ECLI:NL:RBZWB:2023:3209

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
C/02/405718 / KG ZA 23-40 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over verwijdering van bomen en belangenafweging in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, hebben eisers, eigenaren van een woonhuis met bijbehorende weidegrond, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die eigenaar zijn van een aangrenzende woning. De eisers vorderen schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis dat hen verplichtte om verschillende bomen, waaronder essenbomen, te verwijderen. Dit vonnis was uitgesproken op 21 december 2022 en had betrekking op een geschil over de erfafscheiding en de verwijdering van beplanting die volgens gedaagden op hun perceel stond. De eisers stellen dat de vordering tot verwijdering van de essenbomen is verjaard en dat de verwijdering onomkeerbare gevolgen heeft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van eisers, omdat de uitvoering van het vonnis hen zou dwingen tot onomkeerbare verwijdering van de bomen. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de tenuitvoerlegging van het vonnis met betrekking tot de vier essenbomen in/tegen de meidoornhaag wordt geschorst, op voorwaarde dat eisers binnen twee weken hoger beroep instellen. Voor de overige onderdelen van het vonnis, waaronder de verwijdering van andere beplanting, blijft de tenuitvoerlegging in stand. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/405718 / KG ZA 23-40
Vonnis in kort geding van 3 maart 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.C.P. van der Heijden te Middelburg,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. S.E.C. Veldhof te Breda.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 februari 2023 met producties 1 tot en met 14,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8,
  • de mondelinge behandeling van 14 februari 2023,
  • de pleitnota van [eisers] ,
  • het proces-verbaal van de zitting van 14 februari 2023,
  • de e-mailberichten van mr. Veldhof en van mr. Van der Heijden van 24 februari 2023 waarin wordt verzocht om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn eigenaren van het door hen op 20 oktober 2018 gekochte woonhuis met bijbehorende weidegrond gelegen aan de [adres 1] . De noordzijde van de weidegrond is deels gelegen tegen de tuin van de woning aan de [adres 2] .
2.2.
Op 15 januari 2020 zijn [gedaagden] eigenaar geworden van de woning met tuin aan de [adres 2] .
2.3.
De erfafscheiding tussen de percelen wordt gevormd door een meidoornhaag die geheel op de grond van [eisers] staat. Tussen of tegen de meidoornhaag staan vier essenbomen. [eisers] hebben op hun perceel op enige afstand van en parallel aan de meidoornhaag een nieuwe beukenhaag geplaatst. Achter het perceel van [gedaagden] staan in en naast die beukenhaag 11 wilgenbomen.
2.4.
[gedaagden] zijn een procedure gestart bij de rechtbank waarin zij onder meer hebben gevorderd; verwijdering van de essenbomen inclusief uitlopers van de meidoornhaag, klimop en wilde lijsterbes, verwijdering van de laatste drie meter van de beukenhaag en verwijdering van de 11 wilgenbomen.
2.5.
Bij vonnis van 21 december 2022 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant met zaaknummer C/02/394023 / HA ZA 22-44 (hierna: het vonnis) is, voor zover hier relevant, als volgt beslist:
“De rechtbank
5.1.
gelast [eisers] alle essenbomen inclusief uitlopers van de meidoornhaag, klimop en wilde lijsterbes, die binnen twee meter vanaf de erfgrens tussen de percelen van [gedaagden] . en [eisers] (…) staan, te verwijderen en verwijderd te houden binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, één en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat door [eisers] hieraan niet tijdig is voldaan tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt en verleent aan [gedaagden] . de machtiging om zelf voor verwijdering van voornoemde essenbomen inclusief uitlopers van de meidoornhaag, klimop en wilde lijsterbes te laten zorgdragen indien [eisers] na het vollopen van de dwangsommen niet tot verwijdering zijn overgegaan, waarbij [gedaagden] . hiervoor zo nodig gebruik mogen maken van de percelen van [eisers] met veroordeling van [eisers] tot voldoening van de kosten voor verwijdering;
5.2.
gelast [eisers] de laatste drie meter van de beukenhaag (nabij de watergang), waar nooit een meidoornhaag tegen de perceelgrens is geplaatst te verwijderen en verwijderd te houden en de in en naast de beukenhaag geplaatste 11 wilgenbomen te verwijderen en verwijderd te houden binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat door [eisers] hieraan niet tijdig is voldaan tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling aan [gedaagden] . een bedrag van
€ 950,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
(…)
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;”
2.6.
