ECLI:NL:RBZWB:2023:3232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
C/02/387824 / FA RK 21-3390
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijf en zorgregeling in een complexe scheidingssituatie met hulpverlening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2023, betreft het een rekestprocedure over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2015 en 2017. De man en de vrouw, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben een complexe scheiding achter de rug, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming betrokken is. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 1 maart 2022 bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van de kinderen moet betalen en heeft de behandeling van verzoeken omtrent de contactregeling aangehouden in afwachting van de resultaten van een hulptraject.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2023 is gebleken dat er nog steeds weinig samenwerking en constructieve communicatie tussen de ouders is. De Raad heeft zorgen geuit over de spanningen tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in een hardnekkig patroon van strijd zijn verwikkeld, wat de ontwikkeling van de kinderen kan beïnvloeden. De Raad adviseert om een zorgregeling vast te stellen die de kinderen stabiliteit en voorspelbaarheid biedt, en heeft parallel solo ouderschap voorgesteld als een mogelijke oplossing.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de kinderen in de even weken bij de man verblijven en in de oneven weken bij de vrouw, met specifieke afspraken voor vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, toegewezen, omdat de man hiermee instemde. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank verwijst partijen voor verdere hulpverlening naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/387824 / FA RK 21-3390
nadere beschikking betreffende hoofdverblijf en zorgregeling
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen man,
advocaat mr. J.B. de Bree,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 1 maart 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- het e-mailbericht van mevrouw [naam 1] (regisseur Jeugd) van 24 februari 2022 met als bijlage een tussentijdse rapport van de zorgaanbieder;
- het e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, van 7 juli 2022;
- het e-mailbericht van mevrouw [naam 2] (procesregisseur Jeugd) van 13 juli 2022 met als bijlage het eindrapport van de zorgaanbieder;
- de brieven van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 augustus 2022 en
21 november 2022 met als bijlage het raadsrapport;
- het F9-formulier van mr. Van Kerkhof van 12 december 2022;
- de brief van mr. De Bree van 20 december 2022.
1.2. Het e-mailbericht van mr. Van Kerkhof van 7 maart met bijlagen en de brieven van
mr. De Bree van 7 en 9 maart 2023 (beide brieven met bijlagen) heeft de rechtbank binnen een termijn van drie werkdagen voor de mondelinge behandeling ontvangen. Tegen de indiening van deze stukken is over en weer geen bezwaar gemaakt. Nu deze stukken kort en eenvoudig te doorgronden zijn betrekt de rechtbank deze stukken bij de behandeling van de zaak en maken daardoor onderdeel uit van het procesdossier.
1.3. De zaak is verder behandeld op de mondelinge behandeling van 10 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 1 maart 2022 heeft de rechtbank onder andere bepaald dat de man met ingang van 1 januari 2022 een bijdrage in de kosten van de kinderen voldoet van € 245,= per maand per kind. Verder heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken betreffende de contactregeling en de dwangsom aangehouden in afwachting van de resultaten van het in het kader van het Uniform Hulpaanbod ingezette (jeugd)hulptraject.
2.2.
Op 13 juli 2022 heeft de rechtbank het eindrapport ontvangen van de zorgaanbieder. Uit dit rapport volgt dat de gestelde doelen niet zijn behaald. Partijen hebben zich allebei ingezet, maar er is sprake van een hardnekkig patroon waarin ouders de strijd vanuit
ex-partnerschap blijven voortzetten.
2.3.
