ECLI:NL:RBZWB:2023:3180

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
C/02/399943 / FA RK 22-3338
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Zuijdweg
  • mr. Van de Merbel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en zorgregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor verhuizing en een zorgregeling voor een minderjarig kind. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.M.M. de Waal, verzocht om toestemming om met haar minderjarige kind te verhuizen naar [plaats 1] en om het kind in te schrijven op een basisschool in die omgeving. De man, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om een omgangsregeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de man behandeld tijdens een mondelinge zitting op 24 januari 2023, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies uit te brengen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, dat bij de vrouw verblijft. De vrouw heeft aangegeven dat zij samen met haar nieuwe partner en zijn kinderen een gezin wil vormen en dat de verhuizing naar [plaats 1] centraal gelegen is tussen beide ex-partners. De man heeft zijn toestemming voor de verhuizing uiteindelijk verleend, mits de vrouw niet voor de zomervakantie verhuist. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor de verhuizing en de inschrijving op school afgewezen, omdat deze verzoeken niet meer ter beoordeling voorlagen. De rechtbank heeft wel een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de omgang tussen de man en het kind onder regie van [hulpverlener 3] zal worden opgebouwd.

De rechtbank benadrukt het belang van een onbelast contact tussen het kind en beide ouders en roept partijen op om het verleden achter zich te laten. De zaak is aangehouden tot 19 september 2023 voor verdere beoordeling van de definitieve zorgregeling en de vervangende toestemming voor de inschrijving op school.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/399943 / FA RK 22-3338
datum uitspraak: 21 februari 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming hulpverlening, vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving school en vaststelling zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.M.M. de Waal te Bergen op Zoom,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 27 juli 2022 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 10 januari 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het op 17 januari 2023 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Bronsveld d.d. 24 januari 2023 met aanvullende producties.
1.2
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer van deze rechtbank mondeling behandeld op 24 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013.
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vervangende toestemming te verlenen aan [hulpverlener 1] om de vervolghulp voor [minderjarige] te starten;
- vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] , dan wel naar de nabije omgeving van [plaats 1] binnen een straal van vijf kilometer;
- vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om [minderjarige] in te schrijven op de [basisschool] , gevestigd aan [adres] .
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de man:
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw. Ten aanzien van de door haar verzochte vervangende toestemming voor de vervolghulp bij [hulpverlener 1] verzoekt de man om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren nu dit niet meer actueel is dan wel tot referte. Ten aanzien van de verzoeken tot vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school verzoekt de man deze verzoeken af te wijzen dan wel aan te houden.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man:
  • primair een omgangsregeling te bepalen tussen de man en [minderjarige] , te weten één keer in de veertien dagen een weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur en een moment doordeweeks;
  • subsidiair de verzoeken aan te houden en meer subsidiair indien noodzakelijk over te gaan tot het entameren van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat zij de wens heeft om samen met [minderjarige] , haar nieuwe partner en zijn kinderen een gezin te vormen. De vrouw en haar partner hebben goed overwogen waar zij zich op termijn willen gaan vestigen, namelijk in [plaats 1] of de nabije omgeving hiervan, aangezien dit centraal gelegen is tussen hun ex-partners en de daarbij behorende gezinnen in. Door het ontbreken van de toestemming van de man is het voor de vrouw niet mogelijk om de gewenste vervolgstappen hierin te kunnen nemen. De vrouw is niet voornemens om te verhuizen voor de zomervakantie en zeker niet voordat zij toestemming hiervoor heeft verkregen. De beoogde school voor [minderjarige] is een voorstel. Zij heeft goede berichten gehoord over deze school, maar het zou fijn zijn als de man hier ook gaat kijken zodat partijen samen hierover kunnen beslissen. Ten aanzien van het verzoek van de man met betrekking tot de omgang stelt de vrouw dat de man langdurig afwezig is geweest in het leven van [minderjarige] in verband met zijn verslavingsproblematiek. Omdat de vrouw geen zicht had op het verloop van zijn behandeltraject en zijn contacten in het criminele circuit, konden haar zorgen omtrent de veiligheid van [minderjarige] bij de man niet worden weggenomen. Partijen zijn daarom eerder een traject bij [hulpverlener 2] gestart om het contact onder begeleiding op te bouwen. Dit traject is echter gestopt doordat [hulpverlener 2] ophield te bestaan. Recentelijk is de intake voor een nieuw traject voor ouderschapsbemiddeling en begeleide omgang bij [hulpverlener 3] afgerond. Naar verwachting zal dit traject eerdaags starten. Naar de mening van de vrouw dient onder begeleiding van [hulpverlener 3] de omgang tussen [minderjarige] en de man weer opgebouwd te worden. Het nu vastleggen van een regeling is te voorbarig, aangezien nog niet voorzien kan worden welke regeling [minderjarige] op termijn aan kan. De omgang moet zorgvuldig en op het tempo van [minderjarige] worden opgebouwd en regelmatig worden geëvalueerd. De voormalige weekendregeling is daarbij wel het streven. De vrouw merkt namelijk ook dat [minderjarige] haar vader mist. Zij doet het goed op school, alleen heeft zij wel extra ondersteuning nodig. [hulpverlener 1] kan de vervolghulp bieden aan [minderjarige] . Nu de man hiervoor inmiddels zijn toestemming heeft verleend, is een beslissing van de rechtbank op haar hiertoe strekkende verzoek niet meer nodig. De vrouw trekt dit verzoek dan ook in.
