Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het geschil
- primair te gelasten dat Tiwos [eiser] met onmiddellijke ingang toegang verschaft tot de woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan het [adres] (verder te noemen: de woning), met herleving van de huurovereenkomst tot het moment dat in de bodemprocedure een onherroepelijke uitspraak is gewezen;
- subsidiair te gelasten dat Tiwos [eiser] binnen tien dagen na dagtekening van dit vonnis een gebruiksovereenkomst aanbiedt voor een vergelijkbare woning onder vergelijkbare voorwaarden totdat in de bodemprocedure een onherroepelijke uitspraak is gewezen op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- meer subsidiair Tiwos te veroordelen tot betaling van een voorlopige schadevergoeding van € 500,00 per maand totdat in de bodemprocedure een onherroepelijke uitspraak is gewezen;
- uiterst subsidiair een andere in goede justitie te bepalen voorziening te treffen;
- in alle gevallen Tiwos te veroordelen in de proceskosten.
3.De beoordeling
- Tiwos verhuurde vanaf 15 mei 2019 de woning aan [eiser] met een ‘Tijdelijke huurovereenkomst met begeleiding’;
- bij vonnis van 8 juli 2020 is een verstekvonnis gewezen door de kantonrechter te Tilburg, waarin de huurovereenkomst is ontbonden wegens een betalingsachterstand;
- op 11 februari 2021 is een ‘tweede kans overeenkomst’ gesloten tussen partijen met betrekking tot de woning, waarin onder andere is opgenomen:
- op 21 maart 2022 heeft Tiwos een dagvaarding uitgebracht en [eiser] opgeroepen te verschijnen voor de voorzieningenrechter te Breda. Zij vorderde – kort gezegd – ontruiming van de woning. Tiwos baseerde haar vordering primair op haar opzegging van de ‘tweede kans overeenkomst’, zodat [eiser] zonder recht of titel in de woning verbleef, en subsidiair op de tekortkomingen van [eiser] in de nakoming van de voornoemde overeenkomst. Bij vonnis van 19 april 2022 heeft de voorzieningenrechter te Breda de vordering van Tiwos afgewezen;
- Tiwos is op 13 mei 2022 in hoger beroep gegaan van het laatstgenoemde vonnis;
- bij exploot van 21 juli 2022 heeft Tiwos uit hoofde van het verstekvonnis van 8 juli 2020 de ontruiming van de woning aangezegd tegen 24 augustus 2022, kort gezegd, omdat [eiser] de afgesproken maandelijkse vergoeding zoals opgenomen in de ‘tweede kans overeenkomst’ te laat betaalde;
- op 15 augustus 2022 heeft [eiser] een dagvaarding uitgebracht en Tiwos opgeroepen te verschijnen voor de voorzieningenrechter te Breda. [eiser] vorderde – kort gezegd – de executie van het verstekvonnis van 8 juli 2020 oftewel de bij exploot van 21 juli door Tiwos aangezegde ontruiming te verbieden. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiser] bij vonnis van 31 augustus 2022 afgewezen;
- [eiser] heeft de woning begin september 2022 verlaten, waarbij hij schade heeft veroorzaakt aan de woning ter hoogte van een bedrag van € 15.123,02;
- op 1 november 2022 heeft het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in het voornoemde hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter te Breda van 19 april 2022 geoordeeld:
- per 17 november 2022 heeft Tiwos de woning aan een derde verhuurd;
- op 29 november 2022 heeft Tiwos een dagvaarding uitgebracht en [eiser] opgeroepen te verschijnen voor de rechtbank te Breda, waarin zij – kort gezegd – vordert dat de rechtbank:
€ 656,00