ECLI:NL:RBZWB:2023:3202
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de redelijkheid van de betaaltermijn
Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd op 15 juli 2022. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag gehandhaafd na een bezwaar van de belanghebbende, die stelde dat hij door technische problemen bij de betaalautomaat niet in staat was om tijdig de parkeerbelasting te voldoen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende zijn auto had geparkeerd zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. De belanghebbende heeft echter aangevoerd dat hij direct na het parkeren heeft geprobeerd te betalen, maar dat hij door verbindingsproblemen met zijn telefoon niet in staat was om de betaling te voltooien. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de tijd die de belanghebbende nodig had om de betaling te verrichten en de technische problemen die hij ondervond.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende een redelijke tijd moet worden gegund voor het voldoen van de parkeerbelasting, en dat de termijn van veertien minuten in dit geval niet onredelijk was. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag dan ook vernietigd, omdat de belanghebbende voldoende heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen tijdig heeft willen nakomen. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden, maar dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van proceskosten, aangezien er geen professionele bijstand was verleend.
Deze uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in de handhaving van parkeerbelastingen, vooral in situaties waarin technische problemen de betaling kunnen beïnvloeden.