8.
Tussen de advocaten van partijen heeft vervolgens correspondentie plaatsgevonden met betrekking tot de verkoop van de woning en zijn over en weer voorstellen gedaan. Tussen partijen is daarover geen overeenstemming bereikt. Eiseressen hebben vervolgens dit kort geding aanhangig gemaakt.

4.Het geschil

4.1.
Eiseressen vorderen als voorlopige voorziening bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Gedaagden te veroordelen om binnen twee dagen na het in deze te wijzen vonnis een bemiddelingsopdracht te verstrekken aan MB Makelaars te Breda , gevestigd aan de Kerkhofweg 18 , om de onroerende zaak staande en gelegen aan de [woonadres] te verkopen voor de hoogst mogelijke opbrengst doch in ieder geval niet voor een bedrag lager dan € 450.000,00;
Gedaagden, hoofdelijk, te veroordelen tot betaling aan eiseressen van een dwangsom van € 1000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagden na betekening van het in deze te wijzen vonnis niet aan het sub A gevorderde voldoen;
Te bepalen dat nadat gedaagden € 25.000,00 aan dwangsommen hebben verbeurd althans nadat gedaagden een ander door de voorzieningenrechter te bepalen maximumbedrag aan dwangsommen hebben verbeurd, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagden terzake de ten processe bedoelde bemiddelingsopdracht aan MB Makelaars ;
Gedaagden te veroordelen om telkens direct na, althans telkens binnen twee dagen na verzoek van MB Makelaars alle instructies en adviezen van deze makelaar op te volgen;
Gedaagden, hoofdelijk, te veroordelen tot betaling van een dwangsom van
€ 1.000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagden na betekening van het in deze te wijzen vonnis niet aan het sub D gevorderde voldoen;
Gedaagden te veroordelen om direct, althans binnen twee dagen na verzoek van MB Makelaars volledig mee te werken aan de totstandkoming van de (ver)koopovereenkomst betreffende de onroerende zaak [woonadres] ;
Te bepalen dat indien gedaagden niet aan het sub F gevorderde voldoen, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagden terzake de (ver)koopovereenkomst betreffende de onroerende zaak [woonadres] ;
Gedaagden te veroordelen om volledig mee te werken aan de uitvoering van de via bemiddeling van de makelaar tot stand gebrachte koopovereenkomst waaronder te begrijpen de levering via de door de koper aan te wijzen notaris;
I. Te bepalen dat indien gedaagden niet aan het sub H gevorderde voldoen, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/ of wilsverklaring en/ of handtekening van gedaagde terzake de notariële levering van bedoelde onroerende zaak;
Gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding;
Subsidiair: zodanig te beslissen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te
behoren.
4.2.
Eiseressen stellen zich op het standpunt dat de woning dringend moet worden verkocht en dat gedaagden aan die verkoop hun medewerking dienen te verlenen. Het is in het belang van alle erven dat de woning zoveel mogelijk opbrengt tegen zo laag mogelijke kosten. De woning moet daarom worden verkocht door MB Makelaars . Braat heeft al foto’s van de woning gemaakt en hij heeft al een verkoopstrategie. Bovendien heeft hij het laagste courtagepercentage in de regio. Eiseressen willen niet dat aan gedaagden 1 t/m 3 een voorkeursrecht wordt toegekend. Zij vrezen dat dit derden zal afhouden om een bod uit te brengen. De woning moet worden verkocht aan degene die het hoogste bod uitbrengt.
4.3.
Gedaagde 4 is het eens met de vorderingen van eiseressen. Gedaagde 3 heeft verweer gevoerd. Gedaagden 1 en 2 hebben ter zitting aangegeven dat verweer volledig te onderschrijven.
4.4.
Gedaagde 1 t/m 3 hebben geconcludeerd tot onbevoegdheid van de voorzieningenrechter om van het onderhavige geschil kennis te nemen, danwel om eiseressen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, althans deze af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen. Zij hebben daartoe, samengevat het navolgende aangevoerd.
