ECLI:NL:RBZWB:2023:3226

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
10129177 CV EXPL 22-3620 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen tussen familieleden over verblijfskosten en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zijn er vorderingen tussen twee familieleden, een neef en een nicht, die samenwoonden in een gehuurde woning. De eiser in conventie, wonende te Tilburg, vordert een bedrag van € 5.539,00 van de gedaagde in conventie, die ook in de woning verbleef. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de vorderingen van de eiser niet onderbouwd zijn. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de afspraken over de huur en de gebruiksvergoeding. De eiser heeft gesteld dat de gedaagde een bedrag van € 400,00 heeft weggenomen en dat de woning vervuild is achtergelaten. De gedaagde heeft deze beschuldigingen betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de vorderingen met betrekking tot de vervuiling van de woning en de schade aan de wasmachine en auto. Wel is de kantonrechter van oordeel dat de gedaagde € 400,00 moet betalen aan de eiser, omdat zij dit bedrag heeft weggenomen. In reconventie heeft de gedaagde ook vorderingen ingesteld, maar deze zijn afgewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10129177 \ CV EXPL 22-3620
Vonnis van 3 mei 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [woonadres 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
gedeeltelijk kosteloos procederende middels een toevoeging onder [nummer] ,
gemachtigde: mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonadres 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: mr. L.L. Ross, advocaat te Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 8 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
  • [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] zijn neef en nicht van elkaar;
  • [gedaagde in conventie] huurde een kamer in de door [eiser in conventie] gehuurde woning (verder: het gehuurde of de woning). Op dat moment woonde de vriendin van [eiser in conventie] ook in de woning;
  • rond 22 september 2021 heeft [eiser in conventie] de sloten op de woning vervangen, waardoor [gedaagde in conventie] niet meer de toegang tot de woning had;
  • op 29 september 2021 heeft [gedaagde in conventie] een dagvaarding in kort geding uitgebracht, waarin zij – kort gezegd – vorderde dat [eiser in conventie] haar weer toelaat tot de woning. Naar aanleiding van het kort geding hebben partijen onderhandeld over het sluiten van een vaststellingsovereenkomst;
  • In de concept vaststellingsovereenkomst was onder andere opgenomen dat [gedaagde in conventie] al enkele maanden het gebruik van de woning van [eiser in conventie] heeft gekregen en dat [gedaagde in conventie] in ruil daarvoor een bedrag betaalt van € 100,00 per maand en dat zij daarbij door middel van het verrichten van werkzaamheden in het bedrijf van [eiser in conventie] het restantbedrag voor de huur/de verblijfkosten voldoet;
  • [eiser in conventie] heeft de concept vaststellingsovereenkomst niet willen tekenen, maar heeft via zijn gemachtigde wel ermee ingestemd om [gedaagde in conventie] tot 31 oktober 2021 in de woning te laten verblijven zonder daarvoor een vergoeding te hoeven betalen;
  • op 4 oktober bericht [naam] aan [eiser in conventie] dat diverse werkzaamheden aan de Renault Twingo van [eiser in conventie] moeten worden verricht wegens onbehoorlijk/onfatsoenlijk rijgedrag op een koude motor. De kosten worden geraamd op € 580,00;
  • op 12 oktober 2021 heeft [eiser in conventie] een verkeersboete ontvangen van € 159,00. De verkeersboete is opgelegd voor het rijden op het trottoir op 17 september 2021 op de Nieuwlandstraat in Tilburg;
  • [gedaagde in conventie] heeft de woning eind oktober 2021 verlaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde in conventie] tot betaling van € 5.539,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conventie] in de proces- en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
in reconventie
3.3.
[eiser in reconventie] vordert - samengevat - veroordeling van [verweerder in reconventie] tot betaling van € 1.540,32, vermeerderd met rente en kosten.
3.4.
[verweerder in reconventie] voert verweer. [verweerder in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in reconventie] in de proces- en nakosten van deze procedure.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Gelet op de hoeveelheid geschilpunten zal de kantonrechter ieder geschilpunt apart behandelen, waarbij op dat moment wordt ingegaan op de stellingen van partijen.
in conventie
Gebruiksvergoeding:
4.2.