4.2
De man stelt dat hij goed in staat is om voor [minderjarige] te zorgen, daar hij inmiddels zeven maanden clean is. Hij heeft het behandeltraject voor zijn verslavingsproblematiek positief afgerond en neemt voorlopig nog deel aan het nazorgtraject om terugval te voorkomen. Omdat partijen destijds een weekendregeling hadden afgesproken, maar deze niet in rechte hebben vastgelegd, verzoekt de man de rechtbank om alsnog deze regeling bij beschikking vast te stellen. De man erkent dat hij lange tijd niet gehandeld heeft in het belang van [minderjarige] . Hij heeft zijn leven inmiddels weer op de rit en mist zijn dochter. De man heeft [minderjarige] inmiddels al bijna twee jaar niet gezien en durft er niet op te vertrouwen dat een traject om te komen tot contactherstel dit keer wel van de grond komt. Vanuit het vrijwillig kader zijn meerdere trajecten ingezet, maar ook vaak eenzijdig ontbonden. In de uitvoering loopt het vaak stuk op het wederzijds wantrouwen en de angst van partijen. De man erkent ook zijn aandeel hierin. De man hoopt dat het traject, dat nu ingezet wordt bij [hulpverlener 3] , snel kan starten en dat het contact tussen hem en [minderjarige] hersteld kan worden, waarbij de eerder afgesproken weekendregeling het streven moet zijn. De man heeft veel moeite met de door de vrouw voorgenomen verhuizing. Hij vreest namelijk dat de verhuizing van de vrouw dit traject zal doorkruisen. De ouderschapsbemiddeling en begeleide omgang worden ingezet vanuit de [gemeente] en moeten worden overgedragen aan een andere gemeente zodra de vrouw verhuist. Het is niet duidelijk of die gemeente de hulpverlening ook aanbiedt en dit geeft daardoor veel onzekerheid en mogelijk vertraging. Daarnaast zal het traject veel van [minderjarige] vragen en is een verhuizing daarbij extra belastend voor haar. De man staat er voor open om met de vrouw mee te denken over een nieuwe school voor [minderjarige] en is bereid om op de door de vrouw voorgestelde school te gaan kijken.
4.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad partijen geadviseerd om in de komende periode vooral vooruit te kijken en te accepteren dat de andere ouder van goede wil is. Het grootste belang is dat [minderjarige] weer in contact komt met haar vader. De Raad vindt dat hier alles voor moet wijken, ook de belangen van partijen zelf. Op zeer korte termijn zal het traject begeleide omgang aanvangen en dat zal vervolgens - naar de verwachting van de Raad - ongeveer zes maanden duren. De Raad adviseert de rechtbank om de regie over het vormgeven van de contacten tussen de man en [minderjarige] voorlopig in handen te leggen van [hulpverlener 3] . Dit biedt deze organisatie de mogelijkheid om de omgang op geleide van [minderjarige] op te bouwen richting de weekendregeling. De beslissing ten aanzien van de definitieve zorgregeling dient dan in afwachting van dit traject aangehouden te worden. Als de vrouw toezegt niet te zullen verhuizen binnen de periode van zes maanden, kan volgens de Raad aan haar vervangende toestemming voor de verhuizing worden verleend.
4.4
Verhuizing en zorgregeling
De rechtbank stelt tijdens de mondelinge behandeling vast dat de standpunten en de intenties van partijen niet ver uiteenlopen. Gebleken is dat de man zijn toestemming weigert te geven voor de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] uit angst om [minderjarige] opnieuw te verliezen. In het verleden is het vaker voorgekomen dat trajecten om te komen tot contactherstel stagneerden dan wel niet van de grond kwamen. Inmiddels is duidelijk dat de ouderschapsbemiddeling alsmede het traject begeleide omgang, dat eerder strandde bij [hulpverlener 2] , op zeer korte termijn een vervolg krijgt bij [hulpverlener 3] . De man vreest dat dit traject opnieuw zal stagneren indien de vrouw haar verhuizing op korte termijn doorzet, omdat deze hulpverlening dan moet worden overgedragen naar een andere gemeente. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw uitgesproken niet voornemens te zijn om op korte termijn te verhuizen, daar zij nog geen huis op het oog heeft en zij zich eerst wil oriënteren op de woningmarkt. Een verhuizing is dus voorlopig nog niet aan de orde, waardoor er nog voldoende tijd en ruimte is om de voornoemde trajecten goed op de rit te krijgen. Beide partijen zijn het erover eens dat in de komende periode moet worden teruggewerkt naar een weekendregeling, te weten een weekend per twee weken van vrijdagavond tot zondagavond. Omdat nog niet duidelijk is of deze regeling uiteindelijk voor [minderjarige] haalbaar zal zijn, zijn partijen het er ook over eens dat deze regeling nog niet bij beschikking kan worden vastgelegd. Nu er eerder geen zorgregeling bij beschikking is vastgelegd, kunnen zij zich erin vinden dat de rechtbank een voorlopige regeling bepaalt waarbij de regie over de opbouw van de (begeleide) contacten tussen de man en [minderjarige] in handen wordt gelegd van [hulpverlener 3] . De beslissing ten aanzien van de definitieve regeling kan dan worden aangehouden, waarbij te zijner tijd ook gekeken zal worden naar de mogelijkheden voor omgang tussen [minderjarige] en de grootouders vaderszijde zoals dat eerder plaatsvond op de donderdagavond. Voor de komende periode heeft de opbouw van het contact tussen de man en [minderjarige] voorrang.
