In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of de huurder gehouden kan worden om herstelkosten na oplevering te voldoen. De eiser, de commanditaire vennootschap Spoortwee C.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in deze zaak niet bij naam is genoemd. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 21 december 2022, waarin Spoortwee de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren van een zware nicotine aanslag in het gehuurde pand na het vertrek van de gedaagde. Spoortwee heeft vervolgens diverse bewijsstukken overgelegd, waaronder foto's en facturen, maar de gedaagde heeft betwist dat deze bewijsstukken de staat van het gehuurde bij oplevering adequaat weergeven.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Spoortwee niet is geslaagd in het leveren van het gevraagde bewijs. De overgelegde foto's en verklaringen waren onvoldoende om aan te tonen dat er sprake was van een zware nicotine aanslag die het volledig schilderen van het gehuurde noodzakelijk maakte. De kantonrechter heeft daarom een deel van de vordering afgewezen, maar heeft wel een bedrag van € 102,34 aan buitengerechtelijke kosten toegewezen, evenals de wettelijke rente. De totale kosten die de gedaagde aan Spoortwee moet vergoeden, zijn vastgesteld op € 666,20, inclusief de wettelijke rente.
De uitspraak is gedaan door mr. Dijkman en is openbaar uitgesproken op 19 april 2023. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 876,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.