De deurwaarder heeft op 12 januari 2023 op verzoek van [gedaagden] het vonnis van 21 december 2022 aan [eisers] betekend en bevel gedaan om aan de veroordeling te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen samengevat - bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 december 2022 totdat op het door [eisers] tegen dat vonnis in te stellen hoger beroep is beslist, dan wel het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;
II. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
[eisers] voeren - samengevat - het volgende aan. In het vonnis is ten onrechte voorbijgegaan aan het bewijsaanbod met betrekking tot de verjaring van de vordering tot verwijdering van de essenbomen. [eisers] beschikken nu over aanvullend bewijs dat de essenbomen al 28 jaar tussen de meidoornhaag staan en dat de bomen vanaf het begin boven de meidoornhaag uitstaken. Daarmee staat vast dat de vordering tot verwijdering van de essenbomen en alles wat er tegenaan is gegroeid is verjaard, zodat in hoger beroep het vonnis voor wat betreft de veroordeling tot verwijdering van de essenbomen zal worden vernietigd. Indien de tenuitvoerlegging van het vonnis niet wordt geschorst, zullen de bomen dan al verwijderd zijn, hetgeen onomkeerbaar is. Verder is ten onrechte in het vonnis geoordeeld dat er met betrekking tot de beukenhaag en wilgenbomen sprake is van misbruik van recht van [eisers] . Tot slot stellen [eisers] dat het belang bij behoud van de essenbomen zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] bij licht en vrij uitzicht.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de daadwerkelijke proceskosten in kort geding ad € 4.415,90 ten bate van [gedaagden] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stelling van [eisers] dat zij op grond van het op 12 januari 2023 betekende vonnis de essenbomen, inclusief uitlopers van de meidoornhaag, klimop en wilde lijsterbes, de laatste drie meter van de beukenhaag en 11 wilgenbomen voor 12 maart 2023 moeten verwijderen. Verder zijn [gedaagden] , nadat de dwangsommen zijn volgelopen, met het vonnis gemachtigd om zelf tot verwijdering van de essenbomen over te gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben [eisers] daarmee een voldoende spoedeisend belang bij hun vordering.
Maatstaf executiegeschil
4.2.
De Hoge Raad heeft de volgende maatstaf geformuleerd voor executiegeschillen zoals de onderhavige (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, die nog niet onherroepelijk is, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden
die meebrengen dat, zolang niet op het in te stellen rechtsmiddel is beslist, het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de executant bij voortzetting van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van beslissingen in het vonnis en moet de kans van slagen van het hoger beroep - in beginsel - buiten beschouwing worden gelaten. Wel kan de rechter in zijn oordeelsvorming betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, is de ruimte voor de voorzieningenrechter om een schorsing uit te spreken beperkter. Afgezien van het geval dat die beslissing berust op een kennelijke misslag, moet eiser aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die niet in aanmerking konden worden genomen bij de beslissing omdat ze zich daarna hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die beslissing wordt afgeweken.
4.3.
De beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is in het vonnis niet gemotiveerd, zodat de hiervoor weergegeven ruimere maatstaf van toepassing is. Ter zitting is van de zijde van [eisers] desgevraagd expliciet verklaard dat aan hun vordering een belangenafweging in het voordeel van [eisers] ten grondslag ligt en dat zij niet stellen dat er sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis. Bij de beoordeling van de vordering zal de voorzieningenrechter daarvan uitgaan: er dient een afweging te worden gemaakt tussen het belang van [eisers] bij behoud van de bestaande toestand zolang in hoger beroep niet is beslist, en het belang van [gedaagden] bij voortzetting van de tenuitvoerlegging van het vonnis, zonder rekening te houden met de kans van slagen van het hoger beroep.
4.4.
Al hetgeen dat partijen hebben aangedragen ten aanzien van het al dan niet verjaren van de vordering tot verwijdering van de essenbomen, het passeren van het bewijsaanbod en het oordeel in het vonnis dat sprake is van misbruik van recht van [eisers] zal in deze procedure buiten beschouwing worden gelaten. Voor de belangenafweging is dit niet ter zake doende. Bovendien, zo volgt uit het bovenstaande, dient de voorzieningenrechter uit te gaan van de inhoud van het vonnis en moet de kans van slagen van het hoger beroep, waar de aangedragen argumenten op zien, buiten beschouwing worden gelaten. Onderhavige procedure kan niet gebruikt worden als een verkapt hoger beroep.
Belangenafweging
4.5.
[eisers] zijn in het vonnis veroordeeld tot verwijdering van verschillende beplanting en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Hierna zullen achtereenvolgens de verschillende onderdelen van het vonnis worden besproken.
4.6.
Ter zitting hebben [eisers] verklaard dat zij geen bezwaar hebben tegen verwijdering van de boom die geen essenboom is, maar een uitloper van de meidoornhaag, en van de wilde lijsterbes, beiden in/tegen de meidoornhaag. Voor deze twee bomen is dan ook geen grond om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen. Uit hun verklaring volgt immers dat zij voor dit deel geen belang bij behoud van de bestaande toestand in afwachting van het vonnis in hoger beroep hebben. Dat zij ter zitting hieraan de voorwaarde hebben gesteld dat [gedaagden] deze bomen op eigen kosten moeten verwijderen, doet aan voormeld oordeel niet af.
4.7.
Voor wat betreft het verwijderen van de uitlopers van de klimop, de laatste drie meter van de beukenhaag en het voldoen van de buitengerechtelijke incassokosten hebben [eisers] in het geheel niet gesteld dat en welk belang zij hebben bij de door hen gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging. Bij gebrek aan grondslag zal de gevorderde schorsing voor dit deel van het vonnis dan ook niet worden toegewezen.
4.8.