Bij dagvaarding voert [eiser in conventie] aan dat tussen partijen was overeengekomen dat [gedaagde in conventie] € 100,00 gebruiksvergoeding per maand giraal zou betalen en zij € 400,00 gebruiksvergoeding in natura zou betalen voor haar verblijf in de woning. Deze laatste betaling zou [gedaagde in conventie] verzorgen door te werken in het restaurant van de broer van [eiser in conventie] . [gedaagde in conventie] heeft volgens [eiser in conventie] nauwelijks werkzaamheden in het restaurant verricht, zodat [eiser in conventie] nog recht heeft op een vergoeding van € 3.600,00. Ter mondelinge behandeling heeft [eiser in conventie] deze stelling gewijzigd en aangevoerd dat [gedaagde in conventie] hem € 100,00 per maand giraal zou betalen en € 400,00 contant uit haar werkzaamheden. Het was niet van belang of zij het geld verdiende in het restaurant van zijn broer, maar hij heeft haar wel een baan aangeboden. De bedragen van € 400,00 contant zijn nimmer betaald door [gedaagde in conventie] , ondanks dat [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] daar meerdere malen op heeft aangesproken, zodat zij nog een bedrag van € 3.600,00 dient te voldoen. Ter onderbouwing van zijn stellingen verwijst [eiser in conventie] naar de door hem overgelegde getuigenverklaringen van zijn broer, zijn vriend en de broer van [gedaagde in conventie] .
4.3.
[gedaagde in conventie] erkent de wijze van huurbetaling, zoals deze door [eiser in conventie] bij dagvaarding werd geschetst. Zij voert vervolgens aan dat zij heeft gewerkt in het restaurant van de broer van [eiser in conventie] . De afspraak was dat zij € 50,00 per dag zou ontvangen, zodat zij na anderhalve week per maand werken zou hebben voldaan aan de huurverplichting. Het restant van haar uren werd uitbetaald. Zij heeft altijd meer dan voldoende uren gemaakt om aan de huurverplichtingen te voldoen. Zij is ook nooit aangesproken op een huurachterstand, terwijl het de stelling van [eiser in conventie] is dat zij, gelet op de vordering, vanaf aanvang van de huurovereenkomst niet zou hebben betaald.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen in geschil is wat de inhoud van hun afspraken met betrekking tot het verblijf van [gedaagde in conventie] in de woning is. Voor de vaststelling van de afspraken tussen partijen acht de kantonrechter van belang dat [eiser in conventie] zich thans voor een derde maal op een ander standpunt stelt. Voorafgaand aan de procedure heeft [eiser in conventie] zich immers op het standpunt gesteld dat er zeker geen sprake was van een huurovereenkomst en dat hij [gedaagde in conventie] alleen tijdelijk onderdak en een slaapplaats heeft aangeboden (zie het e-mailbericht van de gemachtigde van [eiser in conventie] van 7 oktober 2021, overgelegd als productie 3 bij antwoord). Vervolgens heeft [eiser in conventie] bij dagvaarding gesteld dat [gedaagde in conventie] een gebruiksvergoeding in natura betaalde middels het werk in het restaurant van zijn broer. Vervolgens heeft [eiser in conventie] gesteld dat het bedrag contant diende te worden betaald. Dit maakt de stellingen van [eiser in conventie] niet geloofwaardig. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser in conventie] aangegeven dat de laatste wijziging van standpunt mogelijk te wijten is aan een misverstand tussen [eiser in conventie] en zijn gemachtigde bij het opstellen van de dagvaarding, maar de kantonrechter is van oordeel dat het betalen van huur in natura door te werken dermate anders is dan de huurverplichting te voldoen via een contante betaling, dat dit niet kan worden toegeschreven aan een misverstand. Nu [gedaagde in conventie] erkent dat het bedrag in natura moest worden betaald en dit ook, zonder dat [eiser in conventie] daartegen heeft geprotesteerd, in de concept vaststellingsovereenkomst was opgenomen, gaat de kantonrechter uit van die afspraak. De getuigenverklaringen die door [eiser in conventie] zijn overgelegd leiden niet tot een ander oordeel, nu de getuigen niet aanwezig zijn geweest bij het moment dat de afspraak werd gemaakt tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] en enkel verklaren dat tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] gesproken werd over een huurachterstand. Dat hiervan daadwerkelijk sprake was, is echter onwaarschijnlijk, nu niet is gebleken dat [gedaagde in conventie] op enig moment is aangesproken dat zij onvoldoende werkzaamheden verrichtte in het restaurant. Dat er nog een achterstand in de betaling in natura was, is bovendien ook geen onderwerp van gesprek geweest in de periode dat de kortgedingprocedure tussen partijen speelde, terwijl het voor de hand had gelegen dat een huurachterstand op dat moment tussen partijen zou zijn besproken.