Gelet op de negatieve terugmelding heeft de Raad onderzoek gedaan en een raadsrapport opgesteld. De Raad maakt zich zorgen dat de kinderen steeds meer onrust zullen gaan voelen door de spanningen tussen ouders. Verder merkt de Raad op dat beide ouders het belang van contact tussen de kinderen en de andere ouder erkennen, maar allebei een andere visie hebben op hoe dit moet worden vormgegeven. De Raad ziet een patroon waarbij ouders vooral voor elkaar invullen waarom de andere ouder bepaalde keuzes maakt rondom de zorg voor de kinderen. Hierdoor lijken ouders het belang van de kinderen uit het oog te verliezen. De Raad ziet ook veel krachten voor het veilig opgroeien van de kinderen. Beide ouders erkennen dat het goed gaat met de kinderen. Ook vinden zij het allebei belangrijk dat de kinderen niet worden belast met de strijd tussen hen. Voor de kinderen is het belangrijk dat zij duidelijkheid, stabiliteit, voorspelbaarheid en rust blijven ervaren in hun huidige opvoedingsomgeving en in het contact met beide ouders. In het belang van de kinderen vindt de Raad het wenselijk dat ouders zich zullen inzetten voor het aangaan van parallel solo ouderschap. Verder adviseert de Raad om een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen in de even weken van donderdagmiddag na schooltijd tot vrijdagochtend naar school bij de man verblijven en in de oneven weken van donderdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend naar school. De Raad vindt het belangrijk dat de kinderen een volledig weekend bij beide ouders kunnen doorbrengen. Verder vindt de Raad het belangrijk dat de man in de oneven weken op zondag de vrijheid heeft om het weekend af te kunnen sluiten met de kinderen. Ook zorgt het wisselen na een schooldag ervoor dat het overdrachtsmoment niet door ouders vormgegeven hoeft te worden. Hierdoor ontstaat er geen gespannen situatie voor de kinderen.
2.4.
Als reactie op het raadsrapport hebben partijen beiden aangegeven behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling. Op deze mondelinge behandeling is stil gestaan bij de nog ingediende stukken en hebben partijen hun visie nader toegelicht.
Reguliere zorgregeling
2.5.
De man heeft zijn verzoek gewijzigd conform het advies van de Raad. Verder verzoekt de man vaststelling van een gespecificeerde verdeling van vakanties, feestdagen en bijzondere dagen. De vrouw voert gemotiveerd verweer.
2.6.
Op de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat zij liefdevolle ouders ziet, maar dat zij in een strijd met elkaar verwikkeld blijven. De Raad vindt het belangrijk dat deze strijd stopt, omdat deze zijn weerslag zou kunnen hebben op de kinderen. Om deze strijd te beëindigen is verdere hulpverlening nodig, waarbij de Raad denkt aan hulpverlening gericht op het vormgeven van parallel solo ouderschap. Verder vindt de Raad het niet in het belang van de kinderen en partijen om de beslissing op de zorgregeling wederom aan te houden in afwachting van de hulpverlening. Een verdere aanhouding houdt de strijd tussen partijen enkel in stand en geeft veel onduidelijkheid.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat er tussen partijen nog altijd geen, althans weinig, sprake is van samenwerking en constructieve communicatie op ouderniveau. Dit beamen partijen ook. Verder constateert de rechtbank dat bij beide ouders sprake is van negatieve beeldvorming over de andere ouder. Beide partijen hebben de neiging om alles voor elkaar in negatieve zin in te vullen. Ook heeft de rechtbank bemerkt dat partijen op vrijwel geen enkel punt op één lijn zitten betreffende zaken rondom de kinderen. Ondanks dat de kinderen op dit moment ogenschijnlijk geen last hebben van de situatie, kan dit op termijn alsnog zijn weerslag hebben op de kinderen. De rechtbank heeft met partijen gesproken over de wijze waarop zij hun ouderschap op verantwoorde wijze kunnen en willen voortzetten, waaronder de mogelijkheid van parallel solo ouderschap. In deze vorm van ouderschap is de aandacht van ouders niet op elkaar gericht, maar uitsluitend op hun kind(eren) en de invulling van de eigen ouderrol. In een dergelijke vorm van ouderschap, waarin er bewust voor wordt gekozen om niet met de andere ouder te overleggen en (de belangen van) de kinderen centraal staan, kan rust ontstaan voor de betrokken kinderen. Partijen hebben aangegeven dat zij onder begeleiding van een derde met elkaar in gesprek willen gaan om te komen tot parallel solo ouderschap en wellicht dat partijen ook in dit traject tot een ouderschapsplan kunnen komen. Dit laatste, het ouderschapsplan, is geen doel op zich.
