De rechtbank heeft in voormeld tussenvonnis [eiser] opgedragen om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat hij exclusief auteursrechthebbende is ter zake het klapbord. Ingevolge deze bewijsopdracht heeft op 14 december 2022 een getuigenverhoor plaatsgevonden waarbij [eiser] zelf als getuige is gehoord evenals [naam 1] (voormalig werknemer van [eiser] ).
[eiser] is een partijgetuige aan wiens verklaring krachtens artikel 164 lid 2 Rv beperkte bewijskracht toekomt en alleen tot bewijs kan dienen ter ondersteuning van ander bewijs.
[eiser] heeft verklaard - samengevat - dat [gedaagde] bij hem is gekomen met de mededeling dat er iets verzonnen moest worden om supporters droog te laten staan en dat hij ( [eiser] ) toen opdracht heeft gegeven aan [naam 1] om een ontwerp te maken waarvan een prototype zou worden geproduceerd. [eiser] heeft verklaard dat [naam 1] toen aan de slag is gegaan en op 31 oktober 2019 een 3D-tekeing heeft gemaakt. Volgens [eiser] kwam [naam 1] met het idee om de boarding langs het veld waarop vaak reclame staat, te gebruiken om die van een constructie te voorzien waarmee je die boven je hoofd kunt trekken als dak. [gedaagde] , toevoeging Rb .] was op geen enkele manier bij de uitwerking door [naam 1] betrokken, aldus [eiser] .
[naam 1] heeft verklaard - samengevat - dat [gedaagde] een oplossing zocht die ervoor zou zorgen dat mensen die langs het sportveld staan als toeschouwer tegen de regen beschermd zijn. Volgens [naam 1] was het geen concreet idee en was er nog geen begin van uitwerking daarvan. Hij verklaart dat hij op verzoek van [eiser] ermee aan het werk is gegaan. Volgens [naam 1] is hij toen zelf gaan nadenken en heeft hij een korte marktanalyse gemaakt. Toen kwam hij op het idee iets te bedenken wat ook als reclamedrager zou kunnen dienen, zodat je sponsors hebt om het te financieren, aldus [naam 1] . Hij geeft aan dat hij uiteindelijk de constructie heeft bedacht met een uitklapbaar reclamebord en dat hij een 3D-tekening heeft gemaakt. Deze tekening en zijn verhaal heeft hij op 31 oktober 2029 gedeeld met [eiser] en [gedaagde] , zo verklaart [naam 1] . Tot die tijd heeft hij geen contact gehad met [eiser] of [gedaagde] , aldus [naam 1] . Hij geeft aan dat hij zichzelf beschouwd als degene die deze vinding heeft bedacht en in een tekening heeft uitgewerkt.
De rechtbank oordeelt dat uit de verklaring van [naam 1] volgt dat [gedaagde] destijds slechts het idee heeft geopperd om “iets” te bedenken waardoor supporters langs de lijn droog kunnen staan. Blijkens de verklaring van [naam 1] heeft hij dat idee uitgewerkt, vormgegeven en geconcretiseerd.
De verklaring van [naam 1] wordt ondersteund door de verklaring van [eiser] , nu ook [eiser] verklaart dat [naam 1] met het idee kwam om de reclameboarding van een constructie te voorzien waarmee je die boven je hoofd kunt trekken als dak en dit in een 3D-tekening heeft weergegeven.
De verklaring van [naam 1] is niet weerlegd door andere getuigenverklaringen of bewijsmiddelen. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn betoog dat aan de verklaring van [naam 1] geen bewijskracht moet worden toegekend omdat hij als toehoorder aanwezig was bij de mondelinge behandeling van het kort geding tussen partijen. [naam 1] is immers niet aan te merken als buitenstaander die zijn informatie enkel heeft ontleend aan hetgeen tijdens een zitting is besproken, maar was juist zelf betrokken in het proces van het ontwerp van de [naam ontwerp] . Het enkele feit dat [naam 1] destijds werknemer was van [eiser] en daarom zou verklaren wat [eiser] wil - zoals [gedaagde] aanvoert - volgt de rechtbank niet. De rechtbank ziet in de enkele omstandigheid van een gewezen dienstverband geen aanleiding aan de betrouwbaarheid van [naam 1] te twijfelen terwijl andere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken niet zijn gesteld of gebleken.
Nu de verklaring van [naam 1] wordt ondersteund door de verklaring van [eiser] en uit deze verklaringen voortvloeit dat [naam 1] het idee van een klapbord dat ook als reclamedrager kan fungeren heeft bedacht, uitgewerkt en geconcretiseerd in een 3D-tekening, geldt [naam 1] als maker. Vast staat dat [naam 1] destijds als werknemer in dienst was bij [eiser] , zodat krachtens artikel 7 van de Auteurswet het auteursrecht rust bij diens werkgever, [eiser] .
Gezien het vorenstaande luidt de conclusie dan ook dat [eiser] is geslaagd in het leveren van het bewijs dat hij exclusief auteursrechthebbende is ter zake het klapbord.