In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [bewindvoerder] Bewindvoeringen B.V. als eiseres en [gedaagde] als gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.G.A. Mattheussens, vorderde dat de gedaagde binnen 24 uur na betekening van het vonnis twee sleutels van het gehuurde zou afgeven, alsook een verbod op handelingen die de toegang tot het gehuurde zouden belemmeren. De gedaagde was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend.
De feiten van de zaak tonen aan dat [eiseres] sinds 1 januari 2019 een kamer huurt van [gedaagde]. Na een eerdere beschikking van de kantonrechter op 15 september 2020, waarbij [eiseres] onder bewind werd gesteld, ontstonden er problemen met de toegang tot het gehuurde. De gedaagde had de sleutels van het gehuurde afgenomen en weigerde deze terug te geven, ondanks eerdere vonnissen en aanmaningen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en dat er een spoedeisend belang was voor de eiseres om toegang te krijgen tot het gehuurde.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres toegewezen, met inachtneming van een dwangsom van € 500,00 per dag voor het niet voldoen aan de veroordelingen, tot een maximum van € 12.500,00. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 785,31. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd in het ongelijk gesteld.