2.8.
Omdat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard hiermee in te stemmen en de Raad dit ook van belang acht, zal de rechtbank partijen wederom voor een (jeugd)hulptraject doorverwijzen naar het loket West-Brabant-Oost. Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan partijen in aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor de
kinderen;
- de kinderen hebben een stem in het scheidingsproces, voelen zich gehoord en gesteund;
- de ouders kunnen gezamenlijk afspraken maken en beslissingen nemen die in het belang zijn van de kinderen, waarbij zal worden ingezet op het tot stand brengen van parallel solo ouderschap.
De resultatenlijst en het verwijzingsformulier zijn aan deze beschikking gehecht. De rechtbank merkt op dat de prioriteit van de hulpverlening moet liggen op het vormgeven van het parallel solo ouderschap. Mocht dit leiden tot een ouderschapsplan, dan is dit waardevol. Echter, komen tot een ouderschapsplan is geen doel op zich.
2.9.
Verder heeft de rechtbank met partijen en de Raad geconstateerd dat een aanhouding van de beslissing op de voorliggende verzoeken niet in het belang van partijen is. Een verdere aanhouding zal enkel leiden tot onduidelijkheid en strijd tussen partijen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een definitieve beslissing nemen op de voorliggende verzoeken. Dit leidt ertoe dat de rechtbank ook geen terugkoppeling ontvangt vanuit het (jeugd)hulptraject en ook geen voorwaardelijk verzoek aan de Raad doet voor advies.
2.10.
Voor wat betreft het voorliggende verzoek omtrent de vaststelling van een reguliere zorgregeling overweegt de rechtbank als volgt. In de hoger beroepsprocedure is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen in de ene week van donderdag na schooltijd tot vrijdagochtend naar school en in de andere week van donderdag na schooltijd tot en met zondag 16.30 uur bij de man zijn. Mochten de man en de kinderen op zondag wat gaan doen, dan brengt de man de kinderen na etenstijd (om 18.00 uur) naar de vrouw. Aan deze regeling geven partijen nu uitvoering. De vrouw stelt dat sinds deze regeling wordt uitgevoerd er zorgen zijn ontstaan over de ontwikkeling van de kinderen. Ter onderbouwing overlegt de vrouw gespreksnotities van gesprekken tussen de ouders en de leerkrachten van de kinderen waaruit dit zou blijken. De man heeft de inhoud van de gespreksnotities gemotiveerd betwist. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw bij een aantal gespreksnotities van de leerkrachten zelfstandig passages heeft toegevoegd. Deze toevoegingen betreffen met name de zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gekoppeld aan de uitvoering van de huidige zorgregeling. Niet is gebleken dat de leerkrachten hebben ingestemd met deze toevoegingen aan hun gespreksnotities. De door de vrouw overgelegde gespreksnotities zijn daarmee niet objectief en zal de rechtbank dan ook niet betrekken in haar beoordeling.
2.11.
In het raadsrapport leest de rechtbank terug dat de kinderen naar het zich laat aanzien geen last hebben van de spanningen tussen ouders. De kinderen zitten goed in hun vel en doen het goed op school. De rechtbank acht het van belang dat de kinderen deze rust blijven ervaren. Er zijn verder geen contra-indicaties waaruit volgt dat uitbreiding van de zorgregeling in strijd met het belang van de kinderen zou zijn. In lijn met het advies van de Raad zal de rechtbank daarom een zorgregeling vaststellen waarbij de kinderen in de even weken van donderdagmiddag na schooltijd tot vrijdagochtend naar school bij de man verblijven en in de oneven weken van donderdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend naar school. Met een wisselmoment op school wordt voorkomen dat partijen aanleiding zien om met elkaar in gesprek te gaan. De rechtbank vreest namelijk dat een dergelijk gesprek aanleiding geeft tot discussie waar de kinderen bij aanwezig zijn. In haar beoordeling betrekt de rechtbank ook dat een extra overnachting meer recht doet aan een gelijkwaardig ouderschap, wat ook het uitgangspunt is van de wet. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van de man toe.