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of [gedaagde in conventie] voldoende heeft onderbouwd dat zij genoeg werkzaamheden heeft verricht om een bedrag van € 400,00 per maand te voldoen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Gelet op de stellingen over en weer stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde in conventie] , ook als uitgegaan moet worden van de stellingen van [eiser in conventie] , meerdere dagen per week werkte in het restaurant van de broer van [eiser in conventie] , in ieder geval voldoende om de afgesproken huur te voldoen. Het voorgaande leidt ertoe dat dit deel van de vordering niet toewijsbaar is.
Weggenomen bedrag:
4.6.
[eiser in conventie] stelt vervolgens dat [gedaagde in conventie] € 400,00 heeft weggenomen uit zijn woning. Hij heeft [gedaagde in conventie] hierop aangesproken en bij dat gesprek waren getuigen aanwezig. Hij heeft schriftelijke verklaringen overgelegd van zijn broer, een vriend en de broer van [gedaagde in conventie] .
4.7.
[gedaagde in conventie] betwist het geld te hebben weggenomen. Het is ook onlogisch dat er een bedrag van € 400,00 van [eiser in conventie] in de woning lag, nu [eiser in conventie] niet in de woning verbleef. Zij voert aan dat de overgelegde verklaringen ongeloofwaardig zijn, nu deze zijn opgesteld door vrienden en familie van [eiser in conventie] en zij vooringenomen zijn richting haar.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat de stelling van [eiser in conventie] wordt ondersteund door de drie getuigenverklaringen. Zo verklaart [getuige 1] : “Ik heb die gesprek zelf aangehoord bij mijn zaak. [gedaagde in conventie] heeft inderdaad geld gepakt zonder te vragen, maar ze zei dat ze het terug zou betalen.” [gedaagde in conventie] heeft enkel bloot betwist dat zij het geld heeft weggenomen. Ook met betrekking tot de gestelde vooringenomenheid jegens haar heeft zij haar stellingen niet onderbouwd. De kantonrechter is van oordeel dat dit te weinig is om de stelling van [eiser in conventie] gemotiveerd te weerspreken. Immers, alle drie de getuigen geven aan dat zij [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] hierover hebben horen praten, waarbij het onwaarschijnlijk is dat zij het gesprek verkeerd hebben begrepen. Het bedrag van € 400,00 zal dan ook worden toegewezen.
Vervuiling van de woning:
4.9.
[eiser in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] de woning vervuild heeft achtergelaten. [eiser in conventie] heeft uiteindelijk de woning met hulp van vrienden volledig gereinigd. De kosten hiervoor bedragen naar schatting € 700,00.
4.10.
[gedaagde in conventie] heeft betwist dat zij de woning vervuild heeft achtergelaten. Zij gebruikte bovendien enkel haar kamer en de badkamer. De vriendin van [eiser in conventie] woonde ook in de woning en zij maakte niet schoon. Zij wijst er daarnaast nog op dat er geen sprake is geweest van een oplevering bij het begin of het einde van de huurperiode, zodat ervan uitgegaan moet worden dat zij de woning heeft opgeleverd in dezelfde staat, waarin zij deze heeft ontvangen. Bovendien zijn de gevorderde kosten niet onderbouwd.
4.11.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen vaststaat dat [gedaagde in conventie] niet de enige was die de woning gebruikte, omdat de vriendin van [eiser in conventie] ook in de woning woonde op dat moment. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser in conventie] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde in conventie] verantwoordelijk is voor de gestelde vervuiling van de woning, nog daargelaten dat bij het ontbreken van een beschrijving van het gehuurde bij aanvang van de huur, de huurder vermoed wordt het gehuurde in de toestand te hebben ontvangen, zoals achtergelaten bij einde van de huur. Uit de door [eiser in conventie] overgelegde verklaringen blijkt enkel dat de woning vuil was, maar niet dat deze vervuiling is veroorzaakt door [gedaagde in conventie] .
