ECLI:NL:RBZWB:2023:3201

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
22/4138
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting in verband met wijziging van parkeerbeleid en visuele beperking van belanghebbende

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd op 28 mei 2022. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarop de belanghebbende in beroep ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op de betreffende datum zijn auto had geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen, maar dat er een wijziging in het parkeerbeleid had plaatsgevonden die niet voldoende duidelijk was gecommuniceerd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende had gedaan om de wijziging van het beleid kenbaar te maken, vooral gezien de visuele beperking van de belanghebbende. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag niet terecht was opgelegd en heeft deze vernietigd. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van het griffierecht, maar geen recht op vergoeding van proceskosten, aangezien er geen professionele bijstand was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4138

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 augustus 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] .
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Op 28 mei 2022 om 23:32 uur stond belanghebbendes auto, een [automerk] met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de [straatnaam] in [plaats 2] . Tijdens een controle op deze datum is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de in 2 bedoelde constatering is aan belanghebbende de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 60,20, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,30 en kosten naheffing van € 57,90.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
De [straatnaam] is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als een plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
3.2.
Belanghebbende bestrijdt niet dat sprake is geweest van het in 2 bedoelde parkeren en evenmin dat hij niet heeft betaald.
3.3.
Belanghebbende stelt dat het niet duidelijk was dat – als gevolg van een wijziging – die dag tot 1.00 uur in de nacht parkeerbelasting moest worden voldaan, en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het betaald parkeren maar gold tot 22.00 uur. Ook was het voor hem in verband met zijn visuele beperking niet goed mogelijk om op dat moment de tekst op internet met betrekking tot de parkeertijden via zijn telefoon goed te kunnen lezen.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat sprake was van een wijziging van het parkeerbeleid. Dit sluit aan bij de dagtekening van het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2022 dat door de heffingsambtenaar is ingebracht. Die gewijzigde regeling is ingegaan op 22 april 2022. De dagtekening van de naheffingsaanslag is 28 mei 2022. Hoewel de uitleg in de uitspraak op bezwaar en het verweerschrift over de werking van de parkeerregels adequaat is, is zij niet compleet. De stelling van belanghebbende dat de
wijziging van beleidhem onvoldoende duidelijk was is onbeantwoord gebleven. Bij gebrek aan toelichting gaat de rechtbank ervan uit dat inderdaad sprake was van een wijziging. Voor dat geval ontbreekt de uitleg over hoe deze wijziging kenbaar is gemaakt (vermelding in een lokale krant, extra aanduiding bij het binnenkomen van de betreffende zone of een duidelijke melding op/rond de zone-borden). Daar komt bij dat in het geval van belanghebbende die kenbaarheid extra duidelijk moet zijn. Vast staat namelijk dat belanghebbende een visuele beperking heeft en als gevolg daarvan aangewezen is op spraakondersteuning op zijn telefoon. Tegen die achtergrond springt in het oog de wijze waarop de informatie over de betaaldparkerenduur staat vermeld op de website: eerst staat de hoofdregel vermeld (betaald parkeren tot 22.00 uur) gevolgd door een zinsnede met de tekst dat deze hoofdregel geldt voor alle gebieden. Pas daarna komt een tekst over twee uitzonderingsgebieden waarin de betaaldparkerenduur drie uur langer is. Het komt de rechtbank voor dat een dergelijke informatieopbouw tot verwarring en misinterpretatie kan leiden, en dat dit des temeer zou kunnen gelden voor iemand met een visuele beperking. De stelling van de heffingsambtenaar dat belanghebbende een extra inspanning moet vragen van zijn chauffeur is in dit verband onvoldoende. Het geldende beleid moet voor een parkeerder voldoende duidelijk zijn, in het bijzonder als dat kort voorafgaand aan de parkeeractie gewijzigd is.
3.5.
In dit specifieke geval, gelet op alle omstandigheden, tezamen en in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat belanghebbende zo kort na een kennelijke wijziging van beleid op de hoogte kon zijn van de ter plaatse geldende nieuwe regelgeving. Het informatiegebrek komt in dit geval voor rekening van de heffingsambtenaar. Het gelijk is dus aan de zijde van belanghebbende.

Conclusie en gevolgen

De conclusie is dat het beroep gegrond is. Dat betekent dat de naheffingsaanslag wordt vernietigd. Belanghebbende heeft ook recht op vergoeding van het griffierecht. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding, omdat geen sprake is van de bijstand door een professionele gemachtigde en een reis naar de rechtbank niet nodig is geweest.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar en de daarin genomen beslissing;
  • beslist dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd;
  • draagt de heffingsambtenaar op om aan belanghebbende het griffierecht van € 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 11 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.