Verdeling vakanties, feestdagen en bijzondere dagen
2.12.
Partijen verschillen van mening over de verdeling van vakanties, feestdagen en
bijzondere dagen. De rechtbank zal op deze punten een beslissing nemen die haar in het
belang van de kinderen het meest gerade voorkomt.
Voorjaars/carnavalsvakantie
2.13.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen in de voorjaars/carnavalsvakantie in de even jaren bij de man zijn en in de oneven jaren bij de vrouw.
Meivakantie
2.14.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen in de meivakantie in de eerste week bij de man en in de tweede week bij de vrouw zijn.
Zomervakantie
2.15.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen in de zomervakantie in de even jaren de eerste drie weken bij de man zijn en de laatste drie weken bij de vrouw. In de oneven jaren zijn de kinderen de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man.
Herfstvakantie
2.16.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen in de herfstvakantie in de even jaren bij de vrouw zijn en in de oneven jaren bij de man.
Kerstvakantie en kerstdagen
2.17.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen in de eerste week bij de man zijn en in de tweede week bij de vrouw. De kinderen zijn tijdens Eerste Kerstdag in de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw. Tijdens Tweede Kerstdag zijn de kinderen in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw.
Oud & Nieuw
2.18.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen tijdens Oud & Nieuw in de oneven jaren bij de vrouw zijn en in de even jaren bij de man.
Sinterklaas
2.19.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen tijdens Sinterklaas (5 december) inclusief overnachting (de nacht van 5 op 6 december) in de even jaren bij de vrouw zijn en in de oneven jaren bij de man.
Pasen, Pinksteren, Hemelvaart en Koningsdag
2.20.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen op deze dagen volgens de reguliere zorgregeling bij een van de ouders verblijven.
Vaderdag en Moederdag
2.21.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen op Vaderdag bij de man en op Moederdag bij de vrouw verblijven. De kinderen zullen de avond daaraan voorafgaand naar de betreffende ouder toe gaan.
Verjaardagen kinderen en ouders
2.22.
De rechtbank bepaalt dat de kinderen samen op elkaars verjaardag zijn bij een van de ouders. De kinderen zullen hun verjaardag in de even jaren bij de man vieren en in de oneven jaren bij de vrouw. De avond voorafgaand aan de verjaardag zullen de kinderen naar de betreffende ouder toe gaan. De verjaardagen van de ouders worden gevierd in de eigen weekenden.
2.23.
Verder overweegt de rechtbank dat de verzochte regeling rondom kinderfeestjes en verjaardagen van familieleden geen onderdeel zijn van de zorgregeling. Het is aan partijen om hierover zelf afspraken te maken.
Hoofdverblijf
2.24.
Op de mondelinge behandeling heeft de rechtbank geconstateerd dat nog geen beslissing is genomen op het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. Ter zitting heeft de man aangegeven hiermee in te kunnen stemmen.
2.25.
De rechtbank wijst het verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond toe.
Proceskosten
2.26.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen
1. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1]
2015, en,
2. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017,
hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vrouw;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de kinderen in het kader van de zorgregeling gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- in de even weken van donderdagmiddag na schooltijd tot vrijdagochtend naar school;
- in de oneven weken van donderdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend naar school;
- gedurende de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen op de wijze zoals weergegeven onder rechtsoverwegingen 2.13. tot en met 2.22.;
verwijst partijen voor (jeugd)hulpverlening ten behoeve van de hiervoor genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Benjaddi, en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.