In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster incident], en haar werkgever, [verweerster incident] B.V. De werknemer was op 7 december 2022 op staande voet ontslagen, omdat de werkgever meende dat zij de concurrentie- en geheimhoudingsbedingen in haar arbeidsovereenkomst had geschonden. De werknemer betwistte echter de geldigheid van het ontslag en verzocht de rechtbank om het ontslag te vernietigen en om haar toe te laten tot haar werkzaamheden met betaling van achterstallig loon.
De rechtbank oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een dringende reden. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer de informatie die zij had opgevraagd bij een leverancier niet had verkregen met de intentie om de concurrentie aan te gaan, maar in het kader van haar functie als voedingsdeskundige. De rechtbank vernietigde het ontslag en oordeelde dat de werknemer recht had op loonbetaling vanaf de datum van het ontslag tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigde. Tevens werd de werkgever veroordeeld tot betaling van een wettelijke verhoging over het achterstallige loon.
Daarnaast werd het tegenverzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden afgewezen, omdat er geen redelijke grond voor ontbinding was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsrelatie niet duurzaam verstoord was en dat de werknemer recht had op haar gebruikelijke werkzaamheden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.