Uit de verklaringen volgt immers niet hoe zij weten dat [gedaagde in conventie] degene is die de vervuiling heeft veroorzaakt, bijvoorbeeld omdat zij daar zelf bij zijn geweest, of dat zij hun verklaring baseren op informatie van [eiser in conventie] . Daarnaast heeft [eiser in conventie] de gevorderde schoonmaakkosten niet onderbouwd, zodat dit deel van de vordering niet toewijsbaar is.
Schade aan de wasmachine:
4.12.
[eiser in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] de wasmachine heeft beschadigd. Hij raamt de kosten voor herstel op € 100,00.
4.13.
[gedaagde in conventie] betwist dat zij deze heeft beschadigd, nu deze werkte op het moment dat zij uit het gehuurde vertrok. Bovendien zijn de herstelkosten niet onderbouwd.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser in conventie] niet onderbouwd dat [gedaagde in conventie] verantwoordelijk is voor de schade aan de wasmachine. [getuige 1] en [getuige 2] verklaren dat [gedaagde in conventie] de wasmachine heeft stuk gemaakt, maar ook hier blijkt niet waar zij deze wetenschap op baseren. Dat zij zelf hebben gezien dat de wasmachine stuk was en uit eigen wetenschap verklaren dat [gedaagde in conventie] degene is geweest die de schade heeft veroorzaakt, blijkt nergens uit. Ook is niet op andere wijze onderbouwd dat de gestelde schade anders is dan gebruikelijke slijtage en vast staat dat [gedaagde in conventie] niet de enige was die de wasmachine gebruikte.
Schade aan de auto:
4.15.
[eiser in conventie] stelt dat hij zijn auto regelmatig aan [gedaagde in conventie] uitleende. [gedaagde in conventie] heeft schade aan de auto veroorzaakt, nu zij de laatste was die in de auto reed. Het is juist dat [eiser in conventie] ook nog gebruik maakte van de auto. De kosten worden door een met [eiser in conventie] bevriende automonteur geraamd op € 580,00.
4.16.
[gedaagde in conventie] betwist dat zij deze schade heeft veroorzaakt. Zij heeft de auto van [eiser in conventie] gebruikt, maar zij heeft niet gemerkt dat er iets met de auto was. Zij was ook niet de enige die in de auto van [eiser in conventie] reed. Bovendien zijn de herstelkosten niet of onvoldoende onderbouwd. De kostenraming is immers opgemaakt door een vriend van [eiser in conventie] en er was op dat moment ruim een maand verstreken nadat zij voor het laatst in de auto heeft gereden.
4.17.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser in conventie] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde in conventie] verantwoordelijk is voor de gestelde schade. Tussen partijen staat immers vast dat [gedaagde in conventie] niet de enige was die gebruik maakte van de auto. Daarbij is door [eiser in conventie] onweersproken gesteld dat zij de auto al twee weken niet meer had gebruikt voor het moment dat de offerte is opgemaakt. Ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
Verkeersboete:
4.18.
[eiser in conventie] heeft een verkeersboete van € 159,00 ontvangen. Hij stelt dat [gedaagde in conventie] in de auto reed op het moment dat de verkeersovertreding is begaan.
4.19.
[gedaagde in conventie] heeft bij antwoord betwist dat zij op dat moment in de auto reed. Ter mondelinge behandeling gaf zij aan dat het mogelijk is dat zij een boete heeft gereden, maar dat dit niet met zekerheid is te zeggen. Als de boete door haar is veroorzaakt, wil zij deze vergoeden.
4.20.
Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde in conventie] verantwoordelijk is voor de verkeersboete. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat [gedaagde in conventie] een verkeersboete heeft gekregen met het voertuig van [eiser in conventie] en dat zij die boete niet aan [eiser in conventie] betaald heeft. Dat het om de boete gaat die in deze procedure in het geding is gebracht, kan niet uit de verklaringen worden afgeleid. Zoals hiervoor overwogen, was [gedaagde in conventie] niet de enige die de auto gebruikte. De auto werd gebruikt om bestellingen van het restaurant van de broer van [eiser in conventie] weg te brengen. Niet is onderbouwd, ook niet in de getuigenverklaringen, dat [gedaagde in conventie] in de auto reed toen de boete is opgelegd. Ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
Nevenvorderingen:
4.21.