Omdat de vrouw tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd in ieder geval niet voor de zomervakantie te zullen verhuizen, heeft de man zijn toestemming verleend voor de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats 1] of de omgeving hiervan binnen een straal van vijf kilometer. De vrouw heeft daarop haar hiertoe strekkende verzoek ingetrokken. Nu dit niet meer ter beoordeling en beslissing aan de rechtbank voorligt, zal dit verzoek worden afgewezen.
Ten aanzien van de zorgregeling zal de rechtbank conform de overeenstemming tussen partijen de overeengekomen voorlopige zorgregeling vastleggen, onder aanhouding van de beslissing over de definitieve zorgregeling.
4.5
Inschrijving school
De vrouw stelt ten aanzien van haar verzoek met betrekking tot de inschrijving van [minderjarige] op de basisschool in [plaats 2] dat zij goede berichten heeft gehoord over deze school, maar dat de plaatsing op die school voor haar geen vaststaand gegeven is. De vrouw zou het fijn vinden als de man zich ook zal oriënteren op een school voor [minderjarige] in haar nieuwe leefomgeving, zodat partijen samen kunnen beslissen over naar welke basisschool en vervolgens middelbare school [minderjarige] te zijner tijd zal gaan. Om partijen hiertoe in de gelegenheid te stellen, is afgesproken dat de rechtbank het hiertoe strekkende verzoek van de vrouw zal aanhouden.
4.6
Vervolghulp [minderjarige]
Voorts stelt de rechtbank vast dat de vrouw haar verzoek om vervangende toestemming voor de vervolghulp voor [minderjarige] bij [hulpverlener 1] heeft ingetrokken, omdat zij inmiddels de toestemming van de man hiervoor heeft verkregen. Een inhoudelijke beoordeling en beslissing van de rechtbank is daardoor niet meer nodig. Het verzoek zal worden afgewezen.
4.7
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de zaak ten aanzien van de definitieve zorgregeling en de vervangende toestemming voor de school aanhouden
tot 19 september 2023 PRO FORMA.Partijen worden verzocht om de rechtbank dan te informeren over de door hen bereikte resultaten. Daarbij worden zij ook verzocht om zich uit te laten over het door hen gewenste procesverloop. Voor het geval een nadere mondelinge behandeling gewenst is, verwijst de rechtbank alvast op voorhand de zaak terug naar de enkelvoudige kamer van deze rechtbank.
4.8
De rechtbank wenst tot slot, ten overvloede en in het belang van [minderjarige] , te benadrukken dat partijen moeten trachten het verleden achter zich te laten. Zoals benoemd door de Raad zijn beide partijen van goede wil en voornemens om middels de voornoemde hulpverleningstrajecten zich in te zetten om de situatie van [minderjarige] te verbeteren. Het is namelijk in het belang van [minderjarige] dat zij een onbelast contact kan onderhouden met haar beide ouders. In dit kader wordt van de man verwacht dat hij de vrouw informeert over de voortgang van zijn behandeltraject en dus ook indien er sprake is van een terugval. De vrouw dient de man met regelmaat te informeren over het dagelijks leven van [minderjarige] . Dit stelt de man in de gelegenheid om tijdens zijn omgang goed aan te sluiten bij de belevingswereld van [minderjarige] .

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat er een
voorlopigeverdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2013, geldt, inhoudende dat het contact tussen de man en [minderjarige] onder regie van [hulpverlener 3] (of een soortgelijke instelling) zal worden opgebouwd en nader zal worden vormgegeven, waarbij uitgangspunt is dat zal worden toegewerkt naar de voorheen tussen partijen afgesproken regeling van één weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond, een en ander op geleide van wat [minderjarige] aankan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de zaak ten aanzien van de definitieve zorgregeling en de vervangende toestemming voor de inschrijving school aan
tot 19 september 2023 PRO FORMA,zulks in afwachting van de nadere berichtgeving van partijen en het door hen gewenste procesverloop;
verwijst de zaak naar de enkelvoudige kamer van deze rechtbank;
wijst de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de verhuizing en de vervolghulp voor [minderjarige] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. Zuijdweg en mr. Van de Merbel, kinderrechters en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.