ECLI:NL:RBZWB:2023:3222

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
10156169 CV EXPL 22-3195 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de stichting WonenBreburg en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, WonenBreburg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 5.533,64, die door de gedaagde werd erkend. De gedaagde voerde aan dat de huurachterstand was ontstaan door inkomensverlies en gezondheidsproblemen, maar de kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was gezien de langdurige huurachterstand van ongeveer tien maanden. De kantonrechter wees de vorderingen van WonenBreburg toe, inclusief de betaling van achterstallige huur, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.144,74 werden vastgesteld. WonenBreburg heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven bereid te zijn om na de uitspraak in overleg met de gedaagde te proberen de ontruiming te voorkomen, mits er een bevredigende oplossing wordt gevonden. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis het gehuurde moet ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10156169 CV EXPL 22-3195
vonnis d.d. 8 maart 2023
inzake
de stichting Stichting WonenBreburg,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “WonenBreburg” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 7 december 2022 met de daarin genoemde stukken;
b. de akte van WonenBreburg, die op 3 februari 2023 is ontvangen, met een update van de huurachterstand tot en met februari 2023;
c. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 10 februari 2023.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
WonenBreburg vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, alsmede om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan (achterstallige) huur, gebruiksvergoeding, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[gedaagde] voert aan dat de huurachterstand is ontstaan, omdat hij veel inkomen is misgelopen. Daarnaast kampt hij met gezondheidsproblemen en heeft hij ook nog andere schulden. Inmiddels heeft hij hulp gezocht en zullen er stappen worden gezet de schulden af te gaan lossen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij de hoogte van de huurachterstand, zoals deze is opgenomen in de voornoemde akte van WonenBreburg, erkend.
2.3
De kantonrechter overweegt dat de hoogte van de achterstallige huur per februari 2023 van € 5.533,64 wordt erkend. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
2.4
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter constateert dat er sprake is van een huurachterstand van rond de tien maanden. Naar het oordeel van de kantonrechter is de gevorderde ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde (met nevenvorderingen) gerechtvaardigd.
2.5
WonenBreburg vordert vervolgens vergoeding van € 402,77 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten. In deze zaak is sprake van een overeenkomst met een consument. WonenBreburg dient op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) samenhangende wettelijke bepalingen aan te tonen dat zij een kosteloze aanmaning in overeenstemming met de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] heeft verzonden. Gelet op de stellingen van WonenBreburg en de bij dagvaarding overgelegde brief van 8 augustus 2022 heeft zij aan dit wettelijke vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke kosten komt vervolgens ook overeen met het in het Besluit bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
2.6
De gevorderde wettelijke rente zal als niet of onvoldoende weersproken worden toegewezen. De rente zal vanaf 23 september 2022 worden toegewezen over een bedrag van € 2.770,82, omdat uit het actuele overzicht van de huurachterstand volgt dat op dat moment dit bedrag open stond en niet een bedrag van € 3.322,52.
2.7
Uit het actuele overzicht van de huurachterstand volgt vervolgens dat vanaf januari 2023 een huurprijs van € 553,86 per maand geldt tussen partijen, zodat de kantonrechter dit bedrag als toekomstige huur of gebruiksvergoeding zal toewijzen.
2.8
[gedaagde] zal als de in de ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van WonenBreburg worden deze vastgesteld op een bedrag van € 129,74 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 487,00 aan griffierecht en een bedrag van € 528,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 264,00 voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling), zijnde een totaalbedrag van € 1.144,74.
2.9
WonenBreburg heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat de bereidheid bestaat om, nadat in deze procedure vonnis is gewezen, in onderling overleg met [gedaagde] te proberen de gevorderde ontruiming te voorkomen door samen met [gedaagde] naar een oplossing te zoeken. WonenBreburg heeft toegezegd dat zij dit vonnis niet ten uitvoer zal leggen indien er een oplossing tot stand komt die naar genoegen van WonenBreburg is en die door [gedaagde] ook volledig wordt nageleefd. De kantonrechter vertrouwt erop dat WonenBreburg zich aan die toezegging zal houden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonadres] ;
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan WonenBreburg te betalen:
- een bedrag van € 5.962,19 aan achterstallige huur tot en met februari 2023 (inclusief buitengerechtelijke kosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.770,82 vanaf 23 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 553,86 per maand of gedeelte daarvan aan huur vanaf 1 maart 2023 tot de dag van ontbinding van de huurovereenkomst;
- een bedrag van € 553,86 per maand of gedeelte daarvan aan gebruiksvergoeding vanaf de dag van de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van WonenBreburg tot op heden begroot op een bedrag van € 1.144,74, daarin begrepen een bedrag van € 528,00 als salaris voor de gemachtigde van WonenBreburg;
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.