[eisers] hebben ten aanzien van de 11 wilgenbomen aangevoerd dat bij verwijdering van die bomen de paarden geen schaduwplekken meer hebben wanneer zij op het looppad staan te grazen en dat [eisers] bij verwijdering onnodige kosten maken indien in hoger beroep wordt beslist dat de wilgenbomen mogen blijven staan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn dit geen belangen die bijdragen aan het oordeel dat het belang van [eisers] bij behoud van de bestaande toestand, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] bij ten uitvoerlegging van het vonnis. Vast staat dat de wilgenbomen nog relatief jonge bomen zijn die in 2020/2021 zijn gepland, zodat de schaduwwerking beperkt is. Daarbij komt dat onvoldoende is toegelicht, dan wel onderbouwd, wat het belang voor [eisers] is om de paarden op het looppad te kunnen laten grazen mede gelet op het feit dat achter het looppad weidegrond van [eisers] ligt. Daarbij komt dat in het vonnis van 21 december 2022 is geoordeeld dat het genoemde belang van de schaduwplekken is weerlegd, van welk oordeel moet worden uitgegaan. Niet gesteld noch gebleken is dat er sprake is van onomkeerbare gevolgen indien dit deel van het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Dat er mogelijk kosten worden gemaakt voor verwijdering en eventuele vervanging van de wilgenbomen is inherent aan de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in het vonnis en de daarbij behorende procesrisico’s voor partijen.
4.9.
Met betrekking tot de essenbomen in/tegen de meidoornhaag overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Vast staat dat de essenbomen daar al jarenlang staan en een aanzienlijke hoogte en omvang hebben. Verwijdering van bomen van die omvang heeft onomkeerbare gevolgen. Het is niet mogelijk om in omvang vergelijkbare essenbomen terug te planten en ook als er grote bomen worden teruggeplaatst, zal het nog vele jaren duren voordat die een vergelijkbare hoogte en omvang bereiken. De voorzieningenrechter begrijpt het belang van [gedaagden] bij de tenuitvoerlegging van het vonnis zodat zij kunnen genieten van meer zicht en licht in hun woning en tuin, in plaats van het moeten afwachten van de uitkomst in hoger beroep, maar het belang om onomkeerbare gevolgen te voorkomen weegt zwaarder dan het mogelijk (een paar jaar) eerder hebben van uitzicht en licht. Ter zitting is gebleken dat [eisers] nog geen hoger beroep hebben ingesteld. Ten einde langer durende onzekerheid te voorkomen, zal de voorzieningenrechter aan de schorsing de voorwaarde te verbinden dat [eisers] binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis het hoger beroep aanhangig dienen te maken.
4.10.
De slotsom is dan ook dat enkel de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis met betrekking tot de vier essenbomen in/tegen de meidoornhaag wordt toegewezen op de wijze zoals in het dictum is vermeld. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat gedurende de schorsing van de tenuitvoerlegging op [eisers] uiteraard wel de verplichting rust om de meidoornhaag en de essenbomen te onderhouden en dat zij de overlast voor [gedaagden] dienen te beperken.
Proceskosten
4.11.
Partijen zijn over en weer in het (on)gelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. Voor een volledige vergoeding van de door [gedaagden] gemaakte proceskosten bestaat dan ook geen grond. Bovendien past bij het aannemen van onrechtmatig handelen als grond voor een vergoedingsplicht ter zake van alle in verband met een procedure gemaakte kosten terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. Hierbij kan eerst sprake zijn als [eisers] hun standpunt baseren op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden dan wel behoorden te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. [gedaagden] hebben ook onvoldoende onderbouwd dat hiervan sprake is.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het tussen partijen gewezen vonnis van deze rechtbank van 21 december 2022 met zaaknummer C/02/394023 / HA ZA 22-44 voor zover het de volgende veroordeling onder 5.1 betreft: “
alle essenbomen die binnen twee meter vanaf de erfgrens tussen de percelen [gedaagden] en [eisers] , (het perceel kadastraal bekend als Wissenkerke, sectie V, nummer 187 en het perceel kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen] ) staan, te verwijderen en verwijderd te houden binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, één en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat door [eisers] hieraan niet tijdig is voldaan tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt en verleent aan [gedaagden] . de machtiging om zelf voor verwijdering van voornoemde essenbomen te laten zorgdragen indien [eisers] na het vollopen van de dwangsommen niet tot verwijdering zijn overgegaan, waarbij [gedaagden] . hiervoor zo nodig gebruik mogen maken van de percelen van [eisers] met veroordeling van [eisers] tot voldoening van de kosten voor verwijdering”, onder de voorwaarde dat [eisers] binnen 14 dagen na dit vonnis hoger beroep instellen, totdat op het door [eisers] ingestelde hoger beroep tegen het vonnis is beslist, dan wel dat [eisers] niet binnen de hiervoor genoemde termijn hoger beroep hebben ingesteld of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;
5.2.
laat in stand de tenuitvoerlegging van het vonnis met zaaknummer C/02/394023 / HA ZA 22-44 voor het overige, waaronder de veroordeling onder 5.1 ten aanzien van de uitlopers van de meidoornhaag, klimop en wilde lijsterbes;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2023.