De grondslag van de vordering is onduidelijk. Ook hebben eiseressen het spoedeisend belang bij hun vorderingen niet onderbouwd. Daarnaast hebben zij niet voldaan aan hun verplichting ex artikel 21 Rv door in de dagvaarding niet te vermelden dat tussen (de advocaten van) partijen is gecorrespondeerd en dat door partijen over en weer voorstellen zijn gedaan. Daarmee hebben zij niet de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aangevoerd. Ten slotte stellen gedaagden 1 t/m 3 dat zij niet gehouden zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning zoals gevorderd aangezien zij het niet eens zijn over meerdere aspecten van de verkoop van de woning en het verkoopproces. De vraagprijs van € 495.000,00 betreft geen reële waarde, want die is gebaseerd op een offerte en niet op een taxatierapport. Gedaagden 1 t/m 3 willen de mogelijkheid hebben om zelf de woning over te nemen tegen een marktconforme prijs en zij willen daarom een voorkeursrecht, inhoudende dat als er een voor alle erfgenamen acceptabel bod ligt van een derde, zij het recht hebben de woning voor hetzelfde bedrag te kopen. Tevens willen gedaagden 1 t/m 3 geen gesloten inschrijving omdat het voor hen belangrijk is om te weten wie de kopers zijn, gelet op hun naast de woning gelegen bedrijf. Ten slotte hebben zij bezwaar tegen makelaar Braat in verband met eerdere negatieve ervaringen met hem.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Eiseressen vorderen in kort geding medewerking van gedaagden, als deelgenoten in de nalatenschap, aan de verkoop van de woning, een gemeenschapsgoed. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 31 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:499) beslist dat dat mogelijk is, ook als het in feite een wijze van verdeling als bedoeld in artikel 3:185 lid 2 onder c BW betreft.
5.2.
Nu de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard, moet de nalatenschap echter eerst worden vereffend voordat tot verdeling kan worden overgegaan. Ter terechtzitting is gebleken dat de vereffening nog niet is afgerond. Zo is onduidelijk gebleven welke schulden tot de nalatenschap behoren, terwijl anderzijds tussen partijen vast staat dat de verkoop van de woning niet noodzakelijk is voor het voldoen van de (eventuele) schulden van de nalatenschap. De verkoop van de woning is daarom geen onderdeel van de vereffening (artikel 4:215 BW). Hoewel het voorgaande niet direct tot afwijzing zou hoeven te leiden van het gevorderde - toewijzing van de vordering zou immers kunnen plaatsvinden onder de voorwaarde dat de vereffening is voltooid - strandt de vordering op het navolgende.
5.3.
Ter zitting is gebleken dat alle partijen voor ogen staat dat de woning ter verkoop wordt aangeboden en dat daarvoor de marktprijs wordt betaald. Of en zo ja welk bezwaar er bestaat bij eiseressen tegen verkoop tegen die marktconforme prijs aan de gedaagden 1 t/m 3 is, hoewel dit expliciet aan de orde is gesteld ter zitting, onvoldoende duidelijk geworden. Eiseressen wensen in ieder geval geen toescheiding van de woning aan hen. Verder is namens partijen door de advocaten aangegeven dat op korte termijn een viergesprek zal plaatsvinden om onder andere dit punt te bespreken, alsook de overige zaken die met de vereffening en verdeling van de nalatenschap van erflaatster samenhangen. Onder die omstandigheden en in aanmerking nemende dat niet kan worden vastgesteld dat de ontstane vertraging in de verkoop van de woning te wijten is aan de opstelling van gedaagden 1 t/m 3 is de voorzieningenrechter van oordeel dat er thans geen reden is en evenmin een spoedeisend belang om in het verkoopproces eiseressen de regie te geven. Dit leidt ertoe dat de vorderingen worden afgewezen.
De voorzieningenrechter overweegt dat overigens het gemotiveerde bezwaar tegen inschakeling van MB makelaars ook aan toewijzing van het gevorderde in de weg staat en een kort geding zich tot slot niet leent voor de benoeming van een onafhankelijke makelaar.
5.4.
De overige stellingen van partijen behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking meer. De subsidiair vordering is gelet op hetgeen overwogen in 5.3. hiervoor en als onvoldoende bepaald evenmin toewijsbaar.
5.5.
Gedaagde 3 heeft gevorderd eiseressen in de kosten van de procedure te veroordelen. De voorzieningenrechter zal die vordering afwijzen. Gelet op de omstandigheid dat partijen in een familierechtelijke betrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de kosten worden gecompenseerd als hierna vermeld. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding om van dit voor familierechtelijke zaken gebruikelijke uitgangspunt af te wijken.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2023.