In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2023, betreft het een rekestprocedure over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2015 en 2017. De man en de vrouw, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben een complexe scheiding achter de rug, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming betrokken is. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 1 maart 2022 bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van de kinderen moet betalen en heeft de behandeling van verzoeken omtrent de contactregeling aangehouden in afwachting van de resultaten van een hulptraject.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2023 is gebleken dat er nog steeds weinig samenwerking en constructieve communicatie tussen de ouders is. De Raad heeft zorgen geuit over de spanningen tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in een hardnekkig patroon van strijd zijn verwikkeld, wat de ontwikkeling van de kinderen kan beïnvloeden. De Raad adviseert om een zorgregeling vast te stellen die de kinderen stabiliteit en voorspelbaarheid biedt, en heeft parallel solo ouderschap voorgesteld als een mogelijke oplossing.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de kinderen in de even weken bij de man verblijven en in de oneven weken bij de vrouw, met specifieke afspraken voor vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, toegewezen, omdat de man hiermee instemde. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank verwijst partijen voor verdere hulpverlening naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost.