ECLI:NL:RBZWB:2023:3182

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
C/02/405565 / FA RK 23-327
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Slot
  • mr. Van de Lockant-Geschiere
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en aanvraag persoonsgebonden budget in het kader van de zorgregeling voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing met haar minderjarige kind en voor het aanvragen van een persoonsgebonden budget (PGB). De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.J.I. van den Branden, verzocht de rechtbank om toestemming om met haar kind, geboren in 2015, te verhuizen naar een andere plaats en om als gewaarborgde hulp op te treden in het kader van het PGB. De man, vertegenwoordigd door mr. F.L.I. de Vleesschauwer, heeft ingestemd met de verzoeken van de vrouw, waardoor een mondelinge behandeling niet nodig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in het verleden een zorgregeling hebben afgesproken, die recentelijk is gewijzigd. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om de zorgregeling aan te passen, zodat het kind in de oneven weken bij de man verblijft van woensdag tot vrijdag en in de even weken van woensdag tot zondag. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, met uitzondering van de bepaling dat de vrouw zich als gewaarborgde hulp aanmeldt, omdat dit niet aan de rechtbank is om te beoordelen.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de eerdere beschikking van 10 september 2018 en het ouderschapsplan van 25 juli 2018 gewijzigd. De beslissing houdt in dat de vrouw toestemming krijgt om met het kind te verhuizen en om een PGB aan te vragen, waarbij de zorgregeling is aangepast. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/405565 / FA RK 23-327
(vervangende toestemming verhuizing)
Zaaknummer: C/02/405437 / FA RK 23-260
(vervangende toestemming aanvraag PGB)
datum uitspraak: 9 mei 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing en vervangende toestemming aanvraag persoonsgebonden budget
in de zaken van
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer te Terneuzen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
in de zaak
C/02/405565 / FA RK 23-327:
- het op 24 januari 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Van den Branden d.d. 30 maart 2023 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. De Vleesschauwer d.d. 30 maart 2023.
en in de zaak
C/02/405437 / FA RK 23-260:
  • het op 19 januari 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
  • het F9-formulier van mr. Van den Branden d.d. 30 maart 2023 met bijlage;
  • het F9-formulier van mr. De Vleesschauwer d.d. 30 maart 2023.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 10 september 2018 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 1 oktober 2018 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen is het navolgende minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015.
2.3
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.5
In het door partijen op 25 juli 2018 ondertekende ouderschapsplan, deel uitmakend van en gehecht aan de voornoemde echtscheidingsbeschikking, zijn partijen een zorgregeling overeengekomen, waarbij [minderjarige] met ingang van 1 augustus 2018 wekelijks bij de man verblijft vanaf woensdag 08.30 uur tot vrijdag 18.30 uur alsmede éénmaal per maand een weekend, van woensdag 08.30 uur tot zondag 18.30 uur. Het verblijf van [minderjarige] bij ieder van partijen gedurende de vakanties en feestdagen zullen partijen in overleg met elkaar regelen. Zij zullen opnieuw met elkaar in overleg treden over de invulling van de zorgregeling op het moment dat [minderjarige] vier jaar wordt en basisonderwijs zal gaan volgen.
2.6
Partijen zijn vervolgens omstreeks anderhalf jaar geleden in onderling overleg een wijziging van de voornoemde zorgregeling overeengekomen, in die zin dat [minderjarige] in de oneven weken bij de man verblijft van woensdag 07.45 uur tot vrijdag 18.00 uur en in de even weken van woensdag 07.45 uur tot zondag 18.00 uur.

3.De verzoeken en de beoordeling

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking en uitvoerbaar bij voorraad:
in de zaak met rekestnr.C/02/405565 / FA RK 23-327:
I toestemming te verlenen – ter vervanging van de toestemming van de man – voor de verhuizing van haar met [minderjarige] naar [plaats] ;
II te bepalen dat – onder wijziging van hetgeen is bepaald in artikel 3.1 van het door partijen op 25 juli 2018 ondertekende ouderschapsplan – ten aanzien van [minderjarige] een zorgregeling geldt waarbij [minderjarige] bij de man verblijft:
- in de oneven weken vanaf woensdag 07.45 uur tot vrijdag 18.00 uur;
- in de even weken vanaf woensdag 07.45 uur tot zondag 18.00 uur;
  • onder de bepaling dat deze regeling ook geldt in vakanties (met uitzondering van de zomervakanties), op feest- en (school)vrije dagen en in geval van ziekte van [minderjarige] ;
  • althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen zorgregeling.
in de zaak met rekestnr.C/02/405437 / FA RK 23-260:
- vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een persoonsgebonden budget ten behoeve van [minderjarige] en te bepalen dat de vrouw in het kader van de uitvoering van het persoonsgebonden budget zal fungeren als “gewaarborgde hulp”.
3.2
Bij brief d.d. 30 maart 2023, gevoegd bij F9-formulier d.d. 30 maart 2023, laat mr. Van den Branden weten dat de man heeft ingestemd met het door de vrouw geformuleerde verzoek ten aanzien van het persoonsgebonden budget. Mr. De Vleesschauwer zal namens de man de rechtbank bevestigen dat hij akkoord gaat met een toewijzing van dit verzoek. Ook voert de man geen verweer tegen het verzoek van de vrouw, zoals geformuleerd onder I van het verzoekschrift d.d. 23 januari 2023 ten aanzien van de verhuizing van [minderjarige] . Voorts hebben partijen overleg gevoerd over de na de verhuizing van de vrouw en [minderjarige] te volgen zorgregeling. In overleg hebben zij een regeling getroffen. In verband daarmee wijzigt de vrouw haar verzoek onder II van het verzoekschrift, waardoor haar verzoeken luiden als volgt:
De vrouw verzoekt bij beschikking en uitvoerbaar bij voorraad:
I toestemming te verlenen – ter vervanging van de toestemming van de man – voor de verhuizing van haar met [minderjarige] naar [plaats] ;
II te bepalen dat – onder wijziging van hetgeen is bepaald in artikel 3.1 van het door partijen op 25 juli 2018 ondertekende ouderschapsplan – ten aanzien van [minderjarige] een zorgregeling geldt waarbij [minderjarige] bij de man verblijft:
- in de oneven weken vanaf dinsdagmiddag na school tot vrijdagochtend 07.45 uur;
- in de even weken vanaf woensdagmiddag na school tot zondag 18.00 uur;
- onder de bepaling dat deze regeling ook geldt in vakanties (met uitzondering van de zomervakanties), op feest- en (school)vrije dagen en in geval van ziekte van [minderjarige] .
Aangezien partijen overeenstemming hebben bereikt, hoeft de op 6 april 2023 geplande mondelinge behandeling geen doorgang te vinden. Namens de vrouw wordt verzocht om beide procedures schriftelijk af te wikkelen en in beide zaken een beschikking te geven.
3.3
Mr. De Vleesschauwer heeft bij F9-formulier d.d. 30 maart 2023 het voorgaande bevestigd. De man stemt in met de (gewijzigde) verzoeken terzake het onder I en II van het verzoekschrift gestelde en de toewijzing daarvan. De geplande mondelinge behandeling op 6 april 2023 behoeft daarom geen doorgang.
3.4
De rechtbank stelt vast dat partijen in beide zaken tot overeenstemming zijn gekomen. Ten aanzien van het verzoek met betrekking tot het persoonsgebonden budget voor wat betreft “het fungeren als gewaarborgde hulp” stelt de rechtbank vast dat partijen het ook hier over eens zijn, maar dat de rechtbank, anders dan verzocht, zal bepalen dat de vrouw zich zal aanmelden als gewaarborgde hulp, nu het niet aan de rechtbank is om te beoordelen of de vrouw voldoet aan de hiervoor geldende voorwaarden. De verzoeken zullen voor het overige zoals (gewijzigd) verzocht worden toegewezen. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming om met de [minderjarige] te verhuizen naar [plaats] ;
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man - toestemming voor het aanvragen van een persoonsgebonden budget ten behoeve van [minderjarige] , waarbij de vrouw zich zal aanmelden in het kader van de uitvoering van het persoonsgebonden budget als “gewaarborgde hulp”;
wijzigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 10 september 2018 en het aangehechte en daarvan deel uitmakende ouderschapsplan d.d. 25 juli 2018, voor wat betreft de in artikel 3.1 van het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling en;
bepaalt dat de man en de minderjarige [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- in de oneven weken vanaf dinsdagmiddag na school tot vrijdagochtend 07.45 uur;
- in de even weken vanaf woensdagmiddag na school tot zondag 18.00 uur;
- onder de bepaling dat deze regeling ook geldt in vakanties (met uitzondering van de zomervakanties), op feest- en (school)vrije dagen en in geval van ziekte van [minderjarige] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, voorzitter en tevens rechter, mr. Slot, rechter, en mr. Van de Lockant-Geschiere, rechter-plaatsvervanger, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.