De wettelijke rente over het bedrag van € 400,00 is toewijsbaar als gevorderd.
4.22.
Nu [eiser in conventie] terecht proceskosten heeft gemaakt, zal [gedaagde in conventie] in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] vastgesteld op een bedrag van € 127,43 aan dagvaardingskosten, een bedrag van € 86,00 aan griffierecht en een bedrag van € 160,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 80,00 voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling), zijnde een totaalbedrag van € 373,43.
in reconventie
4.23.
[eiser in reconventie] vordert (immateriële) schadevergoeding, nu haar meerdere dagen in september en oktober 2021 de toegang tot de woning is ontzegd. Zij heeft twee dagen in een auto van een vriend moeten slapen en kon vervolgens bij derden terecht. Zij had echter geen toegang tot voorzieningen toen zij in de auto sliep en kon over de gehele periode niet bij haar spullen. Zij is ernstig geschaad in haar woon- en levensgenot. Tevens heeft zij teveel huur betaald.
4.24.
[verweerder in reconventie] voert aan dat hij door het handelen van [eiser in reconventie] genoodzaakt was zo te handelen. Hij heeft de sloten vervangen, zodat [eiser in reconventie] de huur zou gaan betalen. Het is dan ook de eigen schuld van [eiser in reconventie] dat zij zich in die situatie bevond. Ongeveer twee weken is haar de toegang tot de woning ontzegd. Het bedrag aan schadevergoeding voor gederfd levensgenot is daarnaast niet onderbouwd.
4.25.
De kantonrechter overweegt dat [verweerder in reconventie] als verhuurder niet bevoegd was [eiser in reconventie] als huurder de toegang tot de woning te ontzeggen, ook al zou er sprake zijn van een huurachterstand. Hier geldt dat bovendien niet is vast komen te staan dat sprake was van een huurachterstand. [verweerder in reconventie] is dan ook toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst.
4.26.
Tussen partijen staat vast dat [verweerder in reconventie] de woning vanaf 16 oktober 2021 tot 1 november 2021 weer ter beschikking heeft gesteld en dat [eiser in reconventie] over oktober 2021 geen huur heeft hoeven voldoen. Het voorgaande leidt ertoe dat [eiser in reconventie] één maand huur niet heeft hoeven voldoen en zij, volgens haar eigen stellingen, over de periode september en oktober 2021 25 dagen de woning niet heeft kunnen gebruiken. Daarmee is het gederfde woongenot gecompenseerd, zodat dit ook betekent dat [eiser in reconventie] niet teveel huur heeft voldaan.
4.27.
[verweerder in reconventie] stelt dat zij is aangetast in haar levensgenot. De kantonrechter ziet aanleiding aansluiting te zoeken bij het criterium van artikel 6:106 lid 1 BW. In voornoemd artikel, aanhef en onder b, is opgenomen dat een benadeelde voor geleden immateriële schade recht heeft op schadevergoeding, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Volgens vaste jurisprudentie omvat het "op een andere wijze in persoon aangetast" psychisch letsel van voldoende ernstig karakter. Bij psychisch letsel valt te denken aan vaak blijvende of althans langdurige aantasting van het geestelijk vermogen, dan wel een korter durende, doch intense aantasting daarvan. Niet vereist, wel een aanwijzing daarvoor, is dat psychologische hulp of psychiatrische hulp is gezocht. Hoewel het begrijpelijk is dat de door [eiser in reconventie] gestelde gang van zaken als niet prettig is ervaren door haar, heeft zij aangegeven dat dit ook weer tot nieuwe kansen heeft geleid en zij in de loop van die periode een beter toekomstperspectief had. Onvoldoende is dan ook gesteld of gebleken van de voornoemde mate van psychisch letsel. Ook dit deel van de vordering wordt afgewezen.
4.28.
[eiser in reconventie] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [verweerder in reconventie] vastgesteld op een bedrag van € 199,00 aan gemachtigdensalaris (2 halve punten à € 199,00 voor de conclusie van antwoord in reconventie en de mondelinge behandeling).
4.29.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 373,43, daarin begrepen een bedrag van € 160,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiser in conventie] ;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [eiser in reconventie] af;
5.5.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 199,00;
in conventie en reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 99,50 aan salaris gemachtigde;
5.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.